Redactioneel
Kousbroek is mijn meest gepavoiseerde auteur: plakkertjes, post-itvelletjes, leesvaantjes. Door zijn boeken bladerend zie ik dat ik het vroeger kennelijk niet kon laten om veel van zijn zinnen aan te strepen. Zoals deze: ‘Schaamte, spijt en verlangen – dat zijn voor mij de emoties verbonden aan ons koloniale verleden, de meeste van deze is verlangen.’ (Het Oostindisch kampsyndroom, 7e druk, 2013, blz. 191)
Toen Kousbroek in februari 1992 te gast was in ons vpro-boekenprogramma – om over zijn toen net verschenen Het Oostindisch kampsyndroom te komen praten – vroeg ik hem naar dat verlangen: de beelden, de tropensensaties die hem het sterkst waren bijgebleven. Een vraag die ik van zijn redacteur Tilly Hermans móést stellen.
‘Eh, eh… dat weet ik niet meer.’
De schrijver van vloeiende zinnen klapte totaal dicht.
Op papier kon hij prachtig mijmeren over de opdampende geuren na een tropische regen en de smaak van schaafijs, maar er publiekelijk over praten vond hij kennelijk te beschamend. Ook in zijn essays over de kolonie Nederlands-Indië verkoos hij de strenge toon boven gezwijmel. Bij herlezing trof het me zelfs hoezeer hij de schaamte en de schuld grondiger heeft verkend dan het verlangen.
Al die strepen en papiertjes in zijn boeken zijn stille getuigen van een gesprek dat ik al jaren met hem voer – ook na zijn dood: ‘Ach, lieve Rudy, wat heb ik toch veel van je geleerd. Dat ik niet “jappen” moest zeggen, maar “Japanners”. Niet “concentratiekamp” maar “interneringskamp”. Elke vorm van leedconcurrentie moest ik wantrouwen.’
Kousbroek was allergisch voor zelfmedelijden en wars van een cultuur van slachtofferschap. ‘Slachtofferschap is in. Het verovert de wereld.’ (oik, 351) Om die reden lukte het hem ook nauwelijks te schrijven over het verblijf in zijn laatste kamp Si Rengo-Rengo. Hij was streng voor zichzelf en streng voor zijn Indische lotgenoten.
Natuurlijk erkende hij ‘de abominabele manier waarop de mensen uit Indië door de Nederlandse regering zijn behandeld’, maar dat was nog geen excuus om de feiten op te kloppen. Al besefte hij wel dat clichés en mythes een functie hebben: de mensen willen helemaal niet weten of ‘t echt waar is – het geeft betekenis aan hun leven en daarom houden ze eraan vast. Pogingen om iets ervan te ontzenuwen roepen alleen maar woede op, dan zijn zij ‘diep gekwetst’ omdat’hun lijden niet wordt erkend’. (oik, 437)
*
In zijn belangwekkende proefschrift De brandende kampongs van Generaal Spoor onderzocht de van origine Zwitserse historicus Rémy Limpach de geweldsexcessen van de Nederlandse soldaten die van 1945 tot 1949 werden ingezet om te strijden tegen de Indonesische onafhankelijkheid. Limpach toont overtuigend aan dat wat in de vaderlandse geschiedenisboeken een politionele actie werd genoemd in feite een vuile oorlog was. Hij citeert bronnen die historici tot dan – al of niet moedwillig – links lieten liggen en laat vooral de mensen onder schot aan het woord: Indonesische getuigen, weduwen van door Nederlandse soldaten gemartelde en vermoorde scholiersoldaten die onder de Japanse bezetting hun nationale aspiraties konden uitleven. Hij put uit zogenaamde oral history-interviews (dubbel gecheckt en van noten en feiten voorzien), hij sprak ook met de daders – uit beide kampen. Citeert uit soldatenbrieven, ingezonden krantenstukken, militaire verhoren, en schreef zo een indrukwekkende, veelkleurige, veelstemmige geschiedenis.
