Nauwkeurig lezen wat er staat, daarop doorassociëren en uiteindelijk tot een plausibele interpretatie proberen te komen, dat lijkt me de taak van een serieuze poëzielezer. Ik heb me erin gespecialiseerd. Bij elke vorm van specialisatie bestaat het gevaar dat je een vakidioot wordt die alleen nog maar kan zien wat hij wil zien. In het laatste nummer van De Gids publiceerde ik een beschouwing over ‘Made in Madurodam’ van C.B. Vaandrager, waarin ik getracht heb aan deze ultrakorte cyclus gedichten zo veel mogelijk betekenis toe te kennen. Ben ik daarin te ver gegaan? Mijn vroegere leraar Nederlands, Rob Danz, nota bene de man die mij vijftig jaar geleden de edele kunst van close reading heeft bijgebracht, vindt van wel. Hij stuurde me een brief, die ik hieronder in licht ingekorte vorm reproduceer.

‘Logischerwijs beginnen we met de titel. ‘Made in (vul maar in)’ is een woordcombinatie die je overal ter wereld miljoenen malen tegenkomt op producten en verpakkingen, meestal ter aanbeveling. Het is derhalve een ready made, zo ongeveer het handelsmerk van Vaandrager. Maar het is ook een heerlijke dichtregel: hij huppelt, ondersteund door alliteratie, mooi metrisch, het vocalisme is van een verfrissende fleurigheid en ‘Madurodam’… wat een mooie naam! Ook als ik aandachtig lees heb ik niet de neiging hier een palindroom in te zien, dat is meer iets voor de vorser met zijn leesloep. Ik denk: hoeveel mooier dan ‘Rotterdam’ of ‘Werkendam’, te vergelijken met het fraai assimilerende ‘Alblasserdam’. Laten we blij zijn dat het pretpark niet Dwergdorp heet, of Kleinhuisterveen.
Nu lezen we de eerste zin van de eerste strofe: ‘Wat gebeurde er met / reserve-luitenant Maduro?’ Hè, luitenant, niet sergeant? O, wacht, er staat ‘Maduro’ en niet ‘Massuro’. In 1957 verscheen De versierde mens van Harry Mulisch, waarin het verhaal ‘Wat gebeurde er met sergeant Massuro’ was opgenomen. Vaandrager moet dit verhaal gekend hebben en deze allusio niet hebben willen laten voorbijgaan. Daarmee heeft hij de lezer even op het verkeerde been gezet en gedwongen de eerste zin nog eens goed te lezen.
En, wat gebeurde er met Maduro? Hij werd door de nazi’s omgebracht in Dachau. Dat is wat er met hem gebeurde, wat hem overkwam. Maar de tekst gaat verder met de mededeling dat hij zijn leven offerde voor het vaderland. Dat is geen noodlot, dat is een bewuste keuze, een wilsdaad. Weer schieten onze ogen heen en weer, er is een duidelijke discrepantie tussen de vraag en het antwoord, de dichter brengt ons opnieuw in verwarring.
Ik ben – en ik kan dat nu wel betreuren – nooit ter plekke geweest, maar ik stel me voor dat men bij het betreden van Madurodam geconfronteerd wordt met een tekst die uitleg verschaft over de naam. Daar leest Vaandrager dat luitenant Maduro zijn leven offerde voor het vaderland en dus een held is. Maar waarom? Wij weten dat hij niet sneuvelde bij de verdediging van Den Haag, vervolgens niet onderdook maar in het verzet ging, werd opgepakt en omkwam in Dachau. Was hij het slachtoffer van onvoorzichtigheid of verraad of werd hij als Jood van de straat geplukt, op transport gezet en vermoord? Veel doet het er niet toe, en ik wil hem niet tekortdoen, zijn verzet was sowieso een daad van moed, maar feit is dat zijn ouders zich konden permitteren Madurodam te financieren en er zijn naam aan te verbinden. Dit is niet een monument voor de Holocaust, maar voor een zoon. Daar mag iedereen van denken wat hij wil.
Madurodam is een beetje Nederland in het klein: een Rotterdams haventje, een Zaans Schansje, een Schipholletje. Maar er wordt niets gemaakt, er komen geen kleine koekjes uit een kleine koekjesfabriek, geen pakjes thee uit een Van Nellefabriekje. ‘Made in…’ slaat dus nergens op.
Of toch? Tweede strofe: ’De kroketten in het restaurant / zijn aan de kleine kant.’ Leuke zin in deze context, en ‘kroketten’ als een (soort van) onomatopee zien is een aardige vondst. Associaties met concentratiekampen daarentegen, hoe subtiel ook verwoord, stuiten mij tegen de borst; ik vind dat ook geen close reading meer.
Wat mij boeit is vooral dat de dichter ons hier voor de zoveelste maal uit het evenwicht brengt. ‘Restaurant - kant’ is een geval van visueel rijm; de gemiddelde Nederlander spreekt ‘restaurant’ op z’n Frans uit, rijmend op ‘Clermont-Ferrand’ of ‘vol-au-vent’. Vaandrager is meer dan een gemiddelde Nederlander, hij is een volbloed Rotterdammer, opgegroeid ‘op Zuid’, maar hij behaalde zijn diploma Gymnasium alpha met een 10 voor het mondeling Homerus. Hij wist dondersgoed dat zijn lezers even naar boven zouden terugkijken: rijmt het nou of niet? Het vervelende is dat ik niet weet wat hij met al deze gesignaleerde ontregelingen wil; toch wat langer de aandacht vasthouden? Erop wijzen dat er wat meer staat dan er staat? Bij voorbeeld dat Madurodam nogal tegenvalt?
De laatste eenregelige strofe is misschien een aanwijzing: ‘De uitgang heeft vertrouwde afmetingen’ – niet ‘gewone’, niet ‘normaal-menselijke’, maar ‘vertrouwde’. De dichter is blij dat hij weer ‘thuis’ is. En zo is het volgens mij precies; geen woord wijdt Vaandrager aan wat er in dat dwergstaatje te zien is, hij gaat binnen, hij beklaagt zich over de catering en vertrekt, opgelucht. Hierin iets meer willen lezen is mij te speculatief.
Tot slot nog even terug naar de titel. Die is heerlijk polyinterpretabel, want behalve de teleurstellende kroketten is ook dit minimalistische, steeds vragen oproepende, gedicht made in Madurodam.’

Missschien heeft Rob Danz gelijk en is mijn analyse totaal uit de hand gelopen. Of ben ik de eerste die echt heeft begrepen wat er staat?

Piet Gerbrandy (1958) is redacteur van De Gids. Hij publiceerde een twaalftal dichtbundels, enkele bundelingen met essays en enkele vertalingen uit het Grieks en Latijn. Hij is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam.

Meer van deze auteur