Je kijkt op Facebook en op je vaste nieuwssites. Je wilt een originele en ferme reactie achterlaten in een thread bij een bericht over de opwarming van de aarde omdat je ziet dat ook zij dat bericht heeft geliked. Je denkt er even over na en besluit ondertussen wat opinieartikelen over laatkapitalisme versus postkapitalisme op te zoeken, maar beseft na enige tabbladen dat je eigenlijk nooit Het Communistisch Manifest hebt gelezen, je vindt een pdf op internet en begint te lezen – na drie pagina’s bedenk je iets intelligents over schijnrealiteit en fantomen en het failliet van het neoliberale denken en keer je terug naar de thread, maar die heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een tweestrijd over de politie als fascistisch instrument van wit suprematisme en reacties met een idiosyncratische grammatica over fatsoen, liefde en kanker –

Denk om je lijsten! Je spreekt jezelf, streng, steeds toe. Waartoe? Zou je er beter in zijn als iemand anders? Let wel: als, niet dan. Meestal gaat het zo:

opstaan, wassen, koffie zetten, aankleden, ontbijten, Excel openen – je vergeet je ochtendgymnastiek – zie zo gaat het… O!

falen falen falen

de wekker gaat nog een keer, je staat op, struikelt over de kat, de brokjes zijn op en de kat wist dat gisteren al…

falen falen falen

Spijkerbroek staat nog half overeind alsof een man daaruit verdwenen is. Je drinkt toch even je koffie, poetst meteen daarna je tanden: zenuwpijn, spookbeeld van tandarts en eroderend glazuur doemt op. Jas over trui met daarop een melkige vlek tandpasta. Wat te doen met je baard? Je haar? Ach het kan je de… ja poes, baasje naar buiten laten, tot zo – je gaat snel ontbijt halen, hoor eens poes. Sorry poes. Denk om je sleutels!
Winst.

Buiten – het is guur buiten, je mond smaakt toch nog vies. Je hoopt dat je niemand tegenkomt in desupermarkt. Poetst je bril maar even met de mouw van je jas. Er zit een deukje in –
falen

Wat is de actie van de dag? Je zoekt de brokjes. Vooruit ook zo’n pakje luxe natvoer, dat maakt poes gelukkig en dat doet ook jou weer goed. Je kijkt om je heen. Wat meer, is heilzaam? Je loopt terug naar de ingang, waar het fruit en de groente liggen. Sinaasappels – nee, grapefruit. Je betast het tropische fruit. Mooi kleurtje, die grapefruits. Je kiest er een en dan toch ook een sinaasappel. Griekse yoghurt, sojayoghurt, magere Franse kwark? Volvezelcrackers.

Aha, constateer je, maar één pinpas in je jaszak, de verkeerde. Goedemorgen zegt ze, van de kassa. Ze heeft witte tanden. Pinnen graag zeg je en houdt daarna je lippen weer stijf op elkaar. Saldo niet toereikend, zegt het apparaatje. Je glimlacht, ze is stoïcijns. Dan de grapefruits maar niet, sorry. Sorry, crackers ook niet –

Met de brokjes, het pakje luxe natvoer en een sinaasappel snel terug. Poes heeft honger, zo ook jij. Je rammelt met de brokjes, je bent geliefd. Dat prettig roffelende geluid klinkt ook voor jou aangenaam. Nieuw kopje koffie uit de kan – lauw – toch maar even in de magnetron. Het is mistig buiten, maar wees niet somber, nee, niemand ziet je. Je loopt met de koffie naar je computer, de kat blijft zachtjes ritmisch haar brokjes kraken. Vandaag ga je verder met lijsten invoeren. Je bent iemand die zich doelen stelt. Het doel van vandaag: lijst nummer 13 tot en met nummer 20 invoeren en dan niet – de koffie begint te werken.