*
Generaal Simon Spoor bleek een man die weinig van het Indonesische vrijheidsstreven begreep, laat staan van het revolutionaire vuur onder jongeren. De archipel had hij nauwelijks bereisd, hij wist niks van jungle en bergkammen, maar hij was vol van zijn ideeën over militaire strategie en bulkte van vaderlandse bombast. Het type houwdegen waar Multatuli in 1860 op doelde toen hij over een Sumatraans dorp schreef dat door Nederlanders was veroverd ‘en dus in brand stond’. Simon Spoor verdedigde het ‘harde, doch consequente optreden’ van het Korps Speciale Troepen van kapitein Raymond Westerling op Zuid-Celebes. 3500 doden volgens officiële Nederlandse rapporten. 35- tot 40.000 volgens Indonesische bronnen. (Limpach, blz. 247-317) In oktober 2023 publiceerde Limpach Tasten in het duister. Inlichtingen tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog – waarin hij onthulde dat de Nederlandse inlichtingendiensten met kleine hit squads, verkleed als guerrilla’s, moordaanslagen uitvoerden achter de grillige grenzen waar de nationalisten een vrij Indonesië hadden uitgeroepen. Ik citeer nu Limpach: ‘Nederland maakte zich dus continu schuldig aan bestandsschendingen waarvan het de Indonesiërs beschuldigde.’ Belangrijke verantwoordelijke: ‘de autoritaire en halsstarrige’ Simon Spoor. (nrc, 3-10-2023)
*
Wat Limpach te berde brengt raakt me ook om een persoonlijke reden. Mijn moeder was gek op generaal Spoor. Als officiersvrouw had ze voor de oorlog nog met hem gedanst op een of ander knil-bal. Ze vertelde het kirrend aan mijn eerste baas: André Spoor, de zoon van en hoofdredacteur van nrc Handelsblad, die ik goed leerde kennen toen ik als student mijn eerste stukken voor het Cultureel Supplement schreef.
Spoor was als correspondent in Bonn onder de indruk geraakt van de Duitse kwaliteitskranten en gaf Rudy Kousbroek alle ruimte om als ‘Freier Schriftsteller’ te excelleren – gesteund door de onvolprezen redacteur Lien Heyting, die dwars tegen het gemor van haar collega’s ‘in de grote zaal’ in voor zijn geprivilegieerde positie opkwam. (Nee, geen ochtenddienst voor Rudy, nee, hij hoeft niet naar de redactievergaderingen, en ja, Rudy is als schrijver aangesteld.)
André Spoor had een heel ander beeld van zijn vader: militair, maar toch vooral een intellectueel en muzikaal – hij speelde prachtig viool. De zoon was trots op zijn vader, die op zijn zevende zijn moeder verliet en zich nauwelijks om zijn opvoeding bekommerde.
Spoor en ik waren allebei zonen van een knil-militair. De mijne was weliswaar sergeant, maar verschil moet er zijn. André werd mijn mentor en ik verlangde erg naar een vader in die tijd. We bezochten samen met zijn dochter de Generaal Spoorkazerne te Ermelo. Dochter Hendrickje poederde opa’s wangen en gaf zijn lippen een lipstickveegje.
Vlak voor zijn dood in september 2012, toen het imago van de generaal al flink begon te bladderen, schreef André Spoor in niet-gepubliceerde memoires: ‘Eerst was ik de zoon van een held en nu ben ik ineens de zoon van een oorlogsmisdadiger.’
*
De brandende kampongs van Generaal Spoor bleek nog maar het begin van een bandjir aan boeken over de Nederlandse bezetting van de Indische archipel.
Ik noem er een paar: Revolusi van David Van Reybrouck, waarin het verhaal van de Indonesische vrijheidsstrijd met de blik van buiten wordt verteld. Van Reybrouck sprak honderden getuigen en laat ook het grote Majapahit-rijk herleven, dat in de veertiende eeuw de hele archipel van Maleisië tot Nieuw-Guinea bestreek, met Java als cultureel middelpunt. Voor de onafhankelijkheidsstrijders in de twintigste eeuw gold Majapahitals bewijs dat er ‘ooit een glorieus rijk van eigen bodem was geweest’. De rood-witte vaandels van toen werden de nationale kleuren van de op 17 augustus 1945 uitgeroepen Republik Indonesia. (Revolusi, blz. 30) Vlaggen genoeg die dag: de nationalisten hoefden er alleen maar de blauwe reep van de Nederlandse driekleur voor af te scheuren. Het in aandacht wat slechter bedeelde, maar zeer interessante Merdeka van Henk Schulte Nordholt en Harry Poeze (geschreven met medewerking van Indonesische onderzoekers) staat onder meer stil bij de romusha’sdie als dwangarbeiders aan Japanse projecten tewerk werden gesteld. Naar schatting tussen de vier tot tien miljoen werden er door de nieuwe heersers opgeroepen en ‘tewerkgesteld in havens, kolenmijnen en bij de aanleg van militaire fortificaties’. Deze ‘wegwerp-arbeiders’ stierven bij de tienduizenden.
Ook leerde ik veel van De wraak van Diponegoro van Martin Bossenbroek, het met de Brusseprijs bekroonde De Indische doofpot van Maurice Swirc (met onthullingen over waarom Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië nooit zijn vervolgd), en De strijd om Bali van Anne-Lot Hoek. Allemaal voortreffelijke boeken waarin, anders dan voorheen, behalve legercommandant Spoor en de stemmen van de witte macht ook Indonesiërs aan het woord komen.
