Lopende zaken 2022

Verhaal / 31.08.22

White Musk

Mira Aluç

Aanvankelijk zou het voor een jaar zijn, maar op de ochtend van het eerste jubileum zet ik koffie, ruim ik de vaatwasser uit en volg de rest van de ochtendroutine die ik het afgelopen jaar heb geperfectioneerd zodat ik niet meer hoef na te denken over wat ik aan het doen ben. Het is op dagen als vandaag oké, omdat ik sluimer, in de passieve stand blijf hangen en ik mezelf voorhoud dat het zo beter wordt, dat het op deze manier vol te houden is. Onder het balkon van ons appartement klopt een werkster in de tuin van de buren een vloerkleed uit. Het is een rustige buurt. Alleen op dinsdag is er lawaai rond het middaguur als een vuilniswagen de smalle bocht naar de achteringang van ons appartementencomplex moet maken en luid toetert om anderen in zijn dode hoek te waarschuwen.

Mensen, vrienden en familie vragen hoe het hier is. Ze vragen ‘hoe is het daar?’ en verwachten een diepteanalyse van de sociale ongelijkheid of verhalen over avontuurlijke weekendexcursies, maar ik kom niet verder dan ‘het is’. Ik weet niet of het hier goed is, want ik moet denken aan de dagen die ik alleen thuis doorbreng en aan de gekookte kikkererwten die ik één voor één van hun velletje ontdoe om de uren te vullen. Ik denk aan de groenteboer bij wie ik boodschappen doe en die mij vorige week herkende als vaste klant en een grap maakte over dat ik elke week kom voor vier bossen snijbiet. Ik woon hier, waardoor ik over dít hier niet meer kan zeggen dan het is.

In de gootsteen staan twee bordjes met lege koffiekoppen erop. Daarnaast liggen messen waar boter en pindakaas aan kleven. Ook al is er de vaatwasser, ik blijf de afwas in de gootsteen zetten alsof ik van plan het met de hand te doen. Het is een tussenstop in het huishouden. Onder het afvoerputje zit een voedselrestenvermaler die alle koffiedik, groenteschillen, citroenpitten en verspilde rijstkorrels vermaalt voor ze in de afvoerpijp verdwijnen. Het knopje zit naast de gootsteen, maar ik gebruik het nooit. Ik ben doodsbang dat mijn vingers erin vast komen te zitten en dat dan plots op onverklaarbare wijze de bladen van de vermaler beginnen te draaien. Ik schud mijn hoofd om de gedachte kwijt te raken. Ik vis het natte bestek uit de bak en open de klep van de vaatwasser. Na de messen zet ik de borden en koffiekoppen in het rek. Er zit pindakaas aan mijn vingers en ik was mijn handen.

Met het opruimen van de ontbijtborden eindigt mijn ochtendroutine en strekken de eindeloze middaguren zich voor me uit. Twee uur ’s middags is het akeligste moment van de dag. Dan is de dag op de helft en kan het twee kanten op gaan; er nog iets van maken voor die paar uur tot het avondeten of de dag als verloren beschouwen. Om het dode tijdstip te vermijden neem ik een taxi naar het dichtstbijzijnde overdekte winkelcentrum. De stad is aangelegd in een raster. Verticale, genummerde straten kruisen met horizontale lanen die vernoemd zijn naar lokale boomsoorten. De taxi rijdt 22nd Street af en passeert Pine, Cypress en Oak. Het winkelcentrum is een complex gebouwd aan het begin van de jaren ’90 en doet me met zijn rotstuintjes en fonteinen denken aan een tropisch zwemparadijs. Ik slenter door de lange gangen en loop winkels in en uit zonder naar iets specifieks op zoek te zijn. In het midden van het pleintje met eetkramen zitten een paar jongens en meisjes op de grond. Drie van hen hebben gitzwart geverfd haar en donkere kohlranden om hun ogen die schril afsteken bij hun witte huidskleur en blauwe ogen. Ik blijf stilstaan om naar ze te kijken. Uit een draagbare speaker in een opengeritste rugzak klinkt harde muziek. De zanger is onverstaanbaar, hij lijkt eerder op muziek te schreeuwen dan te zingen. In het midden van hun kring staat een grote, halflege fles sportdrank. Ze doen niet zoveel, praten en zitten. Hangen. Een van de meisjes heeft door dat ik naar haar kijk. Ik glimlach vriendelijk naar haar om te laten weten dat ik het niet kwaad bedoel en zij zegt iets tegen de jongen die naast haar zit. Opeens valt de groep stil en draait iedereen zich naar mij om. Sommige gezichten onder de zwarte, sluike haarlokken staan vijandig. Ik draai me gegeneerd om en loop verder. Bij The Body Shop koop ik parfum. Het is White Musk, een geur die mijn moeder ooit cadeau kreeg en waarvan ik het lege flesje in mijn kinderkamer op een plastic speelgoedkaptafel bewaarde. Bij een luxe parfumerie koop ik lippenstift in een roodschakering die ik jaren eerder elke dag droeg totdat het stompje kleurstof was weggesleten en ik alleen nog de lege huls over had.

