Koud is het water en grijs terwijl het door straffe noordwestenwind wordt opgestuwd. Grijs is eigenlijk niet het juiste woord want de kleur is zowel onbestemd als rijk aan schakeringen van wit zwart groen blauw en zilver naar de mate waarin het licht van de wankelmoedige want in wisselende dichtheid omwolkte zon door de vinnig schuimende golfjes weerkaatst wordt. Dit element is zo oud als de wereld. Na een reis van eonen hebben zijn atomen zich verwaardigd in deze zanden kom af te dalen en hier voorlopig te gaan liggen om ons te herinneren aan de eeuwigheid.

Ze liggen er maar zullen misschien niet blijven. Ze zijn hier onder voorbehoud. En het liggen geldt alleen voor het water als lichaam. De deeltjes zelf zijn altijd in beroering. Als deeltjes nog het goede woord is.

Van de vier elementen is water het enige dat in zijn wezen zintuiglijk ervaren kan worden. Aarde is te veelvormig en derhalve als substantie te abstract. Vuur is ongrijpbaar en lucht zelfs onzichtbaar. Alleen het water is althans in deze klimaatzone steeds in tastbare vorm in onze nabijheid zij het dat de mate van zijn transparantie varieert.

De plas is eenzelvig maar open.

Niet zomaar betreden wij deze sacrale ruimte. Om er binnen te mogen dienen wij onze kleren af te leggen want alleen naakt hebben wij het recht om in het water af te dalen. Kleding zou het ontwijden. Bovendien zou het ons dan niet volledig kunnen omsluiten. De tijdelijk aan onze lichamen gebonden atomen maken contact met hun oude vrienden. Zo raakt de ene oerstaat aan de andere.

Laag over het oppervlak scheren boerenzwaluwen op hun jacht naar onooglijke schepsels. Onooglijk in de zin van nietig want wie ze bekijkt ziet een wonderbaarlijk ingenieuze machinerie van kleurige lichaamsdelen. Ook nietig is incorrect indien men onder dat epitheton een intrinsieke neiging tot verdwijning verstaat. Vangst en voortplanting houden elkaar op zichzelf goed in evenwicht. Het is niet de honger van vogels die hun stand ondermijnt. De vernietiging heeft andere oorzaken. Voor zover vernietiging een verklaring behoeft.

Vernietiging is herverdeling. De dingen worden opnieuw gerangschikt.

Op en in het water wordt veel gestorven maar op zijn reinigende kracht heeft dat vooralsnog weinig effect. Misschien is ervaring met het dode wel een voorwaarde voor het vermogen tot zuivering. Organisch afval voedt vissen futen microben en geleedpotigen. En het riet natuurlijk. Het geduldig fluisterend riet waarin zich in het voorjaar luidruchtig verschuilen de zangers.

Ik wil daar wel drijven en sterven. Ik wil daar wel blijven. Op voorwaarde dat ook het water blijft.

Doorgaans pept het koele water me op terwijl het ritueel van de kruipslag een energieke verstilling veroorzaakt maar soms overvalt me midden op de vlakte een intense moedeloosheid. Dan wentel ik me op mijn rug om naar de wolken te kijken. Die moeten ook maar steeds gaan en weer komen. Ze lijken zich niet te verzetten. Misschien komt dat doordat hun rol duidelijk is terwijl er binnen hun beperkingen toch veel vrijheid bestaat. In elk geval hebben ze de ruimte. En aan een lichaam gebonden zijn ze niet.

In de loop van enkele jaren is de waterstand hier zeker een meter gedaald. Het regende wel maar niet voldoende en de zomers werden warmer. Het vocht voegde zich weer bij de wolken en viel blijkbaar elders neer want daarboven kon het niet blijven. Wat niet betekent dat daarboven alles tijdelijker is dan hier beneden. Er geldt daar een andere vorm van tijdelijkheid.

Er is daar meer ruimte om het tijdelijke te laten plaatsvinden.

Dat de maanden en jaren voorbij gaan en zelfs dat het tempo waarin ze dat doen toeneemt is niet erg op voorwaarde dat men eeuwigheid kan sparen door zich zo vaak mogelijk even onder te dompelen in afwezigheid van het vluchtige. Maar eeuwigheid is niet het juiste woord als men daaronder een ontbreken van tijdsverloop verstaat. Wat het water en de hemel belichamen is een kalm en onaangedaan schier eindeloos voorbij glijden van de tijd. Een tijd die geen momenten of ogenblikken kent maar slechts duur.

Fysici weten niet zeker of tijd een houdbaar concept is.

De maanden waarin het te koud is om daar te zwemmen ontberen vervulling maar lenen zich goed voor reflectie. Weerkaatsing van licht op herinnerd water dat wacht tot het weer april wordt. De opstanding na het versterven. De zuivering van het lichaam. De terugkomst van koekoek en wielewaal. Een verse generatie ijsvogels om de visstand te reguleren. Tot het weer oktober wordt en wij ons opnieuw in onze holen terugtrekken.

Valt straks een laatste winter
lost alle kleur zich op in grijs
geven wij ten leste ons gewonnen
en spiegelt water ongezien de lucht.

Piet Gerbrandy (1958) is redacteur van De Gids. Hij publiceerde een twaalftal dichtbundels, enkele bundelingen met essays en enkele vertalingen uit het Grieks en Latijn. Hij is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam.

Meer van deze auteur