‘Maybe a bit of antropomorphizing will prove valuable,’ oppert Jane Bennett, professor in de politieke theorie aan de John Hopkins universiteit, in haar recente studie Vibrant Matter: A Political Ecology of Things (2010), een boek dat voor veel opwinding heeft gezorgd in kringen van politieke denkers en beeldend kunstenaars. Jane Bennett stelt voor om in ons denken over maatschappelijke en natuurlijke processen ook de handelingsmacht van de dingen te betrekken. In navolging van Bruno Latours ‘Actor Network Theory’ beschouwt ze dingen niet als stilzwijgende slachtoffers die maar wat met zich laten sollen. De ervaring dat de dingen zo hun eigen wil hebben is maar al te bekend bij kunstenaars, of het nu om verf en doek, steen en beitels, woorden en papier, camera’s en computers gaat. Maar welbeschouwd gaat het om een universele ervaring, al schrijven de maatschappelijke conventies voor dat we de weerbarstigheid van de dingen liever aan onze klungeligheid wijten dan aan hun intelligentie.
Materie is niet dood, inert en passief, schrijft Jane Bennett, maar grijpt voortdurend actief in op wat mensen tot stand menen te brengen - en dan heeft ze het niet alleen over dieren of planten of weersystemen, maar ook over afval, voedsel, metalen en ander anorganische materialen. In haar studie kijkt Bennett naar de ethische implicaties van het erkennen van de handelingsmacht (ofwel de agency) van de dingen. Ze schrijft, in een taal die binnen de politieke filosofie als speels kan worden gekarakteriseerd: ‘Al te vaak is de filosofische afwijzing van het antropomorfisme verbonden met de overmoedige eis dat alleen mensen en God enig spoor van creatieve handelingsmacht kunnen vertonen. Door dit verlangen te beperken en te verzachten wordt het mogelijk een soort leven te onderscheiden dat niet te herleiden valt tot de daden van mensen of goden: een materiële vitaliteit die ik zelf ben, die aan mij voorafgaat, die me te buiten gaat en die na mij verdergaat.’
Door de dingen nauwkeurig te observeren kunnen we ontdekken wat voor bijdrage zij leveren aan ons bestaan. Als voorbeeld noemt Bennett Charles Darwin, die vijftien jaar lang de activiteit van aardwurmen observeerde, hoe ze zich voortbewogen, waar ze heen gingen, wat ze deden en vooral wat ze aten en uitpoepten: levende aarde, vruchtbare aarde, waarin zaden kunnen ontkiemen, wat weer de natuur als geheel en daarmee de beschaving mogelijk maakt. Wurmen graven de grond weg onder elk dood object waar niets meer mee kan gebeuren, waardoor al het levenloze langzaam in de bodem wegzakt. Zoals Darwin schrijft in zijn Formation of Vegetable Mould through the Actions of Worms with Observations on Their Habits (1881): ‘Wurmen hebben een veel belangrijkere rol in de wereldgeschiedenis gespeeld dan de meeste mensen zouden menen.’ Als een wurm vlijtig bezig is dode aarde en plantenresten op te vreten, laat hij zich daar niet van afleiden als er plotseling met een licht op hem wordt geschenen, iets waarvoor hij anders onmiddellijk op de vlucht slaat. Net als de hogere dieren zijn regenwurmen in staat hun aandacht bij de activiteit te houden waar ze mee bezig zijn, ‘and attention implies the presence of a mind’ voegt Darwin aan deze observatie toe. En dat meende hij precies zoals het er staat. Wurmen hebben verstandelijke vermogens, een geest. Zoals Gregory Bateson vele jaren later in Mind and Nature zou schrijven: als de geest in de loop van de evolutie in ons mensen tot ontwikkeling heeft kunnen komen, is er geen enkele reden om te veronderstellen dat dat niet ook elders in de natuur heeft kunnen gebeuren. Zoals bij Darwins wurmen.
Een bezwaar tegen de redenering van Jane Bennett en de vele anderen die de ‘posthumanistische’ benadering aanhangen, zoals Monica Soeting het noemt in haar nuchtere bijdrage aan deze Gids, is dat wij mensen inmiddels zo overmoedig zijn geworden dat we zelfs bereid zijn nu ook de dingen naar ons niveau te tillen, waardoor wij ons zelfvoldaan en een tikje snobistisch als ding tussen de dingen en als dier tussen de dieren wagen te ervaren. Veel minder geneigd zijn we te erkennen dat wijzelf wellicht de slachtoffers zijn die met zich laten sollen door de dingen en de dieren. In die zienswijze is de mens het middel waardoor koeien, varkens en kippen zich massaal laten voortplanten, en waarmee zes voedingsgewassen de overhand hebben kunnen krijgen over de gehele flora op aarde. Om de discussie over de handelingsmacht van dingen niet alleen context maar ook wat meer scherpte te geven, plaatsen we in deze Gids een weinig bekend verhaal van John Cowper Powys uit 1930 - hier voor het eerst in Nederlandse vertaling - waarin mensen en dingen evenzeer begiftigd zijn met bewustzijn en spraakvermogen, terwijl ze tegelijk in twee volstrekt gescheiden werelden leven. Er blijkt evenwel nog een derde wereld te bestaan, die van de geesten en de ‘halfgeschapenen’, en zij hebben wel invloed op wie hulp behoeven. In die derde wereld treedt - in elk geval in Powys’ ontroerende verhaal - de ‘nieuwe categorie’ op waarover Han van der Vegt het heeft en die zich ‘schuimend’ zal verheffen om ‘het bewind over het bestaan te voeren’. Er is, kortom, meer tussen hemel en aarde dan zelfs de posthumanistische en de ‘transhumanistische’ filosofie kunnen bevroeden.

Aan het slot van deze Gids vindt u drie artikelen die een ander type sprekende dingen behandelen. De bedreigde biotoop van boeken en kranten in China, Nederland en de Verenigde Staten wordt kritisch in kaart gebracht, waarbij interessante adaptaties aan het licht komen.
In het hart van dit nummer zoals u van De Gids mag verwachten literatuur en poëzie, waaronder het fictiedebuut van Ineke Riem en de drie winnaars van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd 2011.
Op www.de-gids.nl kunt u gedurende de looptijd van deze aflevering bijdragen verwachten van redacteuren Dirk Vis, Dirk van Weelden en ondergetekende.

Namens de Gids-redactie,

Arjen Mulder

Arjen Mulder (1955) is bioloog van opleiding en essayist van roeping. Zijn meest recente boeken zijn: Wat is leven? (2014, bekroond met de Dr. Wijnaendts Franckenprijs 2018), De successtaker (2016) en het spraakmakende Vanuit de plant gezien (2019).

Meer van deze auteur