*
In die stroom van publicaties over het Nederlandse koloniale verleden staken verbazend veel romans de kop op. Van Indonesische schrijvers, waaronder de herontdekte in het Nederlands geschreven novelle van Basuki Gunawan: Winarta. Basuki Gunawan publiceerde zijn novelle als feuilleton in De Nieuwe Stem en kreeg daarvoor in 1953 een eervolle vermelding bij de uitreiking van de Reina Prinsen Geerligsprijs. De beschreven wrede wellust van een jonge Indonesiër die na de moord op zijn ouders deelneemt aan de vrijheidsoorlog van Indonesië is ongekend in onze letteren. Bij het doorsnijden van de hals van een jeugdige verrader spat het bloed van de bladzijden. Winarta is het vervolg van het brave Oeroeg van Hella Haasse. Wat Basuki Gunawan ruim zeventig jaar geleden beschreef zou een voorbode zijn van de haat onder radicale Aziaten nu.
Ook Nederlandse schrijvers met Indische wortels en schrijvers met voorzaten die nog in Indië hadden gevochten, trokken de aandacht met romans. Zoals het aangrijpende Het uur van de olifant van Otto de Kat, een roman die verder reikt dan de geschiedenis van de getourmenteerde oud-militair Maxim die zijn oorlogsmisdaden wil vergeten. Oud-hoogleraar koloniale en postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis Pamela Pattynama schreef daarover: ‘Of je nu wel of juist niet van mening bent dat de wandaden van voorouders onszelf schuldig maken: gezien de herinneringsturbulentie van nu, is het niet moeilijk om te zien dat de getraumatiseerde Maxim een personificatie is.En wel van de publieke, nationale worsteling van Nederland met het besef–het zo ongemakkelijke, lastig te aanvaardenbesef –van structureel geweld, begaan in 350 jaar kolonialisme.’ (Zesde Indische Letteren-lezing, Leiden, 30 september 2022)
*
Al die publicaties verschenen in een veranderend Nederland. De nazaten van migranten en tot slaaf gemaakten lieten steeds luider van zich horen. Terwijl ik mij ter voorbereiding van deze lezing door stapels nieuwe studies heen werkte, verschenen er ook nog allerlei documentaires op televisie over Roofkunst, de film De Oost van Jim Taihuttu – compleet met lespakket voor scholen. Een stroom ingezonden brieven met gezeik van veteranen en sektarische Molukkers was het gevolg. Thom Hoffman schreef Een verborgen geschiedenis. Anders kijken naar Nederlands-Indië, verrijkt met talloze sepiabruine foto’s met taferelen van geweld en onderdrukking. Ook de serie van Hans Goedkoop, Sporen van Indië,maakte veel los. Allemaal gezien. Tot en met het recente prachtige Indonesia roept en de met twee Gouden Kalveren bekroonde Sweet Dreams. Kijkwerk, huiswerk. En vergeet de tentoonstelling Slavernij in het Rijksmuseum niet en Revolusi! Indonesië onafhankelijk. Braaf heen geweest. Veel aantekeningen gemaakt.
*
Deze’nationale worsteling’leidde tot het breed opgezette onderzoek naar Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950 van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (kitlv), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (nimh) en het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (niod). In totaal zullen er twaalf delen verschijnen.
Allerlei Nederlandse belangengroepen buitelden over elkaar heen. De toonzetting van het onderzoek zou te politiek correct zijn, en het leed van de Indische Nederlander zou gekleineerd worden. Indonesië was niet voldoende bij het onderzoek betrokken. Of erger: de Nederlandse slagers keurden hun eigen vlees! Opiniepagina- en ingezondenbrievenschrijvers maakten elkaar voor van alles en nog wat uit.
Mensen hebben altijd verschillende meningen gehad, maar nu bestoken ze elkaar ook met verschillende feiten. Het is kennelijk lastig om de emotie buiten de geschiedschrijving te houden.
*
Al bij het eerste, allesoverkoepelende onderzoeksrapport bood premier Rutte zijn ‘diepste excuses’ aan voor het ‘stelselmatige en wijdverbreide extreme geweld van Nederlandse zijde’ en ‘het consequent wegkijken door vorige kabinetten’. Maar ondanks de wijdere blik die we in de geschiedschrijving, romans, films en documentaires steeds sterker aantreffen, durven de Haagse politici – en de sprekende pop die Koning heet – nog steeds de dag waarop Indonesië zich onafhankelijk verklaarde (17 augustus 1945) niet als officiële datum te erkennen.Wel de facto: handjes schudden op de Indonesische ambassade. Maar niet de jure: in dat geval zou Nederland namelijk moeten erkennen een buitenlandse oorlog te hebben gevoerd. Geen politionele actie, maar een daad van agressie waar Nederland financieel op kan worden aangesproken. In excuses maken zijn politici goed, zolang ze niks kosten.
