Lopende zaken 2020

Verhaal / 02.09.20

Kleine Rutabaga

Pomegranates

Sinds klimaatactivist Pomegranates weet dat zijn partner zwanger is schrijft hij hun ongeboren kind iedere week een brief. Over de wereld, het klimaat, de crises, en over Mama en Papa. Dit is brief 26.

Vere van der Veen

Kleine Rutabaga, je schopt en basketbalt en doet aan ochtendgymnastiek. Je zwemt, danst, drumt, je doet het goed, zegt Mama. Je bent een levendig ventje, denkt Mama.

Kleine Rutabaga, een aantal weken maanden geleden kwam ik verschillende lijsten van vruchten en groenten tegen, het internet staat er vol mee. Ze worden gebruikt om de groei van een foetus te verbeelden en volgens die lijsten ben je inmiddels een Rutabaga. Ik heb geen idee wat dat is, maar het klinkt wel goed, exotisch, mysterieus. Het is vast en zeker een vrucht uit Latijns-Amerika of Afrika, ergens ver weg, zo gaat dat hier.

Er gebeurt hier een hele hoop, kleine Rutabaga, het zal je niet verbazen. Papa kan het niet bijhouden. Mijn handen typen niet rap genoeg, er gebeurt te veel. Iedere week probeer ik je een brief te schrijven, maar die brieven, die hebben daarna nog wat aandacht nodig, die zijn niet meteen leesbaar, helder, krachtig, en dat is wat Papa wil dat de brieven worden. Ik wil je niet opzadelen met een warrig verhaal, ik wil je niet vermoeien met twijfel of schaamte of onzekerheid. Dat zijn geen dingen die je in de 21ste eeuw gebruiken kunt.

Kleine Rutabaga, ik wilde je over de opstand in Minneapolis vertellen. Papa vindt opstanden heel interessant, maar ik wil je ook graag een bloederige, slijmerige, vermoeiende brief over bevallingen schrijven, want dat is wat bevallingen zijn en jouw bevalling komt steeds dichterbij. Papa denkt dat het een mooi contrast op kan leveren met de brieven over Shell of antiracisme. Ik denk dat ik zo de complexiteit van het leven kan vatten, dat ik kan laten zien hoe bizar het is dat we van het ene naar het andere geslingerd worden. Van rationeel naar onderhuids naar primair. Van gierig naar structureel naar alles-overstijgend. Van bloederig naar bloederig naar bloederig. Wat denk jij, kleine Rutabaga? Wil je zo’n brief lezen?

