Redactioneel
Linda stelde zich voor als de directeur van Alles & Iedereen, al leek het uitzendbureau, dat de voordeur deelde met een verlaten makelaarskantoortje, hem eigenlijk te klein voor welke functiedifferentiatie dan ook. In het spaarzaam verlichte hok zag Philip een keukentje, een bureau dat ook een keukentafel zou kunnen zijn en een stellingenkast met honderden ordners. Achter een gordijn ontwaarde hij de contouren van een matras. In de veronderstelling dat hij bij alle uitzendbureaus was geweest, probeerde hij zichzelf al enige tijd te verzoenen met het vooruitzicht dat hij zijn hypotheek niet meer kon betalen en zijn huis kwijtraakte, maar via een oud-collega was hij op het spoor gekomen van Alles & Iedereen dat met fondsen van de bijzondere bijstand bemiddeling bood voor kansarme uitzendkrachten bij kansarme opdrachtgevers.
‘Wat kun je?’
Linda zat al achter haar laptop. Philip besloot zijn jas aan te laten en ging tegenover haar zitten. De wereld van introducties en inleidingen was niet meer en formaliteiten leken nu excessen uit een decadente tijd. Hij zei dat hij psychiater was, dat wil zeggen, een paar jaar geleden had hij zijn registratie bewust laten verlopen omdat hij toe was aan een nieuwe uitdaging die hij in het coachen had gevonden. Voor de oorlog was daar enorm veel vraag naar bij hogeropgeleiden, bij grote bedrijven, bij iedereen eigenlijk. Dat was wat hij ruim drie jaar lang met heel veel liefde had gedaan. Coaching.
‘Behangen?’
‘Behangen,’ zei hij. ‘Mogelijk. Ja.’
Hij draaide zijn handpalmen van zich af, spreidde zijn vingers en maakte een strijkende beweging. Het zouden heel goed de handen kunnen zijn van een behanger.
‘Je bent een harde werker? Je klaagt niet, improviseert waar nodig, houdt rekening met de wensen van de klant en gaat niet weg voor je een klus af hebt?’
Hij keek uit het raam naar de loodgrijze wolken. Je zweeft maar wat rond, bent altijd bereid de zon te blokkeren, houdt rekening met de wind en maakt graag mensen nat. Bij sollicitatiegesprekken kwam hij nooit goed uit de verf, maar Linda’s woorden beschreven precies de man die hij zou kunnen zijn.
Ze printte de opdracht en gaf hem een formulier met de naam Julia en een adres. Hij kreeg ook een Altijd & Overal-coupon waarmee hij bij een bouwmarkt aan de andere kant van de stad terechtkon voor acht rollen behang, een pot lijm en een kwast. Hij vroeg om een klein voorschot. Linda bleef naar haar beeldscherm kijken en het was alsof ze hem niet had gehoord. Hij voegde eraan toe dat zijn benzine bijna op was. Zijn stem kraakte alsof er kleine barstjes in zaten. Linda stond op en zei dat ze niet aan voorschotten deed. Pas nadat de klus door de klant voor akkoord was getekend, kon ze hem betalen. Dat waren de regels. Hij zei dat hij niets tegen regels had, integendeel, hij híéld van regels, maar hij had niet voorzien dat hij eerst nog naar de andere kant van de stad zou moeten rijden. Hij schaamde zich dat hij haar om een gunst moest vragen. Ooit bedroeg zijn uurtarief meer dan dat hij met dit werk in een dag verdiende en dat was nog voordat alles drie keer zo duur was geworden. Linda zuchtte en gaf hem een coupon voor vijf liter benzine. Die zou ze van zijn verdiensten aftrekken. Voor hij nog iets kon vragen, duwde ze de deur voor hem open en wees in de richting van waar ze hem wilde hebben. Het voelde alsof hij al te veel van haar tijd had opgebruikt. In de deuropening zei ze dat hij kon vertrouwen op de steun van Alles & Iedereen en dat ze hem steeds zou blijven helpen met het zoeken naar nieuwe opdrachten, mits hij goede reviews kreeg.
Hij reed naar Amsterdam-Zuidoost, naar een wijk die lange tijd gerenoveerd zou worden en nu alleen nog maar kon worden gesloopt. Hij stopte voor een vervallen benedenwoning met dichte gordijnen. Er werd opengedaan door een meisje van een jaar of vijftien.
‘De behanger,’ zei hij. ‘Ik kom voor Julia.’
‘Goeiemorgen,’ zei ze met een Oost-Europees accent. ‘Wij wachten al zo lang op alles en iedereen.’