*
Uit de lijst boeken over onze worsteling met het koloniale geweld die ik hierboven opsomde heeft De strijd om Bali. Imperialisme, verzet en onafhankelijkheid 1846-1950 van Anne-Lot Hoek mijn inzichten het meest veranderd. Een indrukwekkend boek! Wat haar onderzoek vernieuwend maakt – naast de vele Balinese getuigenissen – is dat zij de samenhang heeft blootgelegd tussen het geweld en de koloniale politiek. Oost-Indonesië speelde een veel belangrijkere rol in de revolutie dan eerder was aangenomen, en daarom is er ook zoveel geweld gebruikt op Bali, want een grote groep Balinezen wilde bij boeng Soekarno horen. Zijn moeder, Ida Njoman Rai, behoorde tot een bekende familie op het eiland.Dat verzet leidde zelfs tot een niet eerder ontdekt verborgen systeem van zeer gewelddadige gevangenkampen.
Anne-Lot Hoek sprak met honderd Balinezen. Ze raadpleegde lokale bronnen en verslagen van en over koninklijke families die zich keerden tegen de Hollandse overmacht en de bezetting van hun rijken. Hele families, die waardig, in het wit gehuld, voor het oog van de vijand de kogelregen in liepen. Een puputan. Door westerse ogen gezien als een collectieve zelfmoord, maar in de hindoeïstische traditie van Bali als een ‘uiting van wilskracht, uiterste kalmte en onverschrokkenheid’. Honderden edelen die weigerden zich koloniaal te laten knechten stierven deze dood. Hun paleizen werden vernietigd. Kratten vol met edelstenen versierde krissen, sieraden en op lontarbladeren geschreven religieuze teksten werden naar Nederlandse musea verscheept (Hoek, blz. 62). Een exotische voetnoot in de door de overheerser geschreven koloniale geschiedenis. Dat er op Bali tussen 1650 en 1830 naar schatting 150.000 Balinezen tot slaaf werden gemaakt en via de voc (onder Indonesische geschiedenisstudenten Vicious Opium Company genoemd) werden doorverkocht, kwam pas de laatste decennia aan het licht. Een kwestie van kasboeken raadplegen.
De erfenis van koloniaal geweld (2023), gerealiseerd in opdracht van Framer Framed, Amsterdam. Foto: Taring Padi.
Taring Padi
*
Het gebruik van lokale getuigen en bronnen werd lang verwaarloosd of afgedaan als onbetrouwbaar, want anti-Nederlands. Toen de Leidse historicus Cees Fasseur op verzoek van de regering zijn Excessennota schreef, naar aanleiding van een geruchtmakende vara-uitzending (januari 1969) waarin Indiëveteraan Joop Hueting openlijk sprak over Nederlandse oorlogsmisdaden, werden de Indonesische getuigenissen niet in de eindversie opgenomen. Hoek en Limpach tonen overtuigend aan dat er gesjoemeld werd met de aantallen Indonesische slachtoffers. Zij raadpleegden ook andere bronnen. Zo keek Limpach onder meer naar de Zwitserse zending en tellingen van ziekenhuizen, en deed Hoek ter plekke onderzoek in Indonesië. Fasseur liet een ‘brisant rapport’ over misdragingen van Nederlandse militairen vijftien jaar op zijn zolder liggen omdat er anders mogelijk een loslippige archiefmedewerker uit de school zou klappen. (Hoek, blz. 520) Lees: omdat Nederland beducht was voor de veteranenlobby en hun beschermheer prins Bernhard.
*
Alle vondsten en bevindingen die ik hier oplepel zijn bekend. Hoe slecht het ook is voor mijn bloeddruk, één feit wil ik er nog uit lichten: de schulden waarmee Nederland het onafhankelijke Indonesië opzadelde. Na de soevereiniteitsoverdracht eiste de Nederlandse delegatie een schadevergoeding van 6,5 miljard gulden. De som voor 350 jaar kolonisatie én een vrijheidsoorlog die honderd- en volgens Indonesische tellingen tweehonderdduizend levens had gekost. Onder druk van Amerika ging er twee miljard af. Uiteindelijk werd het 4,5 miljard. Ook moest er extra betaald worden voor de nationalisatie van energiebedrijven en spoorwegen. Winsten van Nederlandse ondernemingen vloeiden terug naar de bron aan de Noordzee, en niet naar de jonge republiek.
Bedrijfskundige Ewout van der Kleij berekende dat alleen al de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië in 1949 Nederland vele miljarden euro’s meer opleverde dan de Marshallhulp. Omgerekend naar deze tijd: 103 miljard euro van Indonesië tegen 16 miljard Amerikaanse hulp. (Zie ook Anne-Lot Hoek en Ewout van der Kleij in De Groene Amsterdammer van 19 augustus 2020.)
*
We wisten het verdomme, konden het weten, maar het is de jonge generatie historici de het nu naar boven brengt en ons land en de politici confronteert met de waarheid van nare getallen. Het is dit wegkijken, de handen schoonwassen, of zoals Kousbroek het noemt ‘die mentaliteit, dat de vermoorde onschuld uithangen, die façade van zindelijk fatsoen, die ik als het ellendigste aspect van het kolonialisme ben gaan zien’. (oik, 157).
