Fuga van de depressie of melancholie

We hakten het bos tot veld, egeltje, ploegden het veld tot zand
we verborgen de littekens onder je pootjes, onder het asfalt.
Een overdosis mens put de bodem uit en ondertussen dolen
boven het parkeerterrein de vogels, kijk daar, ze maken
zich klaar voor vertrek, we plukten, hakten het bos
tot veld, ploegden het veld tot zand. Volg met je vinger

de appelsien op zijn vlucht van boom tot bord, volg
met je vinger de littekens onder je pootjes, in het asfalt.
Leer je goed op school? Wij leerden koeienmelk en
schoorsteenrook verdragen, een overdosis mens
put de bodem uit, egeltje, omdat we hygiëne aan de eed
van Hippocrates, een oude dokter van vroeger, toevoegden.

En ondertussen dolen boven het parkeerterrein de vogels,
want we hakten het bos tot veld, ploegden het veld tot zand.
Na elke tragedie volgde de lach bij die oude dokter van vroeger,
maar de lach is verstrooid, zoals de appelsien op zijn vlucht
van boom tot bord. We verborgen de littekens diep onder het asfalt

en toch leven we nog altijd van maaltijd naar maaltijd.
we leerden koeienmelk en schoorsteenrook verdragen,
wij, overdosis mens die de bodem uitput, zijn maar een kegel
in het oog van de zelfmoordstatistieken, ook al voegden we
hygiëne toe aan de eed van Hippocrates, en nog altijd

dolen boven het parkeerterrein de vogels. We hakten
muziek in reclameblokken, ploegden vrijheid tot koopkracht,
na elke tragedie volgde de lach maar de lach is verstrooid,
egeltje, de appelsien maakt omwegen van boom tot bord.
We zwegen over de littekens onder onze mouwen,
over de moorden onder mes en vork

en toch leven we nog altijd van maaltijd naar maaltijd,
we leerden koeienmelk en schoorsteenrook verdragen
en nu is het onze beurt, van de overdosis mens, om uitgeput
de bodem te bereiken. We zijn maar een kegel in het oog
van de zelfmoordstatistieken. We voegden hygiëne en
asfalt en vele omwegen toe aan de eed van Hippocrates.

En ondertussen zwerven over het parkeerterrein de vossen
we hakten muziek in reclameblokken, ploegden
vrijheid tot koopkracht na elke tragedie. Volg de lach,
maar de lach is verstrooid, rol de appel van boom tot bord.
We verzwijgen nog altijd de littekens onder onze mouwen

en leven van maaltijd naar maaltijd, we leerden chocolade
en meningen slikken en nu is het onze beurt om uitgeput
in slaap te vallen, wij, egel in het oog van de statistieken.



Fuga van het verlangen

Zo begin je, verhaaltje, met een roos die zich bekeken voelt,
een tor die zich uitdost en een bij die vliegt in andermans
verlangen om te slagen in de test van de roos. Er ligt grond
onder het asfalt die naar zaden smacht. Een tweede roos
voelt zich bekeken, verhaaltje, een derde tor dirkt zich op,
ze zijn de Romeo en Julia van de eenentwintigste eeuw.

Een zwerm bijen danst in andermans verlangen, slaagt
in de test van de roos, het woud brandt desondanks
sneller af dan jou verteld wordt. Er ligt grond onder
het asfalt die naar zaden smacht, verhaaltje. Neem nu
de rozen: ze voelen zich bekeken; neem nu de torren:
ze tutten zich op. Je wilt ertussenuit, maar de ijsschots

smelt sneller. Jullie zijn de Romeo en Julia van deze eeuw.
Bijen snoepen van andermans verlangen, slagen in de test
van de roos. Je zoontje begint aan zijn glimlach, verhaaltje,
zet ervoor de lippen op elkaar. Het woud brandt desondanks
sneller af dan jij kunt navertellen. Er ligt hier onder het asfalt
een grond die naar zaden smacht. Tulpen reizen de wereld rond,

kevers willen bekeken worden, ze willen ertussenuit
maar de ijsschots smelt sneller. Hen is de Romeo en Julia
van de eenentwintigste eeuw. Bijen hebben hommeles
met andermans verlangen, als je zoontje dat hoort, begint
hij aan zijn glimlach, zet ervoor de lippen op elkaar.
Het woud brandt, verhaaltje, ondanks wat je ons vertelt.

Onder elk huis wachten zaden op zon. Tulpen reizen de
wereld rond, kevers willen gezien worden, ze willen
ertussenuit, naar Afrika of Amerika, maar de ijsschots
smelt sneller. Hij is de Hamlet van de eenentwintigste eeuw.
Bijen hebben hommeles met je verhaaltjes, verhaaltje. Maar
je zoontje begint aan zijn glimlach, zet de lippen op elkaar.

Xavier Roelens (1976) debuteerde in 2007 en publiceerde sindsdien drie dichtbundels. Zijn laatste bundel, Onze kinderjaren (2018), werd genomineerd voor De Grote Poëzieprijs. Zijn werk is vertaald in tien talen waaronder het Frans, Engels en Russisch.

Meer van deze auteur