Ze zei dat er in het Arabisch een woord bestaat voor een vrouwtjespaard dat in de vroege ochtend op drie benen staat. Ik werd verliefd op haar en raakte de weg naar huis kwijt.

De stilte van lammeren, die ik doormaak tegenover het mes waarmee jij mijn hart in tweeën snijdt…

Mijn hart, dat versplintert als een autobom voor een volkscafé in de wijk al-Karrada in Bagdad…

Bagdad, verlaten door de bewaker van de bank, die naar me kijkt als ik de straat naar jouw huis oversteek…

Jouw heilige huis, en de ochtendkrant die nog steeds in de avond komt, alsof ze weet wanneer ik wakker ben

Is het niet surrealistisch dat ik op een continent woon dat de vrijheid van meningsuiting garandeert, terwijl ik je niet kan uitleggen dat de tijd te laat op zijn afspraken komt als jij je uitkleedt, dat ik een beëdigde vertaler nodig heb om te kunnen zeggen dat ik van je houd? De dingen zijn een verwarde kluwen voor me geworden, mijn vrouw. Telkens als ik naar woorden zoek die bij je taille passen, stort binnen in mij de Toren van Babel in en wordt de Arabische taal verslonden door een wolf. Telkens als ik een stad vind die op jou lijkt, wordt ze gebombardeerd door de generaal. Telkens wanneer ik je naam uitspreek, word ik weer kind, zoveel kind dat ik weer melktanden krijg.

Hier sta ik voor jouw fontein, mijn glas gevuld met dorst, en intussen stroomt het water. De westerse beschaving is om halfnegen ‘s avonds, Mekka-tijd, ingestort, en het water stroomt. De tarwevelden zijn afgebrand in Silicon Valley, en het water stroomt. De woorden van het volkslied zijn teruggekeerd naar de bladzijden van de Koran, en het water stroomt, het water stroomt, stroomt…

Weet je nog dat je me vertelde dat liefde niets anders is dan een reeks chemische reacties, veroorzaakt door hormonen in het menselijk lichaam om het te dwingen zich voort te planten? Je had gelijk, die nacht heeft er een kettingreactie in mijn hart plaatsgevonden.



Die nacht ben ik gebeten door de vlinder die je op je huid hebt getatoeëerd. De nacht was gebroken en door het melatoninehormoon, dat door je naakte aanwezigheid in bed wordt toegevoegd aan de omgeving in het algemeen, en aan mijn leven in het bijzonder, is slaperigheid een onlosmakelijk onderdeel van mijn herinneringen geworden. Ik was in de ban van je fysieke aanwezigheid, die een burgeroorlog in een democratisch land zou kunnen veroorzaken, en op dat moment schoot een sluipschutter op een amandelbloesem en werd ik geraakt in mijn hart. Het alfabet werd te beperkt voor de dichters, de vogels ontsnapten aan de verzen in de schoolboeken en pleegden massaal zelfmoord op de elektriciteitsdraden, en zo lang als ik leef, zal ik nooit je van wijn doordrenkte stem vergeten, toen je tegen me zei: ‘Als de revolutie wint, gaan we terug en openen we een Zweeds restaurant in Syrië, en als de dictator wint, blijven we hier en openen we een Syrisch restaurant in Zweden.’ Je lachte, en de martelaren, de zee en de belastingdienst lachten met je mee. De straten, de bootjes en de dromen lachten. God lachte, de dood en de grensbewakers lachten. De treinen, de moeders en de zandzakken lachten. De soldaten lachten, en het huis en het warme brood lachten. De massagraven, de bruiloften en de korenvelden lachten, de belegering, het arbeidsbureau en de generaal lachten, de weduwen lachten, de bommen en de brieven die nooit waren aangekomen lachten, en de oorlog glimlachte.

Die nacht werd ik betoverd door de details die ik ontdekte in je lichaam, dat over de aardbol lag uitgestrekt, en ook door de verdachte gelijkenis tussen jouw slaap en de klinische dood. Toen ik je vroeg hoe laat het was, dacht je dat ik om liefde vroeg. De dagen en seizoenen verdwaalden, ‘het uur was nabij en de maan was gespleten’. En ondanks al mijn verwoede pogingen om de nooduitgang te bereiken, sneed je warme bed de bevoorradingsroutes af en belegerde mijn herinneringen. Terwijl ik de doornen uit mijn bloedende voeten trok, zat jij op de rand van de wereld naar me te kijken.

Die nacht raakten je opgewonden borsten me als cafeïne. De slapeloosheid sluimerde in, de sneeuw brandde in de Zweedse winter. De dichter vertrok en kwam niet terug, de echo van je slapende bed en je wakkere lichaam kwam niet terug, de geschiedenis herhaalde zich niet op het nieuws, de herinneringen vonden niet plaats in de toekomst.



