Een droom pinnen, een droom. We groeiden op,
het grijze brood werd hard in onze handen,
de lucht leek afgeblauwd, niets bracht geluk.

Een droom pinnen, een feest, een mond, iets snels,
veel drank, veel drugs. De zee oogt afgeblauwd.
We groeiden op. We hadden geen geluk.

En nu. De dag is ongesteld. Nou en?
Ik ben mijn eigen voorjaar, lieg, vertekenen
alles wat ik meekreeg van het leven

is dat het lang en lastig is gebleken.