Ze heette Olga en haar moeder was aan het werk. In roze sloffen en een grijs trainingspak, dat ook een pyjama zou kunnen zijn, liep ze voor hem uit naar een verduisterde ruimte. Hij trok de gordijnen open. Stof dwarrelde door een brede baan zonlicht. Op de betonnen vloer stond een doorgezakte bank en in de hoek lag een kaal matras. De muren voelden klam en plakkerig. Hij zakte door zijn knieën en bekeek de zwarte schimmel die vanaf de vloer tegen de muur opkroop als een kwaadaardig waas. Hij riep Olga, maar die bleef op het matras liggen, rekte zich uit terwijl ze naar haar telefoon bleef kijken, geïrriteerd dat hij haar afleidde, dat hij niet meteen aan het werk ging, dat hij daar überhaupt was. Hij vroeg hoe lang het vochtprobleem al bestond, hoe lang zij daar woonde, waar ze daarvoor woonde. Ze schudde enkel haar hoofd, alsof ze belaagd werd door een zwerm vliegjes.
Hij belde Linda. Toen hij zijn naam noemde, hoorde hij haar zuchten. Ze sprak langzamer en luider dan tijdens hun kennismaking. Of hij begreep dat hij niet de enige uitzendkracht was? Ze had geen tijd om hem de hele dag te woord te staan. Hij vroeg of ze van het vocht wist in de muren, de schimmel, de scheuren en dat er een deel moest worden gestuct voor er kon worden behangen.
‘Luister,’ zei ze. ‘Dit is een eendaagse klus, dus reken maar uit wanneer het klaar moet zijn. Alles wat vandaag niet afkomt, kun je in je eigen tijd afmaken.’
Hij zei dat hij haar wat foto’s zou sturen zodat ze kon zien hoe de muren eraantoe waren. Het bleef stil, alsof hij haar iets ongepasts had voorgesteld.
‘Alsjeblieft,’ zei ze. ‘Zeg gewoon dat je het niet aankunt, dan stuur ik iemand anders. Er zijn genoeg mensen die graag een kans krijgen om wat te verdienen.’
Voor hij nog wat kon zeggen, had ze opgehangen. Olga stond vlak voor hem met een rol behang in haar hand.
‘Deze kleur is fout,’ zei ze. ‘Roze. Het moet roze!’
Hij vroeg of ze gevlucht was voor de oorlog, al kon je die niet werkelijk meer ontvluchten omdat hij iedereen inhaalde. Olga zei niets, liet de rol uit haar handen vallen en ging weer op het matras liggen, het scherm van haar telefoon vlak voor haar gezicht.
‘Je moet vreselijke dingen hebben meegemaakt. Heb je last van nachtmerries? Herbelevingen?’
‘Tuurlijk,’ zei ze. ‘Wie niet?’
Hij zei dat dit soort klachten goed behandelbaar waren, als psychiater had hij veel ervaring met het behandelen van trauma’s.
‘Psychiater?’ riep ze. ‘Wij hebben een behanger besteld!’
Ze tikte op het scherm van haar telefoon en zei dat ze het uitzendbureau ging bellen. Snel riep hij dat hij óók behanger was, de laatste tijd alléén nog maar behanger, dat hij zich had omgeschoold, en vroeg haar of ze hem alsjeblieft een kans wilde geven. Het klonk pathetisch en hij probeerde niet naar zichzelf te luisteren. Sinds wanneer smeekte hij een kind om hem een kans te geven? Dit meisje was niet veel ouder dan zijn dochter en gedroeg zich zo onaangepast dat hij nu al te doen had met haar moeder.
Olga brak de oproep af, wees naar de muur en herhaalde haar eis: roze. Hij gaf toe, reed weer naar de bouwmarkt, ruilde het behang om, haalde gips, een emmer, een pleisterspaan, een plamuurmes en een fles met spul tegen schimmel. Hij zag het laatste geld van zijn rekening verdwijnen en vroeg om een bonnetje in de hoop dat het uitzendbureau de kosten op zich zou nemen.
Het dichtplamuren van de scheuren lukte redelijk, maar het stucwerk kreeg hij niet strak doordat het stuc te waterig was. Hoe meer hij eroverheen streek, hoe meer het golfde, als een zee die steeds woester werd. Het middel tegen de schimmel moest op een droge muur worden aangebracht en minstens een dag intrekken voor je kon behangen. Hij riep dat een van de vereisten voor de werkzaamheden was dat de verwarming aanstond, anders kon hij niets voor haar doen, maar zonder opkijken schudde Olga haar hoofd.
