Sorry seems to be the hardest word, zong Elton John, maar geen woord dus over wat het pijnlijkste zou kunnen zijn. Of misschien is dat het juist wel, het pijnlijkste: geen woord meer, maar stilte, dodelijke stilte aan de andere kant van de tafel, de lijn, het glas, als bevestiging van een vreselijk vermoeden, ‘oké, zeg maar niets meer’. Zo pijnlijk wordt het niet altijd, maar wel vaak erg genoeg, helaas, ook als er wel woorden vallen: de verkeerde woorden op het verkeerde moment, van geschamper tot woorden die als hagelstenen op onze rug neerdalen, giftige woorden – weg ermee. Over gif gesproken, er is ook nog een andere kant, geen hele wang misschien, maar toch. ‘Words kill, words give life,’ zegt koning Salomo in een Engelse vertaling van het Oude Testament, ‘they’re either poison or fruit – you choose.’ (Spreuken 18:21) zo gesteld, met die dwingende nadruk op you (jou, mij), komt de lat voor ons incasseringsvermogen wel erg hoog te liggen, bijna onmenselijk hoog. Het ideaal van de ware onschuld – niet alleen niet kwetsen maar ook niet gekwetst kunnen worden – is alleen heiligen en verlichten gegeven. Misschien dat de draai die de Nederlandse versie aan de waarheid geeft net iets behapbaarder is: ‘Dood en leven zijn in het geweld der tong, en een ieder die ze liefheeft, zal haar vrucht eten.’ Alleen al de schoonheid, de kracht en de nagalm van dat ‘geweld der tong’ op zich – daar zijn bergen mee te verzetten.

Wat er precies is gebeurd en hoe en wanneer, ik weet het niet, er is nogal wat tijd overheengegaan, maar op de een of andere manier is onze ooit zo innige band met het woord (en daardoor ook met de wereld) ernstig verstoord geraakt. Het zal begonnen zijn met een plotseling opgekomen en hardnekkig gebleken angst voor ‘grote woorden’, vooral als ze iets tot uitdrukking brengen waar ons denken nog niet aan wil, die geleid heeft tot het opzeggen van ons vertrouwen in woorden in het algemeen. Behalve dat ze ons voortdurend met uitgestreken smoel staan te beliegen en te bedriegen blijken ze ons, als we niet uitkijken, ook elk moment enorm te kunnen kwetsen. Zeg me uw pijnlijkste woord en ik zeg u wie gij zijt – het zou een gezelschapsspel kunnen zijn, zoiets als Truth or dare?, maar dan anders.

Beter dus om ze allemaal preventief op te sluiten in ‘taalspelen’ – waarin woorden weliswaar functioneren als basiseenheden van het bewustzijn, maar tegelijkertijd apart worden gehouden van de dingen zelf, en dus van de waarheid. (‘Apart’! Hebbes, míjn pijnlijkste woord!) En daarmee: verbannen dus ook, het woord als verbindende kracht: de engel in het woord die soul to soul de boodschap overbrengt, wat die ook is – buiten gezet, prop in de mond, met stomheid geslagen.

Als het waar is wat de Bijbel zegt, en de keuze qua geweld van de tong geheel aan ons is, laten we er dan voor zorgen dat de engel in het woord haar stem terugkrijgt, en zo nieuwe betekenis geven aan wat pesterige jongens vroeger bij mij in de straat altijd zeiden wanneer iemand niet goed uit zijn woorden kon komen: ‘Ja, toe maar, zíng het maar!’

Roel Bentz van den Berg (1949) studeerde filosofie. Behalve schrijver was hij ook radiomaker bij het VPRO-programma De Avonden en medewerker van NRC Handelsblad. Van zijn hand verschenen meerdere essaybundels, waarvan Zapdansen (2005) de Jan Hanlo Essayprijs Groot kreeg. In 2016 verscheen zijn meest recente roman Het naderen van een brug. 

Meer van deze auteur