Een boerderijpoesje ligt in de hoek van de schuur op een stel eieren; één daarvan komt uit. Poes staat verbaasd op en kijkt met schuin kopje neer op het barstende ei, raakt met zijn poot de barst aan. Na korte tijd komt een vogelhoofdje tevoorschijn. Kleddernat en piepend maakt een kuiken zijn doodsmakje in de wereld. Poes likt het ei leeg en het kuikentje schoon. Het diertje zoekt zaden op de grond rondom, waarna het zich aanvlijt tegen het katje, dat weer op de eieren is gaan liggen.
Een golden retriever en een kat slapen in elkaars armen. Als de hond geeuwend wakker wordt begint poes de bek van zijn kameraad af te likken, één pootje op diens neus voor balans. Hond moet een paar seconden tot zichzelf komen, dan geeft hij een dankbare lebber terug.
Een uit zijn weide uitgebroken paard komt in het zwembad van de buren terecht. De brandweer pompt het bad leeg opdat de pechvogel zichzelf via de tegeltrap kan redden. Maar deze operatie veroorzaakt bij het dier grote paniek, het glijdt steeds opnieuw uit op de natte tegels. Om het paard uit zijn benarde positie te bevrijden moet men het eerst met een geweer verdoven.
Een gezin vindt in het bos een zwaargewond ree, neemt het op en verzorgt het in een speciaal ingericht weiland. Twee jaar later staat de politie op de stoep: het hert kan gevaarlijke ziektes onder de leden hebben en het is hoe dan ook niet hun eigendom, dus het moet in beslag genomen worden. De verzorgers hangt een gevangenisstraf van ten hoogste zestig dagen boven het hoofd wegens het wederrechtelijk in bezit hebben van het dier. De vrouw des huizes laat haar protegé het bos in lopen om hem de inbeslagname te besparen; maar ook dit blijkt strafbaar als hinderen van de bewijsvoering.
Een kano met twee jonge honden aan boord raakt los en drijft af naar een stroomversnelling. Een zwarte labrador springt in het water, zwemt naar de boot, neemt het touw in zijn bek en weet de veilige oever te bereiken.
Twee manlijke zwanen voeden samen de jongen van een van hen op.
Een meisje van drie jaar oud is met haar hond het bos in gelopen en verdwaald. Vier etmalen blijft ze zoek, terwijl het ’s nachts al vriest, want het is diep in de herfst. Ze overleeft het avontuur doordat de hond als ze tussen de bladeren neervalt op haar gaat liggen; zo houdt hij zijn protegee warm.
In de winter groeien soms donkere pruiken op de muur en in de hoeken onder het plafond. Wie hierin met een stok port brengt een groot gewriemel teweeg: het zijn kolonies langpootspinnen.
Een insect legt eieren in een groter insect opdat de jongen te eten hebben als ze uitkomen.
De vogelspinhavik.
Een insect legt haar eieren in een klein zoogdier; dat zorgt voor een aangename temperatuur én voedsel als de jongen uitkomen.
Een spin legt haar eieren in de wang van een mediterende monnik.
De candiru wordt in Zuid-Amerika meer gevreesd dan de piranha. Want deze kleine vis leeft van vers bloed en trekt bij zwemmers penis of vagina in, waar hij vreselijke wonden veroorzaakt; hij is daaruit niet te verwijderen.
Een rottweiler heeft zo’n jeuk aan zijn anus, dat hij steeds na een paar stappen op het trottoir gaat zitten en met zijn reet over de tegels schuurt. Voetgangers die later over straat gaan verbazen zich over de vegen bloed die ze om de twee, drie meter aantreffen.
Een jonge poes voert keer op keer schijnaanvallen uit op een alligator en tikt hem daarbij speels op de neus. Om van het gedoe af te zijn laat het reptiel zich in het water glijden.
Een baby kruipt op een alligator af. Het reptiel wendt zich naar het kind toe. De moeder komt aanrennen met een inderhaast uit zijn staander getrokken tuinparasol waarmee ze de alligator op zijn neus timmert. Geschrokken en geïrriteerd laat het dier zich in het water glijden.