Bij gebrek aan een trap schoof hij de tafel tegen de muur, zette hier een stoel bovenop en toen hij daarop stond, kwam hij net tot het plafond. Hij smeerde lijm op de muur en plaatste de eerste baan behang. Bij het aandrukken van de volgende baan verschoof de stoel. Terwijl hij zijn balans verloor, stelde hij vast dat ook de tweede baan recht hing. In zijn val schraapte zijn scheenbeen tegen de rand van de tafel en hij landde met zijn heup en rug op de betonnen vloer. Hij dwong zichzelf meteen weer op te staan en negeerde de pijn. Het bloed liep over zijn scheenbeen in zijn sok. Vanaf het matras hoorde hij een hoog hinnikend geluid, als een veulen dat de slappe lach had.
Om zeven uur ‘s avonds was het donker. Drie van de vier muren waren nu roze. Zonder Olga iets te vragen, deed hij het licht aan, maar geen van de lampen brandde. Hij plaatste zijn telefoon in zijn borstzakje, zodat het zwakke licht de muur bescheen. Nadat hij eindelijk de laatste baan had aangebracht, werd de voordeur opengestoten. Een vrouw liep de kamer binnen met een zaklamp. De lichtbundel schoot over de muren als een snelle inspectie. Even dacht hij dat Linda hem kwam controleren, maar aan haar stem hoorde hij dat zij het niet was.
‘Wat hebben ze nu voor imbeciel gestuurd?’ zei de vrouw die Julia moest zijn. ‘Dit is toch niet paars?’
Ze riep iets in een taal die hij niet verstond. Het klonk alsof ze vloekte. Hij bekeek zijn werk. Een enkele baan was iets te kort, maar verder liepen ze allemaal tamelijk recht en sloten ze vrijwel naadloos op elkaar aan.
‘Sorry, maar het moest roze zijn. Dat zei je dochter.’
Olga lag nog steeds op het matras met haar telefoon en toonde geen interesse in het gesprek.
‘Olga is een kind,’ zei Julia. ‘Laat jij jouw kind het behang uitkiezen?’
Het behang dat zijn dochter zou kiezen was waarschijnlijk felgroen met grillige varens, bomen, een heel oerwoud met allerlei bizarre beesten. Hij stelde voor dat hij de volgende dag het paarse behang eroverheen zou plakken, maar Julia was al doorgelopen. Hij volgde haar naar de keuken, waar ze wat kaarsen aanstak. Ze bekeek hem en zei dat hij zijn broek kon uittrekken. Hij zag het bloed op zijn broekspijp en protesteerde dat het enkel een schram was. Hij tilde zijn been een stukje omhoog, alsof hij met deze beweging kon aantonen dat het niets ernstigs was. Julia herhaalde haar verzoek, maar nu klonk het als een bevel.
Hij zat daar in zijn onderbroek, zijn voet op de rand van de keukentafel terwijl Julia de wond inspecteerde. Het leek ernstiger dan hij had gedacht, of gehoopt. Een flink deel van zijn scheenbeen was ontveld en uit een forse snee net onder zijn knie sijpelde een dun stroompje bloed. Uit een la van de servieskast haalde ze alcohol, gaasjes en verband. De vingers van haar ene hand sloten om zijn enkel en haar andere hand kwam op zijn knie te liggen. Haar handen waren breed en krachtig, de trouwring smal, elegant en voorzien van twee kleine diamantjes. De alcohol brandde in de wond. Hij vroeg Julia of ze eronder leed, de oorlog, de vlucht naar Nederland, het leven hier.
‘Ik was chirurg,’ zei ze uiteindelijk. ‘Nu werk ik als naaister.’
‘Jij, chirurg?’ klonk het met een gnuivende lach achter hem. Olga droeg een zomers jurkje dat haar armen en schouders bloot liet en waarvoor het nu veel te koud was. Hij haalde zijn voet van tafel.
‘Blijf zitten!’ riep Julia. ‘Denk je dat je het beter weet? Ben je soms ook chirurg?’
Waarom kon hij niet gewoon zijn mond houden en moest hij haar per se uitleggen dat hij psychiater was? Olga kreeg meteen het verwijt dat ze hem had binnengelaten. Hij verdedigde haar, zei dat het niet Olga’s schuld was. Het uitzendbureau had hem ingezet als behanger en hij had wel degelijk eerst een cursus gevolgd. Wat hij er niet bij vermeldde was dat dit een onlinecursus was, of in ieder geval een bijzonder leerzame instructiefilm die hij onderweg had bekeken toen hij naar de bouwmarkt reed.
‘En je man, is hij… Is hij ook gevlucht?’ ‘De mannen vechten,’ zei Julia.
