Aan Pieter Kasteleyn

In Het land van herkomst beschrijft E. du Perron hoe de jeugdjaren van zijn alter ego Arthur Ducroo worden getekend door een bijzondere leeservaring. Op school in Indonesië valt Arthur aanvankelijk buiten de boot. Hij heeft weinig vrienden en wordt gepest, wat hij als een intense vernedering ervaart. De kleine jongen droomt van een fysieke afrekening met zijn tegenstanders, maar ontbeert zowel de kracht als de moed om dit te realiseren. Daarom houdt Arthur zich gedeisd; bangig maar gefascineerd kijkt hij naar de gevechten tussen andere jongens, waar hij zich alleen in zijn fantasie in mengen kan.

Maar via de verbeelding weet hij de heroïek uiteindelijk ook een plaats in zijn eigen leven te geven: nadat Arthur voor het eerst De drie musketiers van Dumas heeft gelezen, neemt zijn sociale bestaan een andere wending. Geïnspireerd door het boek organiseert hij een ‘roversspel’ waarmee hij contact legt met leeftijdsgenoten. Daarnaast ontwikkelt Arthur een talent voor schermen en besluit hij te leren boksen. Door zich te spiegelen aan zijn grote held d’Artagnan kan hij zich het zelfvertrouwen aanmeten dat hij nodig heeft om zijn omstandigheden te overstijgen en zich zonder schroom te manifesteren.

Deze anekdote is sterk autobiografisch.

Du Perron heeft het in zijn essays meermaals over de grote invloed die het Franse jongensboek op hem had: ‘De drie musketiers van Dumas overschitterde alles; de degen van d’Artagnan ruimde al het vorige op,’ schrijft hij in de verzamelde notities In deze grootse tijd. En: ‘D’Artagnan, Athos, Porthos en Aramis waren eindelijk voor mij wat de helden van de Ilias voor de Grieken moeten zijn geweest, tegelijk voorbeeld en poëzie, mythe in één woord.’ Daarnaast suggereert hij in Cahiers van een lezer dat zijn persoonlijkheid mede gevormd is door de boeken die hij als kind graag las: ‘Misschien zou ik in mijn jeugdlectuur al kunnen terugvinden waartoe ik mij nu voel aangetrokken en wat mij nu afkeer inboezemt.’

Vanuit het nu bezien doet één specifieke periode uit Du Perrons leven het meest denken aan het verhaal van Dumas: de tijd van zijn vriendschap met Menno ter Braak en het ontstaan van Forum. De twee auteurs, die zich consequent probeerden te onderscheiden van hun contemporains, vonden in elkaar een bondgenoot in hun strijd tegen gezwollenheid en pretentie. De vechtlust van Du Perron, die zich na zijn kindertijd meer met literatuur dan met lichamelijke krachtmetingen was gaan bezighouden, werd door Ter Braak opnieuw aangewakkerd, en dat resulteerde in bijtende polemieken en de scherpste literaire kritieken van het interbellum. Samen vormden de vrienden een alliantie, een verbond tussen twee eenlingen die elkaar al schrijvend, denkend en discussiërend wisten te sterken.

Wanneer ik deze legendarische vriendschap overdenk valt me op dat Du Perron en Ter Braak elkaar nog maar relatief kort kenden toen ze Forum oprichtten: ze ontmoetten elkaar als eindtwintigers in 1930, een kleine twee jaar later waren ze mederedacteuren. Wel hield hun kameraadschap lang stand: tot hun abrupte, bijna gelijktijdige dood in 1940 bleven ze bevriend.

Of het nu om andermans leven of het mijne gaat, ik duid vriendschappen vaak aan de hand van twee samenhangende aspecten: trouw en duur. Allerminst populaire begrippen in een tijd waarin sociaal contact bij voorkeur getypeerd wordt door openheid en vrijblijvendheid, dat besef ik, maar in mijn ogen zijn intense verhoudingen als vriendschappen of liefdes niet inwisselbaar, zoals minnaars, banen en vervoersmiddelen dat door het internet voor sommige anderen wel zijn geworden. Sterker nog, flexibiliteit doet volgens mij juist afbreuk aan dat wat de kern van elke vriendschap is: de onvoorwaardelijke toewijding aan een ander.

Vriendschap moet een verbond zijn, gebaseerd op een vastberaden, niet-willekeurig besluit om je te committeren aan één iemand, in weerwil van de eindeloze keuzemogelijkheden en met aanvaarding van alle risico’s. Ik deel het heroïsche beeld dat E. du Perron van vriendschap had, en geloof heilig dat werkelijke verwantschap een aardverschuiving teweegbrengt, je leven ingrijpend en onherroepelijk verandert. Dat idee blijft onwrikbaar, ook nu ik ruim vijftien jaar ouder ben dan de dromerige Arthur uit Het land van herkomst. Zoals Bob Dylan zingt in My Back Pages, dat ik nadat ik het nummer ontdekt had wekenlang op repeat heb gezet: ‘Romantic facts of musketeers / Foundationed deep, somehow’.

Trouw hoeft niet te worden opgevat als een plicht of een beknotting van eigenheid. Voor mij komt trouw eerder voort uit een verlangen naar bestendiging: je wilt het contact koste wat kost voortzetten, steeds meer met de persoon in kwestie delen. Vriendschap laat zich daarom het best vergelijken met een gesprek, de omgangsvorm die eveneens haar belangrijkste bestanddeel is. Net als een conversatie wordt een vriendschap steeds diepgaander naarmate hij langer duurt. Door een gesprek voort te zetten kan het zich verder ontwikkelen en kan er steeds meer aan worden toegevoegd. Tegelijk draagt alles wat eerder gezegd is bij aan de rijkdom van een dialoog: oude onderwerpen kunnen worden hernomen, onaffe redeneringen kunnen later worden voltooid. Het verleden blijft altijd resoneren in het heden; het verdiept en kleurt alles wat we elkaar in het heden proberen te zeggen.

Onlangs las mijn geliefde On the Road voor de eerste keer. Ze was niet overtuigd door Kerouacs verbeelding van vriendschap: hij schrijft voortdurend dat er uitbundig gesproken en gediscussieerd wordt, maar vertelt je zelden waar zijn personages het over hebben. Toch waren het juist die passages, waarin Sal Paradise en zijn kompanen eindeloos pratend door New York struinen, zonder ook maar een moment te zwijgen, die mij als tiener overweldigden. Mogelijk was dat omdat ik een paar jaar eerder voor het eerst echte vriendschap leerde kennen en zelf verzeild was geraakt in een eindeloos gesprek, dat we door alles samen te doen en urenlang te bellen aangrepen om de dagen zo ver mogelijk op te rekken.

Het is datzelfde gesprek dat nog altijd doorgaat, fonkelende avonden en rokerige nachten achtereen, dat in mijn dromen doordringt en me ‘s ochtends weer aan het denken zet, me voortduwt totdat ik mijn laptop openklap en begin te schrijven.

Lodewijk Verduin (1994) studeert Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schrijft literaire kritieken voor
De Groene Amsterdammer en publiceerde essays in Tirade, Hollands Maandblad en De Nederlandse Boekengids

Meer van deze auteur