Misschien toch eerst even iets anders doen achter de computer, onder je bureau. Je gaat er wat comfortabeler voor zitten, doet de deur dicht, voor de zekerheid, maar de kat heeft je in de smiezen en komt aan de deur staan krabben en eist te worden binnengelaten. Je probeert haar eerst te negeren, maar je voelt je betrapt, verliest momentum, geeft op, doet je riem weer vast en de deur open voor de kat: ze gluurt vanaf de drempel naar binnen, maakt dan rechtsomkeert –

Je bent bij lijst 14. Je zoekt iets op over hoe productiever je dag in te delen en komt uit bij een site met de schema’s van bekende en succesvolle historische persoonlijkheden, zoals de bij aanstormende kunstenaars en nazi’s populaire filosoof Friedrich Nietzsche en de Amerikaanse golfspeler Tiger Woods. Nietzsche at veel fruit, lees je, en wandelde. Je eet ook de andere helft van je sinaasappel op, laat de schillen op je bureau liggen en zegt tegen de kat dat je even een ommetje gaat maken. Je kunt zelf ook niet geloven dat je buiten meteen in een drol trapt, zeker weer dat beest van twee straten verder. Graag zou je gespierder zijn, zodat je die meneer van twee straten verder eens goed te grazen zou kunnen nemen. Je veegt je schoen aan de stoeprand af en schuurt er wat mee over de tegels. Verderop zijn grasperkjes. Verdomd daar zal je ‘m hebben. Je knikt vriendelijk, ook naar de hond, en loopt door…
falen falen falen

Je kijkt nog eens op je telefoon, geen notificaties, behalve het weerbericht: code geel, dichte mist. Een aantrekkelijke vrouw komt je tegemoet gelopen, je wilt glimlachen, maar weet niet zeker of dat geen teken is van de vanzelfsprekende masculiene toe-eigening van de ander in de openbare ruimte. Je glimlacht toch – ze ziet je natuurlijk niet staan. Als je misschien meer zo of zo zou zijn, had ze dan gedwee terug gelachen? Je besluit zelf maar iemand te bellen, aarzelt, je moet eerst je lijsten nog afmaken. Als compromis stuur je K. een bericht, of ‘ie nog plannen heeft voor de avond. Je bergt je telefoon weer op en houdt je handen in je zakken, je krijgt je passen maar niet in het ritme van een ferme tred. Als jochie keek je van die cartoons waarin de tekenfiguur stokjes tussen de oogleden geplaatst kreeg om wakker te blijven. Terwijl er steeds meer rode adertjes over zijn oogbol groeiden, knapten uiteindelijk de stokjes onder het gewicht van de oogleden. Hoe liep dat eigenlijk af in A Clockwork Orange? Zelfs na een half uur buitenlucht voel je je nog niet echt wakker. Het kan ook aan de mist liggen. Je besluit dat het aan het weer ligt. Je weet zelf ook dat het een teken is van –

Je onderbreekt jezelf even tussen lijst 15 en 16. Je krijgt een advertentie over een nieuwjaarsaanbieding van de plaatselijke sportschool en meldt je ervoor aan, ook al heb je heus wel door dat je belazerd wordt. Ook jij bent ‘een kind van je tijd’ las je in een artikel waarin je jezelf, gedeeltelijk, herkende. Je bedenkt ineens dat je je moeder nog geen gelukkig nieuwjaar hebt gewenst, haar oproepen heb je genegeerd vanwege de kater.

Je belt haar en vraagt je ondertussen af waarom sommige patronen niet doorbroken worden, of het een natuurwet is of persoonlijke karakterzwakte. Het is alweer de tweede week van het nieuwe jaar, zegt je moeder. Ja ook van je vader de beste wensen. Je hoort je vader iets brommen uit de andere hoek van de woonkamer. Je probeert je gedachten niet merkbaar te laten afdwalen. Je zegt dat je een deadline hebt. Niet te hard werken hè, zegt je moeder. Je gaat er nog eens aan onderdoor, met de kerst zag je er ook al zo slecht uit. We zagen E. trouwens nog, je krijgt de groeten en ze hoopt dat alles goed met je gaat.

Je moet jezelf onder ogen zien. Je bent bij lijst 18 en je hebt geen zin meer. Je staat voor de spiegel. Scheren of niet? De kat verwijt je van alles. Je gooit het luxe natvoer in de strijd en je bent iemands held. Je wilt het niet toegeven, maar dat voelt goed. Je vindt een paar lenzen – pas net over de datum. Dan ook maar scheren, maar snijd jezelf niet, doe de dingen met aandacht, precisie –

Je hebt geen zin om aan de bar te gaan zitten, zoekt een schimmig tafeltje en stuurt K. een bericht over waar je zit. Hij is te laat, maar het is niet onaangenaam om ondertussen vanaf hier de rest van de kroeg te kunnen bekijken. Je pulkt wat aan een bierviltje en denkt iets abstracts over de mensheid – toch voel je je hart samenknijpen. Vroeger dachten ze dat het de milt was, die verantwoordelijk was voor dergelijke oppervlakkige, maar desalniettemin ontregelende, gevoelens. Je probeert met je hand je milt te lokaliseren, maar je hebt eigenlijk geen idee waar dat orgaan zich bevindt en je vindt het moeilijk je voor te stellen dat ook jij er een zou hebben. Je krijgt je biertje, remedie.

