We zitten in een café. Hij heeft een vriendin, ik zeg dat ik verliefd op hem ben. We delen een fascinatie voor het begrip ‘liefde’.
Bestaat liefde wel? Ik huil en drink mijn bier.
Waarom vraag je je dat af?
Tao Lin zegt ergens dat als de liefde een dier was, dat dat het monster van Loch Ness zou zijn. Misschien maakt het niet uit of liefde echt bestaat.
Of wordt het juist echt door het te benoemen?
Hij weet het niet.
Maar waar hebben we het dan over?

Weet je nog toen ik begon te werken voor Tarik Sadouma? 
De kunstenaar die een harem had opgericht?
Ik had het idee dat mensen dachten dat ik gek was geworden. En ik voelde ook hoe alle grip op de werkelijkheid wegglipte. Ik geloofde in de mythologie van het verhaal dat ik zelf aan het schrijven was.
Ik besloot de ideeën van anderen over mij een plek te geven in een Instagrampost. Ik liet hem de screenshots zien uit mijn notitieapp waarin ik verklaarde te zijn ontsnapt uit een harem die zich voordoet als kunstcollectief.
Weet je nog?
Ik deed iets waardoor het geloof in het idee sterker werd.
De Instagrampost was een hommage aan de klassieker onder de ‘hyperstitional fiction’, Who’s Pulling Your Strings? van de ccru, geschreven door Mark Fisher.
De ccru?
De Cybernetic Cultural Research Unit. 
Een groep studenten en docenten aan Warwick University die zich in de jaren negentig bezig hield met experimentele filosofie en literatuur en gefascineerd was door de roman Neuromancer van William Gibson uit 1984.
Misschien probeer ik indruk op hem te maken, maar ik ga verder.
Nog meer dan door de inhoud van deze roman waren zij geobsedeerd door het gegeven dat het concept ‘cyberspace’ dat in deze roman zijn oorsprong vindt, midden jaren negentig werd gerealiseerd op enorme schaal in de vorm van 
het internet, zeg ik.
Hij kijkt onrustig om zich heen.
De toekomst opereert in het heden.
Sciencefiction is niet alleen een instrument om over de toekomst te dromen, maar kan die toekomst waarmaken, hoor ik mezelf zeggen.
Wat maak ik waar?
Hoe zou het zijn als wij een relatie zouden hebben? wil hij weten.
Betekent dat dat jij in ons als koppel gelooft, denk ik, maar ik durf het niet te vragen.

H. P. Lovecraft laat ons alleen fragmenten zien, daardoor lijkt alles echter.
Net als bij Borges, zegt hij.
Lijkt iets echter door voetnoten en citaten?
Heb je In the Mouth of Madness van John Carpenter gezien? Verzekeringsman John Trent volgt aanwijzingen naar het dorpje Hobbs End. Hij is ingehuurd door een uitgeverij om de verdwijning van hun meest succesvolle auteur, Sutter Cane, te onderzoeken. Omdat Hobbs End alleen bestaat in de boeken van Sutter Cane, vermoedt Trent dat hij op een publiciteitsstunt voor de boeken van de verdwenen Cane is gestuit, en zou die verdwijning dat niet ook zijn? Wanneer Trent in de boeken van Sutter Cane gelooft, valt zijn eigen beeld van de werkelijkheid uit elkaar.
De monsters uit Canes sciencefictionboeken zijn in werkelijkheid verantwoordelijk voor het bestaan van deze teksten, niet Sutter Cane zelf.
In werkelijkheid?
Het is een vreemd systeem.
Hij knikt.

Het is een feedbackloop, zoals die is omschreven door Mark Fisher in Flatline Constructs: Gothic Materialism and Cybernetic Theory-Fiction: het ‘cybernetische’ deel van fictie begint wanneer fictie in plaats van de werkelijkheid reflecteert, de werkelijkheid begint te beïnvloeden en zelfs te creëren.
De auteur is niet belangrijk, zegt hij.
Ja, zeg ik, en zelfs de tekst niet. Waar het hier om gaat is wat er gebeurt in de uitwisseling tussen fictie en werkelijkheid.
Liefde en leven.
Als je iets gelooft, kun je automatisch het tegenovergestelde niet meer geloven, en daarmee is geloof volgens Terence McKenna een ‘self-limiting function’.
En wat vind je zelf?
Als we geloven dat iets echt is, en doen alsof het echt is, en infrastructuren en instituties bouwen rondom deze ‘realiteit’, dan zal het effect hetzelfde zijn als wanneer het echt was geweest. Wanneer klanten van een bank geruchten over een faillissement geloven en hun spaargeld willen redden door het van de bank te halen, zullen zij zelf het faillissement veroorzaken.
Dus het maakt niet uit of het echt is, zeg ik.
De liefde die ik voel.
Het gaat erom of je gestalte kunt geven aan begrippen.
Naakte gedachten. Aarzelen om een fictie waar te maken. Alsof ik boven de maquette van mijn eigen leven hang. ¶

Jill van Grinsven (2000) is schrijver en kunstenaar. Ze studeert beeldende kunst aan de Rietveld Academie. Haar films Op zoek naar Jeroen Mettes en De Jimmiez werden getoond in Arti et Amicitiae en in het Stedelijk Museum Amsterdam. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman en aan een nieuwe film, beide getiteld Donuthuid.

Meer van deze auteur