O profetes, jij die op asfalt liep, niet op water, waarna de zeelui monniken werden en de gedichten, opgehangen aan de Kaaba, stotterden, jij trok door de stad, waardoor de weg verdwaalde en het vaderland werd gearresteerd toen het via de haven probeerde te vluchten. Ik zag met mijn eigen ogen hoe je kooien in vogels zette, ik begreep niet waarom, en ik zag hoe je glazen in wijn schonk, maar ik was niet dromer genoeg om je water en de herinneringen te vertrouwen. En nu sta ik hier als een verslagen boer te kijken naar mijn velden die door het vuur worden verteerd, en ik denk terug aan het land dat ik achter me heb gelaten toen ik naar voren vluchtte. Mijn land, overleden aan de complicaties van een posttraumatische stressstoornis. Omwille van jou is mijn moeder van mij bevallen in de julihitte. Damascus brandde in metaforische zin, niet daadwerkelijk, zoals nu.

Terwijl ik traag opgroeide onder de mediterrane zon, zat jij opgesloten in de Scandinavische duisternis en probeerde je een dovende kaars aan te steken in een protestantse kerk, verlicht door de elektriciteit van een kernreactor, waarvan het afval, in ruil voor voedselhulp, heimelijk in een derdewereldland werd gedumpt.

Laat me je hart aanraken, dat je op de rand van de tafel hebt achtergelaten, want ik heb nog nooit eerder een hart aangeraakt, of de wereld gezien door het slaapkamerraam van een vrouw die de wereld beter kent dan ik.

Je bent meer dan ik kan tellen, al waren de Arabieren ooit de dichters van de wiskunde. En je bent minder dan mijn verlangen naar jou. Ondanks de ontwikkelingen van de moderne psychologie waren de geleerden er tot het begin van de eenentwintigste eeuw van overtuigd dat jij verlegen was in bed, en dat dichters beklagenswaardig waren. Als we de platitudes negeren, heeft de vraag hoe een vrouw, rank als een raam met uitzicht op zee, in staat was een man, geboren in het teken van de wolf, te verslinden, de grootste verwarring in wetenschappelijke kringen veroorzaakt. Ondanks de zinloosheid van de wereld waarin we leven houd ik van je alsof je de laatste vrouw in dit zonnestelsel bent. Zoals Adorno dacht dat het barbaars was om poëzie te schrijven na Auschwitz, zo geloof ik dat het barbaars is om na jou verliefd te worden op een andere vrouw.

Ik werd gebeten door de vlinder die je op je huid had getatoeëerd, en het gif kroop in mijn gedichten. Waarom heb je me niet gewaarschuwd voor de bijwerkingen van je vingers? Waarom verborg je de informatie over het verschil tussen korenvelden en mijnenvelden, met de bedoeling me te misleiden? Waarom heb je me niet verteld dat de dood van de schrijver in jouw handen een echte dood is en niets te maken heeft met de metaforische ‘dood van de auteur’ van Roland Barthes?

Een overdosis van jou heeft me gedood. Ik smeek je, reset me naar de fabrieksinstellingen.

Vertaald door Djûke Poppinga.


Honderd jaar PEN Nederland

PEN Nederland komt op voor bedreigde schrijvers en laat een krachtige stem horen in de strijd tegen de vervolging van schrijvers en censuur in welke vorm dan ook. Omdat een vrije samenleving niet kan bestaan zonder vrijheid van meningsuiting en vrijheid van literaire expressie, steunt de organisatie schrijvers, dichters, essayisten, historici, vertalers, critici, uitgevers, journalisten en scenarioschrijvers die worden onderdrukt.
PEN Nederland is onderdeel van PEN International, een niet-politieke, onafhankelijke vereniging waarvan schrijvers lid kunnen worden, ongeacht nationaliteit, taal, kleur of religie (info@pennederland.nl).
Op 8 april 2023 vierde PEN Nederland haar honderdjarige bestaan. Ter gelegenheid van het jubileumjaar verschijnen er gedurende een jaar korte verhalen en gedichten van bedreigde schrijvers of schrijvers op de vlucht of in ballingschap in De Gids. De vertaling hiervan wordt gesubsidieerd door het Nederlands Letterenfonds.

Ghayath Almadhoun (1979) is een Syrisch-Palestijnse dichter. Hij studeerde Arabische literatuur aan de Universiteit van Damascus en werkte daar als cultureel journalist. Sinds 2008 woont Almadhoun in Stockholm. Daar schreef hij gedichten in het Arabisch, die in het Nederlands zijn gepubliceerd in twee bundels, uitgegeven door Jurgen Maas.

Meer van deze auteur

Djûke Poppinga (1956) studeerde Arabische taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Ze woonde enkele jaren in Syrië en Egypte. Sinds 1985 vertaalt ze Arabische literatuur naar het Nederlands. Tot 2023 werkte ze als docent Arabische literatuur aan de Universiteit van Amsterdam.

Meer van deze auteur