Een wetenschapper gaat na een bijzonder onaangenaam verlopen scheiding met zijn nieuwe vriendin in de Everglades varen. Hij wordt door een alligator zijn moerasboot af getrokken en verslonden.
Twee dierentuinverzorgers poseren naast een manlijke leeuw voor de film; opeens trekt de leeuw een van hen bij de arm omver. De collega en de leeuwin doen hun best het beest vast te pakken en af te leiden opdat de man kan vluchten.
Een buffelkalf wordt aangevallen door een groep leeuwen, de rest van de kudde zet het op een lopen. De leeuwen trekken het diertje in het water. Daar probeert een krokodil het uit de klauwen van de leeuwen te trekken voor eigen consumptie. Buffeltje en leeuwen hijsen zich weer aan land, waar inmiddels de buffelkudde zich weer gegroepeerd heeft. Nu worden de leeuwen door de runderen aangevallen; een ervan, die het ongeluk heeft op de hoorns genomen te worden, maakt een luchtreis van vele meters. Het kalf, dat voor dood lag, krabbelt weer overeind.
Een havik speurt in een boom naar de sneeuw op de grond, maar wordt plotseling woedend aangevallen door een ekster vanaf een hogere tak. De roofvogel bijt van zich af, maar het fanatieke gepik en geschreeuw van de ekster wordt hem te veel en hij zoekt een veilig heenkomen.
Een jonge impala probeert de rivier over te steken, maar wordt gegrepen door een krokodil. Een nijlpaard komt te hulp, bevrijdt de kleine en brengt hem naar de oever. Daar valt het slachtoffer neer. Het nijlpaard doet zijn best het tot opstaan te bewegen en neemt het hoofdje daarbij zelfs in zijn grote bek. Uiteindelijk geeft hij het op en keert terug naar het water; de vogels die op zijn huid zijn neergestreken om parasieten te vinden vliegen weer op. Gieren verzamelen zich om de stervende impala, maar dan komt de krokodil terug om zijn prooi op te eisen.
Een baby kruipt in de richting van een alligator, die zijn bek al naar het kind opent. De moeder snelt toe, graait de baby voor de kaken van het roofdier weg en rent met haar kleine onder de arm verder de oever op. De alligator pakt haar onder de knie, maar struikelend weet ze haar weg te vervolgen.
Een koningscobra bijt een ervaren slangenhouder. De man weet zichzelf een adrenaline-injectie te geven en de politie te bellen, maar wanneer de ziekenbroeders bij zijn woning aankomen treffen ze hem bewusteloos aan.
Een grote python verdedigt een kantjilkalfje tegen een tijger. De kantjilmoeder ziet vanuit het struikgewas hoe de aanvaller zich stomverbaasd terugtrekt. Het kalfje huppelt naar zijn moeder en drinkt melk bij haar.
Onder een groepje inbrekers die ’s nachts een dierenwinkel willen overvallen wordt door een papegaai een bloedbad aangericht. Met zijn scheermesscherpe klauwen en bek bezorgt de vogel de politie zo veel textielresten en bloed, dat de opsporing van de daders aanzienlijk vergemakkelijkt wordt.
De witte haaien hebben moordseizoen. Ze springen hoog uit het water omdat ze van grote diepte snelheid maken om de zeehonden aan het oppervlak te verrassen. Meeuwen zwermen om het tafereel, tuk op afval van de slachtpartij.
Een walvis is een meter of twintig van de vloedlijn gestrand. Zijn lijk wordt omzwermd door haaien in de branding; soms is een golf rozig van bloed en schuim, andere golven zijn bruin van het opgewoelde zand. Een magere vrouw in bikini rent tot haar enkels naar de walvis, vlucht bij een nieuwe breker voor de branding uit, maar draait zich weer om zodra het water zich terugtrekt. Haar gezicht drukt een bijna extatische concentratie uit. Meeuwen zwermen om het tafereel, tuk op afval.