Ik laat het Indië van Kousbroek nu even rusten. Hij was beslist een voorloper; had hij bij het schrijven van zijn Oostindisch kampsyndroom over dezelfde documenten kunnen beschikken als de jonge Nederlandse en Indonesische historici, dan zou zijn oordeel nóg radicaler zijn geweest.
*
Op 25 mei 2020 werd de Afro-Amerikaan George Floyd in Minneapolis door een politieagent vermoord. De beweging Black Lives Matter, in 2013 opgericht na de moord op een onschuldige zwarte jongen door een burgerwacht, waaierde uit over de wereld. Een gebeurtenis die ook mijn denken danig heeft veranderd.
Ik werd lid van een academisch leesgezelschap en las in drie jaar tijd zeker veertig boeken en essays over kolonisatie en geïnstitutionaliseerd racisme. Het waren boek na boekleeservaringen met een lange echo. Ik kan de inhoud in een paar regels samenvatten: de wonden geslagen door gedwongen verplaatsing, westerse expansiedrift en de verdeel-en-heerspolitiek zijn nog niet geheeld. Europa ligt onder de loep, het door de witte macht gedicteerde wereldbeeld kantelt en de nazaten van de gekoloniseerden verheffen hun stem. Kortom: de kolonie mept terug.
*
Het racisme zit dieper geworteld in ons denken dan ik vermoedde. Ik wist van huis uit hoe mijn donkere zusjes altijd op hun hoede moesten zijn: nooit voordringen, maar wel altijd de beste van de klas en tot vervelens toe toegezongen door de kaaskoppen: ‘En de meisjes van Batavia zijn zwart. Pikzwart.’ Maar dat er anno 2020 nog zoveel landgenoten een Zwarte Piet nodig hadden om te ontdekken dat ze wit zijn, deed me de klomp breken. Ik werd meer dan wakker, zeg maar woke,en fan van Kick Out Zwarte Piet. Lid van bij1 – tot het onderlinge geruzie, en nu het bejubelen van Hamas. Ja, ik stemde op Sylvana Simons omdat ik het idioot vond dat er toen niet één persoon van kleur in de Tweede Kamer zat. Ik luisterde naar de literaire rapper Tupac Shakur, die jonge Afro-Amerikanen op poëtische wijze bewust maakt van hun koloniale geschiedenis en de rassenstrijd van hun voorouders. En ik werd geraakt door hoe hij jongeren moed inspreekt om de obstakels en verleidingen van de concrete jungle te overwinnen:
Did you hear about the rose that grew from a crack in the concrete. […] Long live the rose that grew from concrete when no one else even cared.
Hiphop vertelde me misschien wel meer dan al die geleerde boeken.
*
Wie het ongenoegen van de gekoloniseerde wereld met minder emotie en in een breder verband onderzocht (én tot in het heden duidt) is de Indiase historicus Pankaj Mishra. In zijn boekFrom the Ruins of Empire. The Revolt Against the West and the Remaking of Asia (2012) beschrijft hij hoe denkers, schrijvers en journalisten in het Indiase subcontinent, China, Japan en delen van Afrika 150 jaar kolonisatie hebben ervaren. Hij blies het stof van opgetekende toespraken, geschriften en ideeën die ten grondslag lagen aan de Chinese Communistische Partij en het Indiase nationalisme. De victoriaanse tijd – voor het Westen een periode van voorspoed en zelfvertrouwen – werd door Aziaten en Afrikanen ervaren als een catastrofe.
From the Ruins of Empire biedt een schat aan citaten, het ene nog uitdagender dan het andere. Teksten verbonden aan namen en denkscholen waar ik (tot mijn schande) nog nooit van had gehoord, maar die mij wel deden beseffen hoe ongelooflijk wit onze – of mijn – kijk op de wereldgeschiedenis is.
Mishra waakt voor eenzijdigheid. Hij staat uitvoerig stil bij de neergang van de Aziatische, oosterse en Noord-Afrikaanse culturen, veelal feodale gemeenschappen geplaagd door een zelfgenoegzame, naar binnen gekeerde blik en technologische en wetenschappelijke stilstand, maar hij laat ook zien hoe het geïndustrialiseerde Westen van deze stagnatie gebruik wist te maken dankzij ‘superieure planning en vernuftige handelsstrategieën’. Zo werd het in afzondering levende Japan gedwongen zijn grenzen open te stellen en China getart met landjepik en opiumhandel. Ook kwam door Europese bemoeienissen de invloed van Perzië in de Kaukasus onder druk te staan en werden de Ottomanen gedwongen tot modernisering en het openen van hun markten. Engeland en Frankrijk eigenden zich strategische delen van Noord-Afrika toe. En als bittere zegen op de nieuw getekende landkaarten mochten al die wingewesten zich ook nog eens verheugen op de verspreiding van het christelijk geloof.
*
‘De macht van Europa stoelt voor een groot deel op het vermogen tot doden.’ Een van de eerste citaten en meteen een vrolijke opmaat van de Urdu schrijver Abdul Halim Sharar (1860-1926).
