Van mijn grootvader heb ik een leeg notitieboekje met ivoren bladzijden. Ik weet niet wat hij erop noteerde en hij is er niet meer, dus ik kan het hem ook niet vragen. Ook al kun je van zo’n boekje de ivoren bladen wissen en telkens opnieuw gebruiken, mij lijkt het onpraktisch, maar goed, mijn grootvader had ook zeven kinderen in de oorlog en een boekentas van beukenhout. Misschien gebruikte hij het boekje om – net zoals Benjamin Franklin – bij te houden hoe goed hij presteerde op het gebied van de zeven deugden. Moed, geloof, rechtvaardigheid et cetera, per week genoteerd en op zondag gewist.

Het ivoren notitieboekje staat tussen mijn andere lege memoboekjes. Ik heb er een boekenplank vol mee, want ieder nieuw notitieboekje dat ik tegenkom, moet ik kopen. Vrienden nemen overal vandaan lege kladblokjes voor me mee, die zelden echt leeg zijn, maar voorbedrukt met puntjes, lijntjes, ruitjes, achtergrondjes, logo’s van hotels en gekleurde biermerken, en zelfs als ze geen opdruk hebben variëren ze nog oneindig in papierkleur, dikte, bindwijze en cover. Ieder boekje vraagt om een andere notitie, een type gedachte. Voorgedrukte muziekbalken willen een riedeltje muziek, isometrische ruitjes een fantasiegebouw en de ruimte rondom een Grolsch-logo is voor turfjes en doodles. Alle lege notitieboekjes samen vormen een kakofonie van mogelijke aantekeningen. Bij mij roept dit de vraag op wat precies de kracht is van zo’n ogenschijnlijk eenvoudig voorwerp.

Notities maak ik zelf steeds in dezelfde zwarte zaknotitieboekjes van Moleskine, het hippe bedrijf dat nostalgie weet te kapitaliseren en zelf niet ouder is dan het fenomeen van de smartphone. Voor mij werkt het zo: wat ik wil onthouden, schrijf ik op. Ik lees het niet terug en gooi het boekje weg als het vol is. Dat lijkt nutteloos, maar het noteren volstaat om me het genoteerde te herinneren als ik het weer nodig heb. Alsof de dingen eerst door je vingers moeten, voordat je je ze kunt herinneren. Notitieboekjes kunnen een plek zijn voor geheimen. Je houdt erin contact met jezelf, je verschanst je niet achter een masker van stijl of personages. Het is geen dagboek, het hoeft niet coherent, er hoeven zelfs geen volzinnen te zijn. Het is puur gereedschap, een extensie van jezelf, extern geheugen.

Sinds kort spaar ik ook notitie-apps. In het begin vond ik ze lelijk, met namen als ToodleDo, Evernote of Notemasters, maar ik kon ze niet langer negeren. De best ingevoerde hipsters die ik ken, dragen behalve de nieuwste smartphone, e-reader en tablet ook altijd een Japans potlood, een koperen puntenslijper en een notitieboekje bij zich. Dat waardeer ik, want ze snappen dat alle notitieboekjes en -apps voor iets anders gebruikt willen worden. Waar elk papieren velletje vraagt om een andere aantekening, nodigt iedere nieuwe notitie-app uit tot een specifiek gebruik. Zinsneden die je inspreekt in je telefoon klinken anders dan die die met een potlood op papier zijn gezet. Een gezamenlijke app vraagt niet om jouw notities voor je welkomstwoord, maar wil van iedereen ideeën voor het feest. Nog steeds staan er toffe en onzinnige lijntjes en kleurvlakken in, alleen de digitale logo’s zijn altijd dezelfde en niet meer die van honderden verschillende hotels. Apps zijn nog niet zo ingeburgerd dat ze zijn doorgedrongen tot de wereld van de relatiegeschenken.

Voor de best opgeleide, best betaalde mensen in Silicon Valley is dat nog niet genoeg. Er zitten tussen de allerintelligentsten en allerrijksten onder hen figuren die rondlopen met apparaten om hun nek die de hele dag door voortdurend alles opnemen en opslaan. Ze noteren constant, willen alles onthouden. Terabytes en petabytes aan beeld en geluid. Ik kan me nauwelijks voorstellen wat dat voor invloed op hun leven heeft, maar het lijkt me niet gering. Ze kijken de opnames niet terug, het gaat om het opnemen en opslaan. Het is de vervulling van het kinderlijke verlangen om op basis van je wil met je ogen een foto of film te kunnen maken. Hun uiteindelijke doel klinkt me – misschien omdat ik er nog nooit ben geweest – even krankzinnig als literair in de oren: op een bepaald punt – daar gaan ze van uit – zal de techniek zo ver gevorderd zijn dat mensen op basis van hun digitale archief lichaamloos kunnen voortleven, gereconstrueerd op basis van hun opgenomen verleden, als het ware geüpload. Mocht dat punt na hun dood komen, dan is dat niet erg, want ze hebben zelf alvast alles opgenomen: het basismateriaal voor hun digitale wederopstanding. Voor hen zit het hiernamaals in het archief.

In een van de notitieboekjes die ik als tiener vulde, schetste ik een tekening van mijn grootvader op zijn sterfbed. Het tekenen kostte me meer moeite dan normaal en ik herinner me dat ik pas naderhand ontdekte dat mijn shirt doorweekt was van het zweet. De volgende ochtend was mijn grootvader dood. Als ik me die tekening voor de geest haal, schieten alle jaren dat ik mijn grootvader heb gekend als in een flitsfilm aan me voorbij, realistischer, levendiger en rijker dan wanneer mijn ouders al die jaren op video hadden opgenomen. Je hebt als dode geen terabytes nodig om in de hoofden van anderen te worden herinnerd, een enkele notitie volstaat.

Ik zal er wel nooit achter komen wat mijn grootvader noteerde in zijn ivoren boekje, maar ik zie het hem gebruiken en op die manier is mijn grootvader door dat notitieboekje zelf herinnerd. Ik ben wel gevoelig voor het idee dat Benjamin Franklin, mijn grootvader en de transhumanisten uit Silicon Valley allemaal op hun eigen manier zich een hiernamaals hebben voorgesteld door te noteren en te archiveren. Zogezegd maakt het niet uit of je nu voortleeft in duizenden en duizenden uren film of in een paar stukjes ivoor. Zelf stel ik me het liefst voor herinnerd te worden door een boekenkast vol lege notitieboekjes.

Dirk Vis (1981) is Gids-redacteur en studeerde ooit aan de Rietveld Academie af met bewegende gedichten voor op het scherm. Van Vis verschenen onlangs de roman Paren of de kunst van de slaapkamer en de antihandleiding voor artistiek onderzoek Research for People Who (Think They) Would Rather Create.


Meer van deze auteur