Thuis haal ik de lippenstift uit het zwarte kartonnen doosje met gouden letters. De verpakking, het bonnetje en de gratis foundationproefjes gooi ik weg. Ik haal de dop van de huls en draai de stift omhoog. In de badkamerspiegel kleur ik mijn mond in en ga net te ver over één kant van mijn bovenlip. De boog van mijn linker mondhoek zit hoger dan de rechter. Met de lippenstift op herken ik mezelf in de reflectie van het treinraam onderweg naar het Rijksmuseum op een koude winterdag, maar mijn gezicht is minder vol en de lijnen van mijn neus naar mijn mondhoek lijken harder. Een vriendin die ik hier ontmoette op de jaarlijkse bedrijfsborrel zegt dat ouder lijken begint met er altijd vermoeid uitzien. Je draagt make-up om de vermoeidheid te verbergen, totdat je elke dag make-up draagt omdat je degene zonder make-up niet meer herkent, niet meer als jezelf beschouwt. Ik spuit het parfum op en wil weten wie ik ook alweer was geweest voordat ik hier kwam. Alle mooie kleren die ik hiernaartoe heb genomen passen nog, maar ik trek ze niet aan. In de onderste lade van de kast ligt een wit badpak. Nooit gedragen. Toen ik mijn grootvader vertelde dat ik met mijn vriend meeging voor zijn nieuwe werk in een provinciestad in Noord-Amerika zei hij dat ik vooral veel moest afwassen en jurken moest dragen. Het badpak ligt ongebruikt in de lade, het ruikt nog naar de kast in ons oude huis. Ik val terug op mijn huiskleren, de uitgelubberde sportleggings en de witte onderbroeken met vervaagde menstruatievlekken in het kruis. Deze kleding was al verwassen toen ik ze in een verhuisdoos stopte, maar is nu bijna versleten. De kleine onverklaarbare gaatjes in zwarte T-shirts stop ik niet meer. De gaten worden steeds groter en de stof wordt met het vele malen wassen dunner en doorzichtiger om ten slotte uit elkaar te vallen. Ik denk aan vrouwen in de negentiende eeuw die hun man naar de toenmalige kolonies volgden en na terugkomst een paar jaar later niet meer wisten wat ze aan moesten trekken. Ze wisten niet meer wat modieus was als ze ter verwelkoming op een salon in de Archipelbuurt in Den Haag werden uitgenodigd.

Als kind had ik nooit heimwee. Bij slaappartijtjes van vriendinnetjes vroeg ik mijn moeder of ze weg kon gaan terwijl ze nog met de andere ouders aan de koffie zat. Het gevoel komt onverwacht, als de hittegolf van afgelopen zomer, de regen en overstromingen in november en de sneeuwstormen tussen kerst en oud en nieuw. Ik zet water op voor thee en zoek op mijn computer naar muziek om af te spelen. Ik ga door de lijsten met artiesten en albums, compilaties voor gelegenheden als soulful dinner en Sunday afternoon. Ik zoek naar iets dat me kan raken. Ik ga van pagina naar pagina en klik willekeurig op de suggesties die het programma aanbiedt, maar vind niet wat ik zoek. Alle muziek die ik mooi vond, voelt hier afgespeeld in een vacuüm. Binnen de vier muren van het appartement raakt het niet aan mijn dagelijks leven volgens een dwangmatige routine. De waterkoker slaat af. Ik laat de muziek doorspelen en zet thee in de keuken. De muziek gaat over naar een nummer dat ik al jaren niet heb gehoord, maar waarvan in de eerste seconden direct de naam, artiest en eerste zinnen van de tekst me te binnen schieten. De herkenning is als het tegenkomen van een oude scharrel, ongemakkelijk vertrouwd en met een lichte schaamte. Het is geen goede muziek en ik oordeel over mijn vroegere zelf die er vele uren naar heeft geluisterd op een blauw geschilderde kinderkamer met een behangrand vol pastelkleurige pony’s. Toch zet ik het nummer niet af. In tegenstelling tot de muziek die alleen de woonkamer opvulde, lijkt dit wel tot me door te dringen. Ik voel geen ergernis meer, maar een warmte, een vertedering naar mijn vroegere zelf. Ik ga op de bank zitten, trek mijn benen op en laat de hete theebeker in mijn handen steunen op mijn knieën. Wanneer het nummer afgelopen is, begint een volgende te spelen dat ik ook herken. Ik glimlach in mijn lege huiskamer. Het algoritme van het muziekprogramma heeft me door. Naast vertwijfelde trophy wife ben ik ook gemakkelijk te rubriceren als tiener vol weltschmerz. De warmte en vertedering die de muziek me geeft, grenst aan misselijkheid. Dat is mijn schaamte en mijn irritatie komt terug. Waarom luister ik naar deze slechte muziek terwijl ik bijna dertig ben? Omdat ik net als toen wachtte totdat mijn leven zou beginnen. Toen het leek alsof ik iemand anders kon zijn als ik me anders kleedde en het ponybehang van de muren pulkte. Ik vraag me af of het veertien jaar geleden minder gecompliceerd was dan nu. Nostalgie is lichter te verteren dan de keiharde heimwee van de afgelopen maanden en gemakkelijker bij me te dragen dan het constante gezeur in mijn achterhoofd dat plots verhevigt op een dinsdagmiddag in een stille buitenwijk. Ik ben misschien nooit ouder geworden dan de jongens en meisjes op de grond van het winkelcentrum. Ik zet mijn theekop neer. Er zitten lippenstiftresten op de rand. Ze zitten er nog als ik de volgende ochtend de beker uit de schone vaatwasser pak. Met een schuurspons poets ik boven de gootsteen de rode reststrepen van het aardewerk. De lippenstift leg ik bij mijn witte badpak in de lade. Voor als we hier weggaan, voor als we terugkomen.

Mira Aluç (1993) schrijft korte verhalen en beschouwingen. Haar werk is sinds 2015 verschenen op Mister Motley, in Streven, De Revisor en De Gids en werd meermaals gepubliceerd op DIG en in Tirade. In 2020 werd haar verhaal Backspace opgenomen in Rebel, Rebel, de bundel van Uitgeverij Prometheus ter gelegenheid van de Boekenweek. Voor de podcast Sprekende Letteren maakte ze de aflevering Balkon. Van november 2020 tot april 2022 woonde ze in Vancouver, Canada.

Meer van deze auteur