**a.e.

Stel je voor
dat je zweeft in alles wat zweeft,
dat je vliegt tussen alles wat vliegt,
dat je rondtolt door alles wat rondtolt,
vrij, in en uit het licht van de schijnwerper
en dat de nacht het borduurwerk is
van een krankzinnig wijf
al net zo snik als jijzelf.


**s.j.

Hoe wij ons maniakaal vergrijpen
aan de lucht, draaiend
in ons vel de val bewaren
die het borduursel niet stikt

boven het honinggeel van de oktoberkou
de vogels die onze geest uitsteken
wervelend tot de randen
van de zwarte kogel

we voor het eerst de eeuwigheid
zien, niet als mythe maar sardonisch
als het rood oplichtend oog
van het konijn in zijn hok.


**a.e.

Hoe plots, als je verder kijkt
dan je beperkt was, er overal lijven
uit de eeuwigheid komen gevallen,
tuimelend richting hun nieuwe wording.

Dat die kogel de kern zou kunnen zijn
van maximale belasting – 
dat dat de wet is die ons afhoudt –

en we ademen alleen nog maar in
vergeten uit
en de bloedgassen lopen op.

Dat door oxygenatie
je haar overeind komt
als de vogelslaapboom,


**s.j.

en we de grond niet raken, maar wel al het zand
onder onze nagels voelen, de klamme aarde die wetten dicht
spreeuwen die de dromen uit ons hoofd vreten
en hopen op een hogerop

maar ons verlangen slaat ons te pletter, tot we in een boerenveld
ontwaken tussen bleke koeien en in de verte een kermis
die de lucht rood en geel kleurt, we een taal
aanslaan die het borduurwerk laat wapperen

dat ik niet langer de ander ben, zoals jij.


**a.e.

Zoals jij per ommegaande uit jezelf treedt, 
aanvankelijk wordt, 
Doornroosje met ivoren vingers,
en dat ik de Taal zelf word, uiteindelijk, 
dat ik mijn vorm verruil voor het eeuwig anderlijke, 
eeuwig klinkende, alles vormende wezen 
Taal, gekleed in zijn gewaad, genaaid 
uit woorden die onderpanden zijn, 
zinnen zomen,
bijvoeglijk naamwoorden linten, 
persoonsvormen mouwen 
en allerhande bepalingen kragen, 
en bijwoorden omkeringen en geboden, 
veel meer dan tien,

maar dat ik, Taal, opeens
de wet ontdek en zie dat 
twee delen van mijn lichaam 
af aan ‘t sterven zijn.


**s.j.

Ik kan me herinneren dat je zei
daar in het niemandsland aan de snelweg
met bolle struiken en ganzen als witte vlekken om ons heen
uit een eend een gans, uit een gans een zwaan
uit een zwaan de alles spiegelende hemel, uit de hemel
betekenis als buitenwoordelijke zwangerschap
maar uit hoeveel woorden tegelijk begonnen wij
als jij denkt dat we sterfelijk zijn,


**a.e.

en hoeveel woorden zijn er ontstaan
uit de eerste kreet 
geslaakt in een spelonk
over de rij ronde ruggenwervels
van een vrouw?

En hoeveel woorden zijn er ontstaan 
uit de eerste ademwasem
uitgeblazen bij het eerste zien
van de mandarijnoranje dageraad?

O Taal, kom toch tot ons als een vriend
die geen wanbegrip weet te wonen, 
die enkel liefde op lippen legt 
tot ook gij lijf wordt – als wij.


**s.j.

En daar kwam taal als een vriend
met een lijf dat ons niet helemaal beviel
zag hij zo eruit, zo schonkig, zo ongewassen?

en hij raakte ons aan
een beetje wreed misschien
in onze navel, in ons geslacht, niet eens onze tong

hij stelde het net op prijs
onze pogingen het spreken heel precies
het gewroet in zijn dromen

we gingen maar zwijgen en zagen het borduurwerk
ineens sleets, vale plekken en dun garen
alsof het zichzelf te lang had gewiegd

maar taal gaarde onze stemmen in zijn knisperend vuur.


*** a.e.

We trokken ons terug in onszelf
achter de fluwelen voorhang van het verdriet
in de veiligheid van een voortijdig afscheid.

Melancholie was de naam
van ons liefste hoofdkussen.

Het was zacht
als muizenschaamhaar waaiend
door de tuin van de bloeiende angsten.

Nee, je had genoeg gehad van Taal,
dat nukkig figuur,
en je wist het best,
dat je geen pogingen meer moest doen
kribbige lieden tevreden te stellen
die zichzelf de titel van vriend hadden toegedicht
maar die beten
in je rug.

Annemarie Estor (1973) is dichter. Haar genre-overschrijdende dichtwerk werd bekroond met de Herman de Coninckprijs, de Jan Campert-prijs en de Frederick Turner Prize. Daarnaast is zij voorzitter van de Adviescommissie Podiumliteratuur bij Literatuur Vlaanderen en freelance eindredacteur voor wie geeft om betere teksten.

Meer van deze auteur

Sasja Janssen (1968) is dichter. Voor haar werk ontving ze de Awater Poëzieprijs 2021, de Johan Polak Poëzieprijs 2024 en de Adriaan Roland Holst-Penning 2024. Haar bundels zijn vertaald in het Spaans en het Engels.

Meer van deze auteur