De Japanse schrijver Yukichi Fukuzawa (1835-1901), die een belangrijke rol speelde in de modernisering van zijn land, constateerde een halve eeuw daarvoor al: ‘De Europeanen danken hun voorsprong aan het voeren van vele oorlogen, onder meer om hun slavenplantages te beschermen.’ Krijgslust leidt immers tot ‘tal van nieuwe uitvindingen, zoals stoomtreinen, stoomschepen, kanonnen en geweren’.
Japan zou nog van die westerse agressie kunnen leren.
De Bengaalse schrijver Bankim Chandra Chatterji (1838-1894) noteerde: ‘De Engelsen zijn aangetast door een ziekte – de rijkdom van andere mensen stelen. Het woord moraal is uit hun vocabulaire verdwenen.’
De politiek leider Mahatma Gandhi (1869-1948) somde in zijn Indiase onafhankelijkheidsverklaring (1930) op hoeveel schade de Britse overheersing in zijn land had aangericht: ‘Het overgrote deel van onze import bestaat uit goederen van Britse makelij. Uit de invoertarieven is af te leiden dat Britse fabrikanten worden bevoorrecht, en die inkomsten worden niet gebruikt om de lasten van het gewone volk te verlichten maar om een hoogst verkwistend bestuur in stand te houden. Nog willekeuriger is de manipulatie van de wisselkoers geweest, wat ertoe geleid heeft dat miljoenen weggesluisd worden uit het land… Alle bestuurlijk talent wordt gesmoord en het gewone volk moet zich tevredenstellen met onbeduidende […] klerkenbaantjes […] het onderwijssysteem heeft ons losgerukt van onze ankers.’
*
De standpunten verharden. De oordelen ook. En niet alleen in Azië en het Nabije Oosten. ‘We judge you…’ Ik hoor een echo van Tagore in de open brief aan de ‘witte kunst- en cultuursector’, die zeshonderd Nederlandse ‘theatermakers, filmers en andere kunstenaars van kleur, jong en oud’ op 15 juni 2020 ondertekenden.
Wij zien jullie.
Jullie stukken, jullie verhalen, jullie geschiedenis.
Wij doen mee. Wij denken mee. Wij spelen mee. Wij praten mee. Op jullie podia, op jullie symposia, op jullie schermen draven we op om jullie de ruimte te geven je in je eigen schuld te wentelen, waarna je alles van je af kan spoelen en weer fris en fruitig op je hoge stoel kan zitten.
Wij zien jullie.
Wij zien hoe jullie steeds opnieuw het recht hebben toegeëigend om onze artistieke agenda’s te beperken tot jullie probleem, jullie opvattingen over racisme, zonder je ooit daadwerkelijk intrinsiek te bekommeren om wie wij zijn om wat wij willen, om wat wij doen. Zonder een fractie van je macht uit handen te geven.
Wij zien jullie.
[…]
*
‘We judge you…’ Ik hoor die stem ook in het werk van Ronelda Kamfer, een dichter van kleur die in het Afrikaans schrijft. Haar talent viel op in een creative writing-klas gegeven door Antjie Krog. Kamfer schreef over de ontvangst die ze met haar gedichten vond bij de Afrikaner elite, die voorheen nauwelijks schrijvers van kleur toeliet. Hoe ze de labels uit haar goedkope kleren knipte en probeerde haar tekort aan kunst en cultuur te verbergen. Ze weet dat ze nu goed genoeg is om ‘deel uit te maak van die stelsel’.
Nou sit ek om ‘n tafel
met my voorvaders se vyande
Ek knik en groet bedagsaam
maar
êrens diep binne my
weet ek waar ek staan
My hart en kop is oop
en soos goed opgevoede mense
lag en eet ons saam
maar
êrens diep binne my
weet ek waar ek staan
(Noudat slapende honde, 2008)
Kamfer en de kletsrijmers (rappers) uitten de boosheid die je ook hoort onder een deel van de stedelijke jongeren. De verzoening tussen wit en zwart, zoals die onder Mandela werd uitgewerkt, heeft hun lot maar weinig verbeterd. Te veel onrecht bleef te lang etteren. Confrontatie is nu de tactiek. Mandela is voor hen een sell-out – een verrader. De jongste generatie ziet dat de infrastructuur van de apartheid nauwelijks is veranderd. De witten werden alleen maar rijker. (Ja, witten worden nog nauwelijks in staatsdienst genomen, maar als zelfstandigen blijken zij zich beter te kunnen ontplooien dan ooit.)
De kolonialen worden letterlijk van hun sokkel getrokken, beelden die de wereld rondgaan, passend in deze Age of Anger. Ook een titel van Pankaj Mishra.