Papa wist niks van bevallingen en ik ben daarom maar bij vrienden te rade gegaan. Van alle vrienden die Mama en Papa tot nu toe hebben gesproken waren M en X het slechtst voorbereid. Ondanks dat M in de vrouwen-vertellen-industrie werkt wist ze niet wat haar te wachten stond, het blad waar ze zelf voor schrijft had ze niet gelezen. M is een eigenwijze dame. Maar M is ook goed in verhalen vertellen, in overdrijven, in dingen mooier of lelijker maken dan ze zijn en toch, zei ze, was van haar bevalling geen woord gelogen. Het was een hel geweest, een nachtmerrie, ze had het diep en diep onderschat. M dacht dat ze het wel even kon fixen, zelfverzekerd en eigenwijs als ze is, mits de antidepressiva werkt. Miljarden vrouwen hebben het al miljarden keren gedaan, dacht ze, wij oervrouwen kunnen dat soort dingen. Maar op het moment dat het zo ver was scheet ze in haar broek en schold ze X de huid vol, totdat deze dik en opgezwollen en er stil van werd. Met een vette prik in haar rug en een groot mes in haar buik moest hun kleine Rutabaga ter aarde komen. En kleine Rutabaga, ik kan je vertellen, M en X zijn niet de enige die hun kindje zo hebben zien verschijnen. Mama en Papa kennen vele verhalen van bevallingen waarbij een mes te pas is moeten komen. Zoals het verhaal van Y en S, wiens Rutabaga niet op de juiste manier wilde gaan liggen. Want kleine Rutabaga, je moet met je hoofd naar beneden gaan liggen, heel belangrijk, hoor je me? Nu nog niet, nee, over twee maandjes maak je het jezelf en Mama en Papa een stuk makkelijker als je ondersteboven gaat hangen, dan glijd je zo, head first, naar buiten. Maar de kleine Rutabaga van Y en S wilde dat niet of wist niet dat dat de bedoeling was. Y had hem geen brieven geschreven, misschien was dat het. Al dacht S zelf dat ze hun kleine Rutabaga te veel over zijn bolletje had geaaid. Ze dacht dat hij het zo lekker vond met het hoofd naar boven, dicht bij zijn Mama die hem de hele tijd lieve woordjes toefluisterde, dat hij daarom niet draaien wilde. Draai maar mijn liefste, zei ze, draai alsjeblieft draai, kom op draai, godverdomme draai, maar het mocht niet baten. Ze hadden geduwd en getrokken en ze hadden ijs op de bovenkant van de buik gelegd en een warme kruik aan de onderkant, S had op haar kop gestaan, maar niets had geholpen, hij gaf geen krimp. Het kindje bleef in stuit en S werd er moe van, angstig, paniekerig. De bevallingsdatum kwam steeds dichterbij. Haar lichaam trok haar naar beneden. De kilo’s die ze al had en de kilo’s die daar bij waren gekomen vielen haar zwaar, maakten haar instabiel, ze kon niet goed meer denken: mushy werden haar hersenen. Ze wist niet meer wat ze wilde, ze wist niet meer wat ze moest. En Y, die wist ook niet wat zij wilde en hij wist niet wat hij moest. Niet eerder had hij een kind gekregen, niet eerder had hij S zo gezien. Stil, zacht en verlegen als hij is, zij vurig, lukte het hem niet haar te kalmeren. Het lukte hem niet zijn vrouw en hun kleine de weg naar het gezin te leiden, daar waren anderen voor nodig, mensen die er voor gestudeerd hebben, die weten hoe ze een stuk huid open moeten snijden, die weten hoe je een snee in een spier zet zonder die spier kapot te maken, die weten hoe diep je door de baarmoederwand heen moet gaan zonder daarna ook in het zachte hoofdje van het kindje te prikken, dat wisten Y en S allemaal niet. En Y en S wilde het ook niet weten. Y stond buiten sigaretten te roken en zijn handen te wassen en zijn handen te wassen en sigaretten te roken, terwijl S lag te slapen, met haar grote, dikke buik omhoog, in een kamer steriel en koud, haar lijf en kleine Rutabaga warm, het gereedschap koud en de buik opengesneden omdat het ritme van het hartje van hun kleine Rutabaga was gezakt totdat zelfs de doctoren het niet leuk meer vonden. En toen ze met hun handen in plastic handschoenen de buik van S opentrokken zagen ze waarom het hartje was gezakt: de navelstreng was niet één, niet twee, maar vier keer om het halsje van het kind gewikkeld. In alle onrust van de handen en voeten van mama en papa had het kindje zich als een tolletje in de navelstreng gewikkeld en nu, terwijl mama vredig lag te slapen en papa zijn handen waste, kneep deze navelstreng, dat wat leven moet geven, zijn nekje dicht en kreeg het kindje geen zuurstof meer. Als een van de vrouwen die ervoor gestudeerd had de navelstreng niet door had geknipt, het levensspul er niet uit zou zijn geklotst en als een openstaande tuinslang de operatiekamer onder zou hebben gespoten, dan zou… Vul verder zelf maar in, kleine Rutabaga. Maar het hartje kwam weer op gang, de kleine Rutabaga werd er uit getrokken en in de handen van een aio - arts in opleiding - gedrukt: wassen. En daar en toen zag kleine Rutabaga van Y en S het harde licht van de tl-bakken op zijn natte bolletje glijden, strijken, als was het een schilderij van Vermeer, maar dan in 3D, HD, 21st Century. Ja kleine Rutabaga, zo gaan die dingen hier. En nadat de doctoren S weer dicht hadden genaaid, eerst de baarmoeder, daarna de spieren recht leggen en daarna de huid, als een deken en nog een deken en nog een deken en S weer wakker was geworden en Y zijn handen had gewassen en het arme kind in zijn armen was gelegd, waarna het begon te krijsen als een fontein, omdat de smerige lucht van de sigaretten van zijn Papa niet de geur was waar deze kleine Rutabaga maanden over had gedroomd, niet de geur was waar hij direct na de helle gang mee geconfronteerd zou willen worden, werd deze kleine Rutabaga aan de tiet van S gelegd, maar de tepel, dat puntje van die grote berg, wat later slechts de tip of the iceberg bleek te zijn, wilde niet tevoorschijn komen. Het mondje van deze kleine Rutabaga, twee centimetertjes breed, kon die uitgesmeerde tepel, dat spiegelei waarvan het eigeel doorprikt was niet vinden. Weken hebben ze geprobeerd met zijn allen die tepel te vinden, maar S was moe, van de stress van de stuit van de operatie van haar eigen gewicht van Y die maar handen rookte en rookte en sigaretten waste en waste en, kleine Rutabaga, ik weet niet wat het is, maar er gebeuren daar tussen moeder en kind bijzondere dingen. Soms worden de moeders gek van gedachten, uitgeput als ze zijn kunnen ze niet helder meer denken en gaan ze dingen denken waarvan niemand wil dat ze die denken. Ze denken dan bijvoorbeeld dat als ze het kindje, de wurm, geen borstvoeging kunnen geven hun relatie met het kindje, de wurm, niet goed zal zijn. Ze denken dan dat ze hebben gefaald als ze niet zelf, via het geboortekanaal, maar anderen, met een mes, het kind op aarde hebben gezet. Ze vergeten dan dat zij het waren die het kind negen maanden hebben gedragen, dat zij het waren die het zaad van de vader de juiste kant op hebben geleid, dat zij het waren die de foetus dag na dag te eten hebben gegeven, dag na dag gedragen hebben, groot hebben gebracht. Maar op het moment dat het kindje die tepel niet kan vinden zijn ze dat allemaal weer vergeten, dan is die verdomde tepel het enige wat telt, dan is het plastic hulpstukje een teken dat ze incompetent zijn, dan denken ze dat ze tekort schieten, dat er tussen hen en het kind een gapend gat zal groeien, dat er iets tussen gestoken is, als een dikke wand waar niet doorheen te kijken of overheen te schreeuwen valt. Ja kleine Rutabaga, mama’s kunnen zichzelf in die eerste periode na de bevalling helemaal gek maken. Slaaptekort, hormonen, stinkende sigaretten van papa, herinneringen aan hun eigen geboorte, Papa weet niet wat het is.