K. komt binnen, steekt zijn hand op. Hij neemt de kou mee van buiten. Zijn neus is rood. Sinds zijn scheiding is hij op een raadselachtige manier een stuk opgewekter. Hij knikt naar het sneetje op je wang en grinnikt. Niet meteen over die lijsten beginnen. Tiger Woods zeg je, is ook gescheiden. K. lijkt je niet te volgen en trekt als teken daarvan zijn wenkbrauwen op. Die golfkampioen – je weidt uit met de informatie en feitelijkheden die je over Woods verzameld hebt. Golf is niet zo zijn ding, zegt K. Hij zegt dat hij niet kan geloven dat hij er is in getuind. Waarin vraag je. Het hele kapitalistische idee van het huwelijk, en bovendien, waarom zou de staat zich mengen in zijn privéleven? Maar was zij het niet die de scheiding had aangevraagd? K. wuift het weg met zijn bier. Je begint over Het Communistisch Manifest en de gedachtelijn die je eigenlijk online had willen delen. K. blijft met zijn hoofd schudden en zegt dat hij niet denkt dat het christendom nog per se iets met zijn huwelijk te maken heeft. Modegrillen, zegt hij en kijkt net langs je heen. En ons huis, vervolgt hij – ik zit tegenwoordig in de huiskamer op een campingstoel die ze in de schuur is vergeten – was ook al zo’n mislukt experiment tot een authentiek eclectisch interieur, met te veel IKEA en te weinig design, alleen die Eamesstoelen, zodat iedereen meteen ziet dat je eigenlijk geen smaak hebt. Maar de boekenkast heb ik gehouden! En daartegenover heb ik nu mijn stoeltje en een omgekeerd kratje als bijzettafel. Ha! zegt hij, zonder dat het een lach of een confirmatie van iets is. Hoe komt het dat je ongemerkt een verkeerde afslag hebt genomen… er zou toch een handleiding moeten bestaan. Hij blijft nog even nee schudden, vraagt dan hoe het met je lijsten gaat.

Je begint nog eens over Het Communistisch Manifest, nu met een beter ontwikkeld argument. Je bedenkt ter plekke dat je die reactie ook wel kan uitwerken tot een roman, met een sciencefictionachtige inslag, over ‘barre landen’ die na de puinhopen van het kapitalisme de weg naar een samenleving vrij van elke uitwisseling van goederen niet weten te vinden. Zoiets als …? zegt K. Nee eerder zoals – je komt niet meer op die scifi-titels die je vroeger weleens las, maar je zegt dat je denkt aan een mengeling van Dostojevski, Orwell, Wells en Kubrick, of nee Burgess. Waarom verwerk je dat niet in een opiniestukje, zegt K.

Op weg terug naar huis zie je een groep jongens naderen – van die klootzakjes denk je onwillekeurig. Je voelt je ongemakkelijk en balt je vuisten in je zakken, de sleutels als geïmproviseerde boksbeugel. Van dichtbij herken je de buurjongens pas en ze knikken je gedag, je hoort dat je oud en schor klinkt –

Voordat je gaat slapen, besluit je nog even op te zoeken waar de milt precies zit. Je voelt aan je ribben. Je spant je buik iets aan. Door de grote hoeveelheden fruit die Nietzsche at, speelde dikwijls zijn maag op. Zijn gezondheid was niet optimaal. En zijn verstand? Je denkt aan je lijsten. Morgen: lijst 18 tot en met 30. De kat nestelt zich op je benen en spint luid. Je probeert stil te blijven liggen, maar je linkerbeen moet iets en voor je het weet verplaatst het zich spastisch en springt poes nijdig van bed –

Je voelt je moe. Slaap is voor de zwakken… falen falen –

Je wordt wakker en de lucht hangt niet als een blok beton over de wijk. Je knagende, slechte humeur laat je in een vage hoek staan. Opstaan, ontbijt, koffie! Er zijn brokjes voor de kat, ze heeft je alles weer vergeven. Je drukt je op, een keer, twee keer, hup naar de tien. Je raakt de grond niet, niet de grond raken, twaalf, dertien, veertien – je lichaam zijgt neer als de gecontroleerde implosie van een overbodig geworden gebouw –

Je ligt languit op de vloer, maar niet lang. Je neemt een verkwikkende douche. Je laat de dodemansjeans voor wat ‘ie is en trekt een verse broek en een schoon shirt uit de kast. Wat is de actie van de dag? Je zegt het hardop. Je doet je wollen trui aan, die zij voor je heeft gekocht. Niet dat het ertoe doet.