Een groep orka’s is erin gespecialiseerd jonge walvissen van de moeder te isoleren. Deze worden vervolgens gedood.
Een andere groep orka’s snijdt zeehonden de terugweg naar het veilige strand af en doodt ze.
Een verongelukte automobilist wordt, na maanden vermissing, met auto en al uit het kanaal gedregd. Uit het open portier glijden palingen die zich aan de overledene te goed hebben gedaan. Ze haasten zich het water in. Een brandweerman barst uit in een nerveuze schaterlach, kotst vervolgens over de beschoeiing.
De dierenarts heeft het hondje Fitzi laten inslapen. In haar kist gaat een fotootje mee van haar broertje Bobo dat tien jaar geleden door een nietsontziende automobilist is overreden.
Een mens past precies in een glazen kist onder water en weet zich daaruit ten overstaan van een enthousiaste menigte toeschouwers te bevrijden.
Een hond past precies in een doos.
Een poes past precies in een pantoffel.
Als het bejaarde echtpaar thuiskomt stapt meneer uit om de garagedeur open te doen, mevrouw gaat alvast twee tassen bij de voordeur zetten. Hun auto, een automaat, staat zacht te pruttelen. De hond zet per ongeluk zijn poten op het gaspedaal en de auto gaat rijden, zodat de man bekneld raakt tussen achterbak en garagedeur.
Acht jaar geleden is een kat met zijn tweelingzus van huis weggelopen. Het zusje wordt na acht dagen teruggevonden, maar broertje blijft spoorloos en wordt na enige maanden als overleden beschouwd. Na acht jaar komt de verloren zoon echter in een dierenasiel aanlopen, op grond van zijn chip kan hij worden geïdentificeerd. De eigenaars nemen hem weer op. Het duurt even voor hij weer tam is, maar inmiddels heeft hij zijn favoriete plekjes in huis teruggevonden en luiert daar de hele dag. De deur uit wil hij niet meer.
Een echtpaar raakt tijdens een wandeling door het bos de hond des huizes kwijt. Na rondbellen en foto’s plaatsen in de sociale media krijgen ze bericht dat het dier waarschijnlijk is overreden op een grote doorgaande weg langs het bos. Ze gaan naar de aangewezen plek en vinden zwaar verminkte resten, die ze verdrietig begraven. Enkele dagen daarna meldt zich, vermagerd en met een achterpoot trekkend, de hond aan de achterdeur. Het echtpaar heeft een dier ter aarde besteld dat sterk op de eigen hond leek.
Van twee vechthonden sterft er één tijdens het gevecht. De winnaar valt een paar uur later om en sterft ook. De wonden die hem door de verliezer zijn toegebracht hebben zijn nieren doen vollopen met eiwitten zodat ze niet meer functioneerden.
Een vrouw gaat dagelijks breien bij een hok gorilla’s, ze meent met één mannetje een goede band te hebben. De gorilla ontsnapt en sleurt haar tientallen meters mee, waarbij hij haar ernstig verwondt.
Een jongeman die meent een zielsband met een tijger te hebben laat zich uit het kabelbaantje vallen dat over de tijgerhokken in de dierentuin vaart. De tijger brengt hem zware verwondingen toe. Volgens de directie van de tuin hoeft het roofdier niet afgemaakt te worden, want het vertoonde alleen maar natuurlijk gedrag.
Een vrouw springt in de gracht rond het ijsberenverblijf om bij de dieren te komen en ze te aaien. Een van de ijsberen springt ook in het water en kraakt haar bijna in een omhelzing. Toeschouwers gooien luid schreeuwend voorwerpen in het water, één persoon schiet een alarmpistool af, alles om de ijsbeer af te leiden. De vrouw kan aan een uitgestoken paraplu omhooggehesen worden. Ze zal later een been moeten missen.
Een moeder laat haar tweejarig zoontje bij een groep coyotes op het hek zitten. Ze laat het kind los en het valt twee meter omlaag. De coyotes zijn er snel bij om het kind te verscheuren.
Een grizzly in gevangenschap doodt zijn verzorger als die hem bij het schoonmaken van het hok de rug toekeert.