Nadat ze zijn onderbeen had verbonden, droeg ze hem op zichzelf antibiotica voor te schrijven. Ze zou liever niet zien dat de wond ontstoken raakte of dat hij gangreen kreeg, want ze hield niet van amputeren – en god mocht weten hoe lang ze dan nog met die roze muren zou blijven zitten. Olga plakte een pleister op het verband en vroeg of zij mocht helpen bij het amputeren.
Julia stuurde haar naar de woonkamer met de woorden: ‘Geniet nog maar even van je behang’, en pakte een flesje bier uit de koelkast. Voor hij kon protesteren – bier was inmiddels zo duur dat het voor de meeste alcoholisten onbetaalbaar was geworden – had ze al twee glazen ingeschonken. Verontwaardigd vroeg ze hem of hij dacht dat zij geen gastvrijheid kende. Ze kwam naast hem zitten, gaf hem een glas en hief het hare: ‘Dat het maar snel over mag zijn.’
Zo’n oorlog was het geworden, dacht hij. Je durfde niet meer op een goede afloop te proosten, alleen nog maar op een snelle. Julia zuchtte en staarde voor zich uit. Die week ervoor was haar man gewond geraakt bij een bombardement. Twee dagen geleden was hij aan zijn verwondingen bezweken. Ze had het Olga nog niet kunnen vertellen. Philip wist niet wat hij moest zeggen. Ze wees naar zijn been. Ze moest de wond nogmaals inspecteren, of het verband, dat verstond hij niet goed. In plaats van zijn broek weer uit te doen, trok hij de bebloede broekspijp omhoog en legde zijn been op de stoel naast hem. Ze zakte op haar knieën. Haar hand lag op zijn bovenbeen, terwijl ze bij het licht van een kaars het verband bekeek.
‘Het is goed,’ zei ze.
Ze legde haar hoofd in zijn schoot en automatisch kwam een van zijn handen op haar slaap te liggen. Haar gezicht ontspande, maar bleef zorgzaam en strijdbaar. Hij zuchtte. Kon hij iemand zijn die van haar hield? Haar ademhaling werd regelmatiger en dieper. Voorzichtig maakte hij zich van haar los zodat het leek alsof ze nu een van de tafelpoten omarmde. Hij liep de gang in. De deur naar de woonkamer stond open en het roze behang straalde iets warms uit. Olga zat op het matras, haar armen om haar opgetrokken benen, alsof ze zich zo klein mogelijk wilde maken.
‘Zegt ze dat mijn vader dood is? En dat ik dit niet weet?’
‘Hè?’ zei hij. ‘Hoe kom je daarbij?’
‘Altijd als hier een man komt, sterft mijn vader.’
‘Sorry. Je wilt dat ik wegga.’
‘Doe wat je moet doen,’ zei ze. ‘Maakt mij niet uit.’
‘Je ziet alleen maar het slechtste in mensen. Net als mijn vriendin, zij is ook zo –’
‘Je vriendin…?’
Het geluid dat ze maakte klonk alsof ze haar neus snoot, gevolgd door een ingehouden spotlach. Ze liet zich achterovervallen, kwam languit op het matras te liggen met haar voeten naar hem toe en het jurkje bedekte niet langer haar benen. Ze keek hem aan alsof zijn komst werkelijk tot de dood van haar vader had geleid.
In de keuken was Julia de tafel aan het dekken.
‘Ik hoop dat Olga je niet lastigvalt met haar avances?’
‘Als hier een man komt, sterft haar vader.’
Julia rolde met haar ogen. Het was twee keer vals alarm geweest, maar deze week had een vriend die hem al heel lang kende het lichaam van haar man geïdentificeerd. Ze gaf hem haar telefoon. Op het beeldscherm zag hij een foto van een man in uniform die languit op een tafel lag. Hij zag geen bloed en er ontbraken geen lichaamsdelen, maar het bleke, wasachtige gezicht liet geen ruimte voor twijfel.
‘Waarom vertel je het haar niet?’
‘Ja, waarom vertel je het mij niet?’ vroeg Olga, die nu in de deuropening stond. Snel deed ze een stap naar voren, griste de telefoon uit zijn hand, bekeek de foto en gooide het toestel op tafel.
‘Dat is Alexander niet!’
‘Wat weet jij ervan?’ zei Julia. ‘Je kent mijn man helemaal niet.’
‘Gaan we weer,’ zei Olga. ‘Alleen als het jou goed uitkomt, ben ik je dochter.’
‘De enige reden dat je hier bent, is omdat je helemaal alleen in de rij stond voor die bus. Je huilde alsof je het zieligste weesje ooit was.’