*
Ook meer genuanceerde zwarte stemmen kiezen steeds meer voor de confrontatie. Zo fileerde Achille Mbembe (1957), een uit Kameroen afkomstige filosoof, docerend in Zuid-Afrika en medeoprichter van het Prins Claus Fonds, met zijn essay ‘The Idea of a Borderless World’ het ‘afbrokkelende fort Europa’. Een werkelijk Europees humanisme heeft volgens hem nooit bestaan omdat het in de praktijk werd bedorven door ‘een verzwegen, ingebakken racisme – een racisme dat nu alle vluchtelingen, asielzoekers, migranten, moslims en andere minderheden raakt’. Europa trekt zich terug in een politiek van vijandschap. En daarom is het zaak dat Afrika de dekolonisatie eindelijk voltooit en zich ontdoet van de door vreemde mogendheden getrokken grenzen. Grenzen van verdeel-en-heers – dwars door talen en culturen heen. Mbembe roept op de gewonde kaart van Afrika te veranderen: ‘into a vast space of circulation for itself, for its descendants and for everyone who wants to tie his or her fate with our continent’. Iedereen is dus welkom.
Mbembe oordeelt snoeihard over de huidige machthebbers in grote delen van Afrika en vindt het van een enorme tragiek dat jonge mensen hun heil elders willen zoeken. Maar zolang Europa miljoenen uitdeelt aan dictators zal het verlangen uit te wijken alleen maar toenemen. (‘The Idea of a Borderless World’. zam, oktober, 2018)
*
Ach, het had allemaal net zo goed anders kunnen zijn, verzuchtte Kousbroek meer dan eens als hij over de koloniale tijd in Indonesië schreef: stel dat we het daar wél goed hadden gedaan. Stel dat we ons niet zo hooghartig en racistisch hadden opgesteld…
Het verleden kunnen we niet veranderen, maar de toekomst wel. Laten we in hemelsnaam onze geest dekoloniseren en al die zogenoemde ‘nieuwkomers’ bij onze gevestigde samenleving betrekken. De mensen met die moeilijke achternamen. Al was het maar uit eigenbelang. Om geen vreemdeling in je eigen tijd te worden. Miljoenen nazaten uit Europa’s voormalige koloniën en wingewesten zijn Europeanen geworden – legaal of illegaal. We zijn allang aan een derde, vierde generatie toe. Vaak volledig geïntegreerd. Dus soms ook slecht geschoold en boos. Gehoorzamend aan verstikkende familieverbanden, als zoveel gewortelde Nederlanders in stad en land. En al laten we nog duizend rapporten schrijven en houden we alle schoffies onder de loep met hun geklier over Joden en homo’s… al die mensen blijven, of we er nou blij mee zijn of niet.
Zelfs als Europese waarden met dwang worden opgelegd, dan nog zullen we moeten accepteren dat nieuwe, niet-Europese waarden oude westerse waarden gaan beïnvloeden. De samenleving is niet af. Nooit af.
Laten we als verstokte Nederlanders (of wat ook al) een voorbeeld nemen aan de migranten en ons aanpassen.
Niet gelaten, maar actief.
*
Je aanpassen, Lotfi El Hamidi – kind van een Marokkaanse gastarbeider – schrijft daar zo mooi over in zijn Generatie 9/11 (Amsterdam, 2022). Ik citeer: ‘Het duurde even voordat ik erachter kwam dat er een positie bestaat tussen de “vloek” en het “geluk” van “herkomst”: de kunst om een onbestemde identiteit in je voordeel te gebruiken, als een kameleon die zich weet aan te passen aan verschillende omgevingen. De kosmopoliet is allang niet meer de welgestelde, reislustige westerling die doet alsof hij overal thuis is, de wereldburger van vandaag komt uit de marge, is een onbewuste kosmopoliet, met meer cultureel kapitaal dan je ooit zou kunnen verwerven op prestigieuze universiteiten.’
Of in de (samengevatte) woorden van de filosoof Kwame Anthony Appiah: al die grote identiteiten zijn leugens – vaak een samenraapsel van historische verzinsels. Je kan zwart zijn, Afrikaan en Europeaan. Zelfs Brits. Iedereen heeft meerdere identiteiten die voortdurend veranderen:’Je moet je identiteit vederlicht dragen.’ (Kwame Anthony Appiah, The Lies that Bind. Rethinking Identity. Londen, 2018)
*
En zo is het: we moeten onze kameleontische talenten aanspreken. Zo moest ik mijn vocabulaire bijkleuren:mijn racistisch cultureel archief opschonen. (Term gemunt door Gloria Wekker in Witte onschuld, blz. 180) Niet langer het n-woord gebruiken (en dan heb ik het niet over neuken). Veel zwarte mensen ervaren het n-woord als racistisch, al gebruiken sommige hiphopartiesten het als een geuzennaam. Ook zwarte jongeren die te maken hebben met etnische profilering, onderadvisering in het onderwijs en discriminatie op werk en in de media geven een positieve draai aan het woord. Maar dat is dus het voorrecht van de groep. Witte mensen moeten hun plaats kennen.