Maar wees niet gevreesd, kleine Rutabaga. Gelukkig gaan bevallingen soms ook gewoon goed. Zoals bij A en L, waar de rollen toevallig precies omgekeerd zijn. Daar is het de papa die je de oren van je hoofd lult en de mama die achter de schermen de touwtjes in handen heeft. Zij is de stabiliteit zelve, hij de bipolaire wip. Ze wonen op zes hoog achter, A en L, en de dag dat de weeën begonnen waaide het als een malle. Papa weet eigenlijk niet wat weeën zijn en hoe die gevoelens in de buik van de mama’s ontstaan. Ik geloof dat het is alsof de kleine Rutabaga de mama in de buik begint te kietelen omdat zij of hij of hen zin heeft/hebben naar buiten te gaan. Hoe dan ook, op de dag dat dat allemaal bij A begon, die dag waaide het als een malle. Het was begin december, buiten was het koud en het werd vroeg donker. Maar omdat het waaide zou de brandweer, die mannen met die rode bussen en lange ladders of elektronische kastjes waarmee ze zwangere vrouwen op brancards naar beneden tillen, op die dag dat hun Rutabaga A begon te kietelen kon de brandweer niet zes hoog komen. En dus moesten ze het alleen doen, thuis bedoel ik, en dat ging heel snel. De opening waar hele watermeloenen doorheen moeten, het gat van A, groeide gestaag. Zeg maar te gestaag. Tien centimeter moet dat gat worden en soms gaan er uren overheen voordat het zover is, maar bij A schoot het binnen een mum van tien minuten van vier centimeter naar tien centimeter. A had er zin in, die wilde hun kleine Rutabaga er uit poepen als was het om door te spoelen. Haar vagina zette ze wagenwijd open. L zag A in een reptiel veranderen, zijn woorden. Staand en in bad en hangend aan de deur en op de keukentafel, het hele huis ging ze rond met die bal tussen haar benen, terwijl de vroedvrouw het hartje van het kindje in de gaten hield, dat zakte. Blijkbaar doen hartjes dat bij bevallingen, die zakken. Bel nu de ambulance! zei de vroedvrouw tegen L. Als de ambulance er is moet de kleine Rutabaga er zijn. Dat ware niet haar woorden, wie heeft het op zulke moment over een Rutabaga, niemand, en L belde de ambulance, die tien minuten later voor de deur stond, maar toen was het al gebeurd, toen had A al geperst en geperst en geperst en geschreeuwd, en dat in december. Terwijl L met zijn grote mond en zijn kleine hartje stond te kijken, perste A, maar het ritme van hartje zakte. Het ging niet goed, dus geef me die schaar verdomme geef me die schaar, schreeuwde de vroedvrouw naar L. Welke schaar? Het was zo snel gegaan, A had haar vagina zo snel geopend, was zo klaar geweest met het dragen van de kleine Rutabaga dat de vroedvrouw haar spullen nog niet uit de tas hadden gehaald en L geen idee had welke schaar. Pak die schaar, schreeuwde A en L pakte een schaar, het maakte inmiddels niet meer uit welke het was en de vroedvrouw knipte, terwijl de deurbel ging en L hoorde Pang, als een elastiek, A scheuren. JAAAAA! Een beer van een vent stond in de deuropening. En deze kleine Rutabaga zag geen tl balken of donkere hemel op een decemberdag, terwijl L stond te janken als een kind, en de beer van een vent stond te janken als een kind en de vroedvrouw schreeuwde naar L, zet water op, nu, vul de kruiken! En L vulde de kruiken met zijn warme tranen en kreeg zijn kind in zijn handen geduwd, terwijl A bloedde en bloedde, de lakens als in een film op tv. En de beer van een vent met zijn wangen nog nat stelde voor kleine A naar beneden te tillen, zes hoog, naar het ziekenhuis om dichtgenaaid te worden, want van al dat genaai en genaai komt genaai en genaai, maar de reptiel zei dat ze wel kon lopen met haar benen wijd, het vocht naar beneden als was het regenwater op een druilerige decemberdag, zes hoog, terwijl hun kleine Rutabaga in de armen van zijn papa dacht, wow, het moet niet veel gekker worden, maar hij realiseerde zich niet dat dit nog maar het allereerste begin van zijn leven, van zijn wereld, van zijn eeuw was waar hij nog niets, helemaal niets van had gezien, want zijn ogen waren dicht en Papa dacht gelukkig maar.

Pomegranates is klimaatactivist.

Meer van deze auteur