Was ik niet bevriend geraakt met de Amerikaanse folkmuzikant Governor Clay (artiestennaam van Karl Bruder, geboren 1945), die ook in de Morvan woont, dan had ik de poëzie van James Koller misschien nooit leren kennen. Bruder en Koller waren goede vrienden sinds 1967, toen ze in San Francisco actief waren in de periferie van de beweging van anarchistische improvisatiekunstenaars die bekend is als de Diggers. Bruder had het vaak over Koller en zijn poëzie, ik ging aan het lezen en algauw was een nieuwe liefde geboren.
In wezen is James Anthony Koller Jr. (1936-2014) zijn hele leven lang een perifeer verschijnsel gebleven. Na zijn jeugd in Illinois en de jaren aan de Westkust vestigde hij zich in de jaren zeventig in Maine, dat tot aan zijn dood zijn thuishaven zou blijven. Kollers vroegste gedichten dateren van 1954. Zijn eerste boek verscheen tien jaar later, en zou gevolgd worden door meer dan dertig dichtbundels, drie romans en talrijke essays. Daarnaast was hij vanaf 1964 uitgever van Coyote Books en Coyote’s Journal. Toch kreeg Koller nooit de bekendheid en erkenning die hij verdient. In een recente reeks interviews (2013-2014) met componist Peter Garland legde Koller uit waarom: hij was geen boeddhist en geen academicus, hij woonde niet in een grote stad en hij was nooit lid van een of ander scene.
In het werk van Koller komen uiteenlopende invloeden samen, van Ezra Pound en door het imagisme beïnvloede schrijvers zoals Carl Sandburg; van Charles Olson (die onderwees aan het Black Mountain College); van dichters die sterke banden hadden met de beatgeneration, zoals Philip Whalen, Lew Welch en Joanne Kyger; maar ook van anonieme volksliederen, IJslandse sagen, indiaanse en andere etnische lyriek, misdaadromans en de klassieke literatuur uit het Verre Oosten. Kollers werk beweegt zich voortdurend tussen twee polen. Enerzijds is er de sterke band met thuis, zijn leven met vrouwen, minnaressen en kinderen, en zijn contact met de hem omringende natuurlijke wereld. Anderzijds is er zijn extreem peripatetische bestaan, want ook al was hij de voorbije veertig jaar gevestigd in Maine, hij was elk jaar wel een paar maanden onderweg, in de auto dwars door de Verenigde Staten, of op bezoek bij een uitgebreid netwerk van vrienden, kunstenaars en schrijvers in Europa.
Door componist Peter Garland gevraagd om zijn werk te omschrijven, antwoordde Koller: ‘Categorizing my work, I’d say that it is often bucolic, leans toward the sensuous, draws on imagism, ethnopoetics & often on tribal values.’ De centrale plaats van de natuurlijke wereld, de zinnelijkheid, de invloed van etnische lyriek en het gebruik van een nauwkeurige, objectieve, van persoonlijke emoties bevrijde beeldentaal (typerend voor het imagisme), al deze elementen vinden we terug in de hiernaast vertaalde keuze. ‘ik heb een arend gesneden’ komt uit de bundel Poems for the Blue Sky (1976, bevat gedichten uit de periode 1959-1970). Vier korte gedichten uit Give the Dog a Bone (1986) worden gevolgd door ‘Laatste wilsbeschikking & testament’ en ‘Väinämöinen’, allebei uit Snows Gone By (2004). ‘Verzen na het lezen van Du Fu’ (2008) is een van de talrijke nog niet gepubliceerde gedichten.
Toen ik Snows Gone By in het voorjaar van 2014 las en me realiseerde dat Koller in tien jaar tijd geen enkel werk meer in boekvorm had zien verschijnen, nam ik contact met hem op en stelde hem voor uit recent werk een keuze te maken, die op mijn kosten zou worden uitgegeven. Een intense e-mailwisseling volgde. Eind november stuurde Koller me de handgeschreven definitieve inhoudstafel van A River I Couldn’t Find. Daarna vertrok hij samen met een van zijn zonen naar Californië, want zijn kinderen hadden beslist dat hun vader niet nog eens een lange, koude winter in het houten huisje in Maine moest doorbrengen. Onderweg, in Joplin, Missouri, kreeg Koller een beroerte, belandde in een diepe coma en stierf er op 10 december. Met de hulp van twee van Kollers dochters, Deirdre Scott en Theadora Swift Koller, kon A River I Couldn’t Find in mei van dit jaar dan toch het licht zien.

Jan De Meyer (1961) is sinoloog en literair vertaler. Hij vertaalde eerder de taoïstische klassieken Liezi en Wunengzi, de roman Broers van Yu Hua en talloze gedichten, zowel hedendaags als klassiek. Momenteel schrijft hij een boek over de Chinese anachoreten.

Meer van deze auteur