Een natuuronderzoeker is trots op zijn goede relatie met een grizzly. Hij legt die op autocam vast. De beer verscheurt de onderzoeker en eet hem op.
Een vrouw in Zimbabwe denkt een avontuurtje met een dorpsgenoot te kunnen beleven in de vrije natuur. Een leeuw verstoort de vrijpartij en doodt de vrouw; de man weet te ontsnappen.
Een dierenverzorgster laat zich met genoegen keer op keer omhelzen door een mannelijke leeuw, door de tralies van de kooi heen; hij likt haar haren en schouder.
Een man laat zich in een groep door hem verzorgde leeuwen vallen. Ze pakken hem speels vast met hun tanden en klemmen hun dikke voorpoten om hem en om elkaar. In de vaalbruine kluwen is de verzorger soms onzichtbaar, zoals een zwemmer in woelige zee.
Een Franse natuuronderzoekster laat zich fotograferen, liggend te midden van een groep komodovaranen, die ongeveer even groot zijn als zij zelf is. Ze draagt een korte khaki broek en lacht verleidelijk in de camera.
Een gewelddadige ezel, die een rivaliserende soortgenoot gedood heeft en ervan houdt biggetjes aan hun achterpoten rond te slingeren, bezorgt zijn eigenaar een boete van zesduizend dollar. Hij wordt overgenomen door een begrijpende vrouw. ‘Hij deed deze dingen uit eenzaamheid. Ik geef hem liefde.’ Bij andere dieren houdt ze hem vandaan.
Jongens voetballen met een egel. Een vrouw roept hen toe op te houden; als ze dit niet doen filmt ze de scène met haar mobiele telefoon en belt de politie. De jongens vluchten, maar worden een dag later in de kraag gevat.
Een zwangere vrouw is woedend op haar man omdat hij niet heeft gestemd en zo een haar onwelgevallige partij aan de macht heeft geholpen. Ze achtervolgt hem met de SUV van de familie over het parkeerterrein van een supermarkt. Hij zoekt een veilig heenkomen achter een lichtmast en zorgt dat de sokkel daarvan tussen hen in blijft. Als hij ten slotte naar de ingang probeert te vluchten rijdt ze hem klem tegen de balustrade en verwondt hem zeer ernstig.
Een jongetje van een jaar of drie komt over een bospad aanlopen met een labrador aan de halsband. Iets voorbij een modderplas blijven hond en peuter stilstaan; het kind legt de handgreep van het leidsel zorgvuldig in het zand en keert terug om door de plas te lopen. Hij doet het nog eens, en nog eens, nu met een aanloop. De hond staat eerst stil voor zich uit te kijken, draait de zware kop traag naar zijn kleine baas, en dan weer naar voren. Als het jongetje klaar is pakt hij de handgreep weer op, de wandeling wordt voortgezet.
Een hond laat aan een touw een paard uit op een weg aan een berghelling Het asfalt ligt er slecht bij, het regent een spatje. De hond trekt het paard nu eens de ene, dan weer de andere kant op, juist als het grote dier een plukje gras wil nemen. Zo gaat het naar boven, naar omlaag, naar de overkant, en weer terug.
Een wallaby zit wijdbeens op een liggende hond, de poten aan weerszijden van het achterlijf. De hond, grijs om de snuit, kijkt lui naar het buideldier op, komt half overeind en probeert hem een lik te geven. De wallaby vangt de grote kop met zijn zwarte voorpootjes op en duwt die van zich af. De hond probeert het nogmaals, weer wordt hij opgevangen maar nu houdt de kangoeroe hem even vast vast en likt zijn natte neus. Keert zich daarop af alsof het oude dier uit zijn bek stinkt.
Een jonge poes speelt met een tamme rat, die hij vanaf zijn geboorte kent.
Een groep kinderen vindt een rattenkoning op een graanzolder.
Het venijn van de vioolspin veroorzaakt een grote, moeilijk helende wond, die zelf ook weer op een spin lijkt. Er zijn getuigenissen dat een dier verliefd werd op de door hemzelf toegebrachte wond en daarmee probeerde te paren.