Vandaag naar de flexwerkplek bij het station. Het is in het geheel niet guur buiten, maar fijn, fris. Je trapt stevig door, haalt anderen (wie zijn dat? regenjassen, in processie) soepel, met gemak zelfs!, in. Je koopt een extra grote cappuccino, je vindt een uitstekende plek met uitzicht op de stationshal en een stopcontact voor al je opladers. Je knoeit niets, je verzinkt in een tentatieve contemplatie. Je denkt niet aan E. Je moet wat vaker eropuit met K., dat zal hem goed doen, zo na de scheiding. Je klikt je lijsten weg en opent je browser, eventjes, om iets op te zoeken. Ondertussen kijk je of er nog een nieuw bericht is waarop je zou kunnen reageren, zeker nu je beter beslagen ten ijs zou komen met de research van gisteren. Niets, geen relevante activiteiten te bespeuren. Je klikt door en door totdat je ziet dat er alweer vijftig minuten verstreken zijn. Goed, misschien zal er zich later op de dag een nieuwe kans aandienen. Je kijkt om je heen, het is inmiddels drukker geworden, alle gunstige plekken zijn bezet en omstanders zouden kunnen zien dat je niet aan je lijsten werkt, maar door E.’s vakantiefoto’s aan het bladeren was.

Je maakt je rug groter en leunt wat meer over je laptop. Tegenover je is iemand komen zitten met een opvallend brilmontuur, vagelijk lijkend op het jouwe. Je doet je eigen bril af, poetst ‘m zoals altijd met je mouw en drukt hem weer op je neus. De man tegenover je heeft ook een extra grote cappuccino en typt driftig op een laptop, hetzelfde model als dat van jou, en, nu je nog eens om je heen kijkt, een groot gedeelte van de hier aanwezige – wat zijn het? – grafisch ontwerpers, mensen met een online tekstbureau. Iets verderop raken de blaadjes van de decoratieve ficus het korte, witte helmachtige kapsel van de vrouw die je ergens doet denken aan een wat jeugdigere, kloeke moeder Theresa, net niet. Ik vind het heerlijk om jou zo te zien genieten, hoor je haar zeggen. Het frêle magere vrouwtje tegen wie ze dat zegt is een beker slagroom, die ze eigenlijk door haar mok hoort te roeren, zo aan het oplepelen terwijl de chocolademelk ernaast staat af te koelen. Er blijft van alles hangen in die gekreukte mondhoeken – ook genieten. Nog één hap slagroom en het is op. Ze kijkt weer chagrijnig voor zich uit. Gewoon doorgaan met leven en ademhalen, zegt moeder Theresa ineens. Zijzelf heeft een bescheiden kopje thee, met het zakje er nog in, en laat haar blik liefdevol over het mensje gaan. Goed doen – is er een beter gevoel dan dat? Jullie blikken kruisen elkaar en je snapt wat jullie scheidt, afgezien van de slagroom en theezakjes. Je beziet schuins hoe ze daar gezamenlijk in hun moment zitten. Je hoort hun zachte gekeuvel en het geklingel van lepeltjes in kopjes.

De lust om verder te typen vergaat je – waartoe… Je staart bozig wat voor je uit, je komt maar niet op een originele gedachte, je weet niet waar het heen gaat met de planeet, met jezelf, met E. Het ontbreekt je aan visie en verbeelding – Je zou graag de koud geworden helft van je cappuccino over de andere laptops op de tafel heen knoeien, om je territorium te heroveren, maar dat doe je niet. Je dubbelganger vangt je blik op en knikt vriendelijk. Ook al zo een, denk je. Je knikt vriendelijk terug en opent je lijsten maar weer.

