Als redacteur begon ik meer dan twintig jaar terug creatief schrijven als vak te beschouwen. Ik wilde begeleid worden bij het creatieve schrijfproces. Waren mijn verhalen de moeite waard om in een breed Nederlandstalig gebied te publiceren? Over de oevers treden met mijn verhalen en niet alleen gelezen worden door mijn Surinaamse familieleden en vrienden was het doel. Ik had in 2002 de derde Kwakoe Literatuurprijs (Amsterdam) gewonnen en voor ik het wist kreeg ik de titel ‘schrijver’ opgeplakt en moest ik een podium op om voor te lezen. Ik voelde mij ongemakkelijk, omdat ik amper vijf teksten had gepubliceerd. Het verhaal verscheen in de Nederlandse krant Het Parool en de Ware Tijd, een lokale krant in Suriname. Tot dan corrigeerden neerlandici mijn teksten op formuleringsfouten en interpunctie, betrekkelijke voornaamwoorden en zo meer, maar zij boeiden mij niet. Ik was op zoek naar een échte schrijfcoach: iemand die mij kon lezen en beoordelen/begeleiden in de creativiteit. Het wilde idee om een instituut op te richten dat schrijvers zou opleiden, kwam puur uit die ene wens voort. Ik dacht dat er zeker nog wel mensen net als ik in Suriname rondliepen met diezelfde behoefte.
De Schrijversvakschool bestaat intussen vijftien jaar. Na zoveel jaren zou ik het allemaal al moeten weten. Nee dus! Elke groep, elke les, elke cursist is anders. Reacties van cursisten op specifieke schrijfoefeningen worden wel herkenbaar, je kan ze ‘categoriseren’, je leert anticiperen op bepaalde reacties, je ontwikkelt een bepaalde taalgevoeligheid en je herkent de stijl van een cursist en weet die aan te sturen. Althans, soms slaat je didactiek aan, soms weer niet. Het blijft een uitdaging: creativiteit halen uit de cursist en het kwartje laten vallen.

Er zijn een paar categorieën trainees die ik wil noemen. Ten eerste diegenen die zich schriftelijk redelijk goed weten uit te drukken: brieven schrijven, mails opstellen en een mini-essay schrijven. Bij de tweede categorie horen schrijvers die alle standaardzinnen van het Nederlands goed weten neer te pennen en alle taalregels voor goede zinsformuleringen hebben onthouden van hun tijd in de schoolbanken. 
Zij beginnen meestal met ‘Naar aanleiding van…’ De derde categorie is de groep die het meest te vertellen heeft maar moeite heeft zich correct in het Nederlands uit te drukken. (Het Surinaams-Nederlands is de taal waarin menig schrijver die in Suriname woont en werkt, denkt en dus ook schrijft.) Bij de vierde categorie horen mensen die zich verbaal goed weten uit te drukken, maar blokkeren als ze een pen in de hand of een toetsenbord voor zich hebben. Surinamers zijn geboren vertellers; zo wordt cultuur en traditie doorgegeven. Deze groep staart een uur naar het scherm, wachtend op de eerste perfecte zin. Dan heb je ‘de alwetende’, die al heeft geschreven, ooit gepubliceerd (veelal op social media) en complimenten voor haar of zijn schrijven beschouwt als erkenning van haar of zijn auteurschap. Soms komt deze dan bij mij terecht om te kijken of ik als redacteur iets in zijn of haar schrijven zie, of om het te verfijnen. Dan moet ik de ambtelijke kantoortaalschrijvers noemen, die bijna juridische taal gebruiken in zowel het spreken als het schrijven en door geen hond worden verstaan. ‘In den beginne…’ Deze groep schrijft vaak opsommende zinnen van minimaal tachtig woorden die je zes keer moet lezen om ze te begrijpen. En dan mijn favoriete categorie: de diehards; degenen die bereid zijn hun schrijfwijze aan te passen en de technieken die hun aangereikt worden uit te proberen en er daadwerkelijk iets mee doen. Deze cursisten of schrijvers blijven ook altijd produceren. Ze stoeien graag met hun creativiteit en laten zich coachen door de schrijfdocent. Deze schrijvers zijn niet bang om te schrappen of te herschrijven. Vijf, zes of soms zelfs tien keer. De nieuwe versie is meestal de betere, zeg ik dan.
In het eerste jaar van de Schrijversvakschool startte ik met een groep van tien personen. Ze waren allen boven de veertig. Men raakt ontgoocheld, onderschat de benodigde discipline en het herschrijven of men weet de tijd niet goed te managen met andere activiteiten. Schrijven is zelfs met talent niet gemakkelijk.

Komen tot een afgeronde tekst wordt flink onderschat. Voorafgaand aan de ‘personal coaching’ stel ik altijd wat vragen, als: Wat is de schrijfervaring? Hoeveel boeken lees je per maand? Hoe vaak doe je aan freewriting?’
‘Ik schrijf op kantoor ja, heel wat e-mails en elke dag vier berichten op Facebook maar alles zit in mijn hoofd.’ Wanneer ik vraag in welk genre de cursist specifiek begeleid wil worden, krijg ik niet altijd een helder antwoord. Ik raakte ooit in een discussie met een ‘kritische’ cursist bij essaywriting toen ik vertelde dat het perspectief altijd vanuit de schrijver is en dus in de eerste persoon. Deze cursist was het niet met mij eens en had internet afgespeurd om mij het tegendeel te bewijzen. Mijn telefoontje om het mondeling uit te leggen, werd geweigerd. Ik was geen goede docent. Ik gaf het op en merkte pas bij de uitgewerkte schrijfopdracht waarom het mis was gegaan. Elke zin begon met ‘ik’. De cursist wist niet wat werd bedoeld met schrijven in perspectief en de formulering vanuit de ‘eerste persoon’, waarbij het gebruik van het woord ‘ik’ niet noodzakelijk is. Het is stilistisch lelijk om dat constant te doen. Alle overige studenten hadden de opdracht wél begrepen. Helaas kwam deze cursist niet meer opdagen. Sindsdien ga ik er niet gevoeglijk meer van uit dat 25+-volwassenen (nog) weten wat ‘perspectief’ is. Mijn opmerking dat je dit op school in groep 7 leert viel niet in goede aarde. Zo krijg ik incidenteel nog wat naar mijn hoofd geslingerd. Ik mag toch wel verwachten dat een cursist die meedoet aan een schrijftraining uit zichzelf een woordenboek of encyclopedie raadpleegt als die iets niet begrijpt? Nou nee: het moet van mij, de docent, komen. Daar word ik per slot van rekening voor betaald.
Mijn collega-docent bij de Schrijversvakschool en ik noemen deze attitude er een van mentale luiheid. Alles moet met een dubbelklik gebeuren, als met de muis om een functie te activeren. Als dat voor mij als docent ook zou kunnen, zou ik daar flink gebruik van maken. Want dan zou de Schrijversvakschool elk jaar op zijn minst tien goede schrijvers voor Suriname opleveren.

Dit is de eerste aflevering in een reeks van zes van Ruth San A Jong over schrijven in Suriname.

Ruth San A Jong is schrijfster en directeur van de Schrijversvakschool in Suriname en geeft sinds 2008 lessen in creatief en literair schrijven.

Meer van deze auteur