De langpootspin draagt in zijn lijf een van de zwaarste vergiften ter wereld. Hun monddelen zijn er echter niet op gebouwd om het gif ook over te brengen, zodat zij er geen prooien mee kunnen vangen en zich er ook niet mee kunnen verdedigen.
Een Thaise monnik zweert om nooit meer een woord te zeggen en smeert zijn mond in met constructielijm. Het resulteert in een ernstige ontsteking, zodat lippen en grote delen daaromheen operatief moeten worden verwijderd.
Een snoek van een meter lang schrokt een snoekbaars van vijfenzeventig centimeter naar binnen. Deze zet in stress zijn rugvinnen op en kan niet meer voor- of achteruit. Beide dieren sterven een akelige dood.
Een rottweiler die altijd lief voor kinderen was bijt, als de vrouw des huizes in een andere kamer tien minuten aan de telefoon is, haar twee peuters dood.
Een teckel en een kat leven samen onder één dak. Op een regenachtige dag wordt poes door een auto overreden. Zijn baas graaft een ondiep graf in de tuin. Weer binnen ziet hij de teckel in de regen zijn kameraad opgraven. Het hondje gaat op het lijk liggen, nu en dan de vacht van het dode dier likkend. Pas na een uur staat het op, krabt, doornat inmiddels, opnieuw zand en modder over poes en verlaat de plek.
Een dromer droomt dat hij met een spin overlegt over de herfst en hoe alle draden dan moeten lopen. Ze worden het niet eens en als de dromer het overleg wil verlaten heeft de spin opeens zijn mond vol gif en kijkt hem dreigend aan.
Een motje zwerft onrustig door de plooien van het keukengordijn. Als de deksel van de koekenpan gaat stort het insect neer naast de aardappelen en de kool en verschroeit in een tel.
Iemand droomt dat zijn kind naar een krokodil toe kruipt en dat het ondier al aanstalten maakt toe te happen. Hij trekt de parasol uit de terrastafel en timmert het reptiel daarmee op de neus, maar nu zijn er opeens twee of drie.
Een dromer zit in een boom uit te kijken over een winterlandschap. Opeens wordt hij van boven zijn hoofd aangevallen door een vogeltje. Is het wel zo’n kleine vogel? Waarom durft hij hem dan aan te vallen? De vogel wordt steeds groter. ‘Maar ik zit ook op zijn eieren!’ beseft de dromer en hij springt uit de boom. (Vlak voor of tijdens het ontwaken: ‘Eieren? Eieren in de winter?’)
Iemand droomt dat een orka een jonge zeehond niet opvreet, maar voorzichtig aan land brengt.
Een vrouw gaat met haar billen achteruit in de schoot van haar man liggen en glimlacht als hij zijn arm om haar heen slaat en haar in haar hals kust. Maar is het wel haar man? De beet van een komodovaraan veroorzaakt ontstekingen die na enkele dagen tot een pijnlijke dood leiden.
Een hond leidt een paard aan een leidsel langs een weg op een berghelling. Plotseling lijkt de weg om te klappen en de helling wordt in een paar tellen onbegaanbaar steil. Het paard glijdt omlaag en de hond, die het touw niet wil loslaten, stort met hem mee de afgrond in.
Een ezel droomt dat hij zich verdedigt tegen een andere ezel en zijn bazin hoort hem kreunen.
Een ezel droomt dat hij zich verdedigt tegen een andere ezel en dat zijn bazin hem hoort kreunen.
Een bejaarde, volgens haar omgeving licht dementerende vrouw, die met haar hond in een appartement woont, komt na een val in haar badkamer te overlijden. Als de hulpdiensten haar na enkele weken vinden heeft de hond, een Brusselse herder, het grootste deel van haar hoofd opgegeten.
‘Zullen we dit stukje maar overslaan?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Wat nu komt vind ik te zielig.’
‘Wat komt er dan?’
‘Over grote vissen die zeehondjes vangen.’