Waarom zou die lijst, jouw lijst, niet net zo goed leesbaar kunnen zijn, in plaats van slechts informatief? Alle cellen bij elkaar opgeteld… In plaats van een lineaire vertelstructuur aan te houden – voor jou een handicap vanwege het onvermogen een aanlokkelijk toekomstvisioen te schetsen, kan eenieder met Excel zelf kiezen welke kernbegrippen ertoe doen. Wellicht zou je er een handleiding bij kunnen schrijven met advies over een volgorde en combinatie van trefwoorden. Wellicht zou je een programma kunnen schrijven dat op basis van werkelijkheden en wensen, de onvermijdelijke toevallige imperfectie daargelaten, dagelijks een nieuw verhaal, een nieuwe leidraad zou genereren. Kwantiteit leidt tot pure subjectiviteit! Je moeder belt, maar je laat haar over aan de voicemail – waartegen ze hetzelfde verhaal zal afsteken.

       
Wet­ma­tig­heden Waar­schijn­lijk­heden Toeval­lig­heden NTC
Rood licht Groen licht: 1 vd 5 Groen licht: 5x Defect stoplicht
K. bellen K. bellen K. belt Telefoon kwijt
M. belt: gemist gesprek met voicemail M. belt: gemist gesprek zonder voicemail M. belt: ongezien opge­nomen M. door mij gebeld
Hond ontlast zich Hond ontlast zich op stoep voor mijn huis Hond ontlast zich op stoep voor mijn huis en ik stap erin Hond ontlast zich op stoep voor mijn huis en ik stap erin, maar leer hond en baas een ferme les
V. ziet je niet V. ziet je wel maar schenkt je geen aandacht V. is op­merk­zaam (Cais­sière AH, meisje van de cappu­ccino) Evelien



Je slaat je document op – WWTN18.xlsx – en verstuurt het voor de zekerheid nog eens naar jezelf. Je raakt afgeleid door een melding – E. heeft een foto geplaatst – doet het ertoe? Je gaat niet kijken maar kijkt toch. Je dubbelganger zegt iets tegen je. Je vraagt hem het nog eens te herhalen. Of je op zijn laptop wil passen, hij moet even naar de wc.

Stel je eens voor – je stelt je dingen voor. Je hebt in de tijd dat de man met het chique brilmontuur in goed vertrouwen – we vertrouwen de mensen die op ons lijken, een wetmatigheid – naar de wc ging zijn laptop meegenomen en bent snel naar buiten gegaan. Vervolgens ga je naar de supermarkt, je maakt geen keuzes maar pakt gewoon wat er ligt, wat je maar wil. Je loopt langs de caissière naar buiten, je rekent niet af, maar wie zegt dat dit diefstal is? Je loopt over straat, je ziet in de verte een groep jongens aankomen, van die klootzakjes. Je zegt het hardop. Je ziet hun verbazing en hun gretigheid. Voor je het weet voel je slank en koel metaal door de stof van je trui heen komen, je milt in. Je pak melk wordt je uit de handen gegrist. Je laat de rest van je buit voor wat het is, behalve de laptop, je strompelt naar huis. Je hoont jezelf, om de haast apologetische reflex waarmee je met je hand en je glimlach toch nog dat trage lijf trachtte te beschermen. Je vernedert liever jezelf dan – je beseft dat dit geen stelling maar een vraag is, waarvoor je bovendien geen categorie hebt afgebakend: waarschijnlijkheid of wetmatigheid?

Je komt die hond tegen, maar bent te zwak om ‘m een trap te geven. Je gooit een pak melk naar zijn kop en hoort dan ineens ‘hela! wat moet dat daar!’ Je ziet niemand. Je bedenkt dat je al van je pak melk beroofd was. Je weet niet zeker of een dubbele roof alsnog gelijk staat aan een uitwisseling van goederen. Je bent nog maar twee straten van je huis verwijderd.

Je ligt in bed. Je hebt je ogen open in het donker, je voelt de aanwezigheid van de kat maar je ziet haar niet. Uit het donker, uit het niets, schiet er iets op je af, niet de kat. Poes moet beschermd, maar geen enkel ledemaat krijg je nog in beweging. De bedreigende entiteit komt naderbij – je voelt een hete lucht – en gaat op je borst zitten. Een pijnscheut vlak onder je ribbenkast door het gewicht van het beest, net een sfinx. Er moet iets in beweging komen om de aanval af te weren en je probeert je tenen in beweging te krijgen. Je wiebelt met je grote teen, het werkt, de sfinx trekt zich terug. Poes klaagt. Je staat op want het bed is doorweekt.