Maar neuken mag! Er wordt al heel lang en veel meer over de kleurlijn geneukt dan op het eerste gezicht lijkt. De witte mensen zijn toch vooral een verbleekt aftreksel van hoe de homo sapiens oorspronkelijk bedoeld was.
Vermenging zal ons verlossen van het hokjesdenken.
Ook zeg ik niet langer ‘slaaf’, maar ‘slaafgemaakte’. Als het woord ‘blank’ voor ‘mensen van kleur’ een te koloniale connotatie heeft, zeg dan ‘wit’. Waarom woorden gebruiken die anderen pijn doen?
Ja, ik hoor enkelen onder u brommen.
Wen er maar aan. Het Rijksmuseum verhing in 2015 al de pijnlijke bordjes. ‘Indisch menschenkind’, ‘Sumatraantjes’ (waarmee volwassenen werden bedoeld), ‘kaffer’, ‘inlander’ – allemaal vervangen door neutraler, zakelijker beschrijvingen.
Overal in de voorheen gekoloniseerde wereld worden oude begrippen verworpen en nieuwe geïntroduceerd. Waar wij in Nederland spreken over 350 jaar aanwezigheid in de archipel, koos Indonesië al decennia geleden voor over 350 jaar bezetting. Het Maleise woord ‘bersiap’(sta paraat, wees waakzaam) – de term waarmee Nederland het antikoloniale geweld aanduidt – wordt door Indonesische historici als te koloniaal en racistisch ervaren.
Plaatsnamen veranderen. Het zal niet lang meer duren voor ook landen zich ontdoen van door bezetters gegeven namen. Denk aan Bharat voor India, de Maori’s willen de oorspronkelijke naam van Nieuw-Zeeland in ere herstellen: Aoteaaroa. En onder de Sahara gaan serieuze stemmen op de door de Romeinen gegeven naam Afrika in Alkebulan – moeder van de beschaving – te herdopen.
Panta rhei. Alles stroomt. Niks blijft zoals het was.
*
Ondertussen verkleurt Europa. De witte meerderheid zal halverwege deze eeuw oplossen in een smeltkroes van migratie. Het traditionele Europa zal meer ruimte moeten maken voor andere mentaliteiten, andere godsdiensten, andere sentimenten, andere oorlogsherinneringen, andere ideeën over schoonheid en beschaving. En dan heb ik het niet over een vermaledijd relativisme of een inwisselbaarheid van ideologieën, regimes en geloven. Er zijn geen verschillende waarheden. Maar we zullen ons wel meer open moeten stellen voor andere ervaringen.
*
Eenvoudig zal het niet zijn. Maar bereid je voor: breek uit je ‘bubbel’, laat je niet leiden door eigen angsten, gevoed door spindoctors, woordvoerders en bedrijven als Cambridge Analytica, die op basis van (gestolen) data aan microtargeting doen, zodat je alleen het politieke standpunt voorgeschoteld krijgt waar je het toch al mee eens bent. Lees ook dingen waar je het níét mee eens bent. Erger je. Heel gezond: ergernis is het middel tegen dementie. Het houdt de geest lenig.
Natuurlijk ben ik bang dat er in dat debat nuances verloren zullen gaan… Maar zonder radicaliteit geen verandering. Kom maar op! Hoe zei Antonio Gramsci het ook alweer? ‘Mijn intelligentie neigt naar pessimisme, maar er is ook nog zoiets als het optimisme van de wil.’
Een lenige geest kan daarbij helpen. Lees Kousbroek.
Voor een langere versie van de Kousbroeklezing zie www.adriaanvandis.nl. In het nog bij uitgeverij Atlas Contact te verschijnen boek De kolonie mept terug, dat een veel uitgebreidere versie is van bovenstaande tekst, en van de tekst op de website, zal een uitgebreide bronvermelding worden opgenomen. De Kousbroeklezing van Adriaan van Dis werd financieel ondersteund door het Nederlands Letterenfonds.
Essay
Fragmenten over pijn – uit een der persoonlijke e-mailwisselingen tussen Jan van Mersbergen en Elte Rauch
Verhaal
Verzamelde fonteinen

Beeld
documenting the body
Poëzie
Uit ons bestaan
Essay
Omdat pijn zwijgt
Poëzie
zo ben ik geworden, ik had lang niks
Interview
Kerstcadeautje
Verhaal
Het eerste zonlicht
Poëzie
Een fjord van pijn
Verhaal
Een keurige leeftijd

Gidslezing
Mijn nauwelijks-Engels
Gidslezing
My Hardly English
Verhaal
Alles & Iedereen
Verhaal
Takotsubo!
Essay
Close Reading IX: je stelt voor (second line) - marwin vos
Verhaal
De achterstraten (romanfragment)
Poëzie
Mijn woestenij
Brieven
Briefwisseling Maria Barnas & Niña Weijers
Essay