‘Ja hoor eens, we kijken de hele film of niets… Doe je je ogen nou dicht?’
‘Nee.’
‘Nee, maar je kijkt de andere kant op… Nou, ik doe hem wel uit… Zo zielig zijn die zeehondjes trouwens niet. Heb jij wel eens gezien hoe zij pinguïns vangen?’
‘Nee.’
‘Dát is pas een rotgezicht.’
‘Ik ben eergisteren geopereerd.’
‘Wat! Waarom vertel je me dat nu pas?’
‘Maar het is prima verlopen hoor, het stelde niks voor. Ik was er gelukkig vlug bij, want anders was ik blind geweest.’
‘Jezus! Frans!’
‘Het was een warme dag geweest, we hadden de deuren open gehad, en toen ik ze dichtmaakte was er blijkbaar een bij binnengekomen, zo’n dikke zwarte hommel. Dus ik sloeg hem dood, pats! Maar er was geen lijk: het was geen hommel.’
‘Wat heeft dat met die operatie te maken?’
‘Ik had onthouden wat mijn oogarts een paar jaar geleden had gezegd: u hebt vanwege uw bloeddruk en uw bijziendheid een verhoogde kans dat uw netvlies scheurt. Dus als u eens een zwart vlekje ziet, metéén naar het ziekenhuis, want dan begint het. Dus die tor, of die hommel, dat was dat zwarte vlekje. Maar de operatie stelt niks voor, het gaat met laser. Het is wel grappig. Je ziet even alle kleuren, alsof je in de hemel bent.’
Een parasiet die een kattenlichaam nodig heeft om zich voort te planten, maar in muizen leeft, heeft het vermogen het gedrag van het knaagdier aan te passen, zodat het eerder aangetrokken wordt door de geur van katten dan erdoor afgestoten, zodat de kans groot is dat de gastheer van de parasiet wordt opgepeuzeld.
‘Wie hebben we hier?’
‘Hij wil niet praten. Ze hebben zijn mond dichtgelijmd.’
‘Dat kan er ook nog wel bij. Hé! Opa! Eerwaarde!’
‘Hij wil niet praten; hij kan niet praten.’
‘Gebruikt u medicijnen?… Gebruikt hij medicijnen?… Knikt u maar ja of nee!’
‘Zijn klooster heeft deze gegevens meegegeven.’
‘Bekijk ze. En die bult op zijn kaak, wat is dat?’
‘Meneer is zevenenzestig… Geen bloedverdunners… Hij is wel erg mager, vindt u niet?’
‘Dien hem maar wat vocht toe. Even bloedtests afnemen. Het weefsel is vrij rustig. Een dag meer of minder maakt niet uit. Rare bult. Geen abces… Vreemd zacht, vind je niet? Beweeglijk. Voel jij es.’
‘Eigenaardig. Meteen maar een biopt in het onderzoek meenemen?’
‘Zou ik zeker doen. Doen! Nou, ík ga nu naar huis. Dat wordt morgen snijden, eerwaarde! Dan bent u uw mond kwijt!’
‘Een beetje compassie, collega.’
‘Dat hoef ik me door jou niet te laten zeggen.’
Een wesp legt in een spin één ei. Wanneer dit uitkomt voedt de larve zich met spinnenbloed tot hij moet verpoppen. Dan scheidt hij een chemische stof af die de spin ertoe aanzet een volstrekt ander web te bouwen dan gewoonlijk, met een bizarre vorm en stevige draden. Hij zal er geen vliegjes meer in vangen, maar het zal een beschermende wieg vormen voor de pop. Als het af is gaat de spin doodstil in het midden zitten en afwachten wat komen gaat: de babywesp werkt zich nu uit het spinnenlijf, doodt zijn gastheer met gif, verorbert het lijk en verpopt.

Tonnus Oosterhoff (1953) is schrijver en dichter. In 2001 begon hij een website met bewegende poëzie, in 2012 ontving hij de P.C. Hooftprijs voor zijn poëtisch oeuvre en verscheen de bundel Hier drijft weg.

Meer van deze auteur