Je snapt gisteren niet. Met een kop koffie achter de laptop maak je een nieuwe lijst aan: ‘gisteren’. Je vult in:

Dan pas zie je dat er iets aan de hand is met de lijsten, de laatst geopende lijst is niet lijst 18, maar lijst ‘WWTN18000.xlsx’ – je opent het bestand, de cellen zijn volgens een andere taxonomie opgesteld – dit is jouw laptop niet. Of – je meent je iets te herinneren, over kwantiteit en de onmogelijkheid van uiteindelijke objectiviteit – is dit jouw laptop wel?

Je herhaalt het nog maar eens voor jezelf, je bedoelt het goed. Dit zeg je ook tegen K., met wie je weer in de kroeg zit. Je bent eigenlijk een soort schrijver, maar dan een niet-schrijvende, een bescheiden collecteur met oog voor detail, wanneer kwam dat besef? Zoals ik een niet-golfende golfer ben, zegt K. Hij zegt dat hij er binnenkort even tussenuit gaat, of je niet meewil? Bunkers kijken in Noord-Frankrijk, ‘s avonds bier. Hij zegt, op een didactische toon, dat het je goed zou doen.

Jullie zitten nu ook aan het bier, al is het een doordeweekse dag. Niet elke week verloopt even gestroomlijnd, volgens een plan, dus je laat je door K. van een tweede en derde ronde voorzien. Je vertelt nog wat meer over je werk, over je lijsten. Je vertelt hem alleen niet over die ene lijst, die al de andere overbodig maakt, zodat je nooit meer hoeft te –

Scheisse! – zegt K., je moet er echt even uit, altijd maar die – hij tekent met zijn wijsvinger je tabellen in de lucht, wenkt daarna met dezelfde hand het meisje achter de bar voor nog een rondje. K. heeft de route tussen de bunkers al uitgestippeld, evenals de kroegen per dorp. En die laptop laat je thuis, zegt hij, mannen onder elkaar, zonder die ellendige – de serveerster fronst en zet het bier zo hard neer dat het over jullie op tafel liggende telefoons spat. Ze verontschuldigt zich niet, dat doe jij, serviel glimlachend, maar ze is alweer weg. Je neemt je voor een wat ruimere fooi achter te laten. Je bedenkt je dat je je moeder nog terug moet bellen, en dat je dan meteen kunt vragen of ze op de kat wil passen als je met K. op bunkertocht bent. Gaat het wel vraagt K. Je blijft je hand maar op je ribbenkast houden. Het bier lijkt naar urine te smaken, je neemt toch nog een slok.

Voor je voordeur grijp je in een lege jaszak. De zon is nog net niet op en het is koud, de lucht opsnuiven is als het eten van een te grote hap ijs. Poes staat al te zeuren aan de andere kant. Je probeert je stappen van eerder nog eens na te gaan, naar alle waarschijnlijkheid vind je je sleutels dan wel weer terug. Het lukt je niet en je vraagt je af waarom het zo moeilijk is om je in jezelf te verplaatsen, te denken zoals je zelf dacht, daarnet, gisteren. De kat wordt ongeduldig en probeert de deur vast open te krabben. Je bent moe en je leunt met je voorhoofd tegen de donkergroen geschilderde, zware deur en sluit even je ogen. Je voelt een pulserende pijn achter je rechteroog opkomen. Je denkt aan daarbinnen en je zou, vanaf deze kant, kunnen doen alsof het anders is, er nog kussens op de bank liggen bijvoorbeeld, de boekenkast die nog uit zou puilen, jullie vieze kopjes in de gootsteen… en als je zou aankloppen, zou je, na even te wachten – maar je hebt geduld – iemand aan komen horen lopen, die ene plank in de hal horen kraken en dan de doffe klank van het opendraaiende slot en – maar nu, hoe is het nu? Met je hoofd nog altijd tegen de deur – Victor, zou je niet liever die bunker betreden, eindelijk gevrijwaard van elke contaminatie? In je andere jaszak, waarin je telefoon hoort te zitten, steek je nu ook een hand. Je probeert je gedachten te sturen naar een volgorde, een volgorde van actie, maar wat je voor je ziet is een groen, oneindig glooiend veld. Misschien een golfbaan. Het laat je – doet je denken aan je categorieën, en aan die bunkers in Excel.

Fabienne Rachmadiev publiceert essays en fictie en schrijft over kunst. Ze is redacteur bij DIG.

Meer van deze auteur