Olga kromp ineen en drukte zich in haar dunne jurkje tegen hem aan. Hij voelde haar beven en voor hij wist wat hij deed, wreef hij over Olga’s rug, alsof hij haar wilde behoeden voor onderkoeling. Hij keek voor hulp naar Julia, maar die liet niet blijken dat ze iets van zijn bezorgdheid begreep.
‘Voor die verpleegkundige van het Rode Kruis waren we even een aandoenlijk gezinnetje, omdat ze dit wicht anders naar de barakken stuurden en iedereen weet dat die weeskinderen daar nooit meer wegkomen. Nadat deze jongedame een kwartier met ons in de rij had gestaan, was ze ervan overtuigd dat mijn man werkelijk haar vader was. Nu wil ze steeds vaker met hem videobellen, ook als ik er niet ben, in dit soort jurkjes.’
‘Daarom zeg je dat hij dood is,’ zei Olga. ‘Je bent jaloers omdat Alexander mij mooi vindt. Je bent bang dat ik een relatie met hem wil, maar hij is voor mij gewoon een soort vader.’
‘Het gekke is dat ik erachter kwam dat Olga’s echte vader nog leeft. Hij wordt niet opgeroepen voor het leger omdat hij in de gevangenis zit. Vanwege een zedenmisdrijf.’
Olga lachte op een hartelijke, zelfs aanstekelijke manier, alsof Julia net een geweldige grap had verteld. ‘Ze verzint dat allemaal,’ zei ze. ‘Als je echt van iemand houdt, dan laat je die niet achter. Daarom moet ik terug. Omdat ik liever doodga dan dat ik verder leef zonder Alexander.’
‘Wat moet ik met dat kind?’ zei Julia. ‘Als ik werk, blijft ze hier de hele dag in bed liggen. Morgen komen er ambtenaren van de leerplicht en iemand van de kinderbescherming.’
‘Niemand gaat naar school, omdat de lessen online zijn,’ zei Olga. ‘Maar hoe kan ik die volgen als iemand steeds het wachtwoord van de wifi verandert?’
Hij probeerde zich los te maken, maar Olga had haar armen om hem heen geslagen en klemde zich vast. Met kracht duwde hij haar naar haar moeder, of de vrouw die dat zou kunnen zijn.
Julia tilde een zwartgeblakerde pan uit de koelkast en zette die op het fornuis. Terwijl ze in de pan roerde, leunde hij tegen het aanrecht. Olga stond bij de kast en at een stuk brood. Even voelde het heel natuurlijk dat hij daar was. Hij hoefde niets te zeggen en het was alsof hij daar heel vaak meeat, alsof hij er al jaren woonde.
‘Aan tafel,’ zei Julia. ‘Tijd om te gaan eten.’
Met deze aankondiging vond hij zichzelf weer terug in de werkelijke wereld waarin hij geen idee had waar hij het geld vandaan moest halen om ander behang te kopen. Hij stond op om zijn jas te pakken, maar Julia versperde hem de weg. Iedereen moest eten. Ook psychiaters.
Op de keukentafel stonden drie kommen soep en een stuk brood. De soep rook heerlijk en was gevuld met kip, aardappelen, uien en andere groenten die hij niet kon plaatsen. Het water stond hem in de mond en hij besefte dat hij de hele dag niets had gegeten. Julia pakte nog een flesje bier uit de koelkast. Hij liep naar de gootsteen en waste zijn handen met een paar druppels afwasmiddel. Wat viel er te bereiken met traumabehandeling en systeemtherapie? En misschien wat coaching? Hij bekeek zijn handen, waste ze nog een keer, maar kreeg de lijmresten niet weg. Het waren duidelijk de handen van een behanger.
Essay
Fragmenten over pijn – uit een der persoonlijke e-mailwisselingen tussen Jan van Mersbergen en Elte Rauch
Verhaal
Verzamelde fonteinen

Beeld
documenting the body
Poëzie
Uit ons bestaan
Essay
Omdat pijn zwijgt
Poëzie
zo ben ik geworden, ik had lang niks
Interview
Kerstcadeautje
Verhaal
Het eerste zonlicht
Poëzie
Een fjord van pijn
Verhaal
Een keurige leeftijd

Gidslezing
Mijn nauwelijks-Engels
Gidslezing
My Hardly English
Verhaal
Takotsubo!
Essay
Close Reading IX: je stelt voor (second line) - marwin vos
Kousbroeklezing
De kolonie mept terug
Verhaal
De achterstraten (romanfragment)
Poëzie
Mijn woestenij
Brieven
Briefwisseling Maria Barnas & Niña Weijers
Essay