Perdu. Noem de naam bij poëzieliefhebbers in Nederland en Vlaanderen en er verschijnt een glans in de ogen. Ja, daar heb ik een avond meegemaakt… Perdu – vijfentwintig jaar geleden begonnen als De Verloren Tijd – is een legendarische plek, de enige locatie in het Nederlandse taalgebied die uitsluitend bestemd is voor poëzie en voor alles wat daarbij komt kijken. Het is een parallel universum, een andere wereld, geen grote, maar net groot genoeg. Je loopt, in de huidige setting, van een donkere gracht nabij de hoerenbuurt in Amsterdam een gang in die eerder aan een ziekenhuis of wijkpost doet denken dan aan een cultureel centrum, komt dan in een gangetje erachter dat er al heel wat vervallener uitziet, maar daar is de poort, de uitnodigende ingang van de grote zaal, die op zijn beurt ook niet groot is, maar net groot genoeg. In die zaal heerst rust, dat bovenal. De stenen wanden zijn behangen met grote zwarte gordijnen, de muren zijn van textiel. Er is een barretje. Daar staan mensen gezellig te converseren, in mijn herinnering fiks in de sigarettenrook, en daar ontmoet men elkaar, voor de tribune waar men even later opklimt om het publiek te worden bij een speciale gebeurtenis die zich voor in de zaal concentreert. Soms is de opstelling anders, maar het effect blijft hetzelfde. Men is aandachtig, men luistert met diepe interesse naar iemand die, in elke andere context, rare praat zou staan te vertolken, maar dat heet hier poëzie. De zaal wordt toegesproken, niet om het publiek iets bij te brengen of te verkopen, maar op een vriendelijke, vragende toon vaak, soms pathetisch of in zakelijke stijl, en daar wordt door dat publiek dan met volle aandacht naar geluisterd. Wat gebeurt hier? En het merkwaardigste is nog dat men niet de indruk maakt bij een geheim genootschap of specialistische hobbyclub aanwezig te zijn, er is eerder sprake van een los verband van wisselende combinaties van mensen, sommigen voorlezend, anderen luisterend. Zo worden ook de gesprekken tussen de bezoekers onderling gevoerd, bijvoorbeeld voor de bar aan het eind van de avond. Ik blijf het een wonder vinden. Er is in Nederland nog één plek waar het woord wordt gecelebreerd, het woord in zijn grootste concentratie, zijn meest intense betekenis: de poëzie. En dat gebeurt in het Nederlands (al zijn buitenlanders bij gelegenheid van harte welkom). Er zijn vele poëziecentra geweest, en fiks wat Engelstalige, ook in Amsterdam, maar Perdu is het enige dat consequent de Nederlandse taal op haar mogelijkheden blijft beproeven en testen, telkens nieuw terrein openleggend en tegelijkertijd nooit revolutionair of met radicale parolen werkend. Er zijn vele wisselingen van de wacht geweest, van locatie ook en vooral toch van de vrijwilligers die het draaiden, en vaak vond ik mij terug in een geheel nieuw gezelschap als ik er eens een half jaar niet was geweest, maar dat ene bleef: met echte belangstelling de Nederlandse taal blijven uitproberen en met echte aandacht de resultaten van die probeersels blijven beproeven. En wat is onze taal ook schitterend! Je blijft je verbazen en je blijft er gelukkig van worden op van die begenadigde momenten van wat dan al snel zo’n legendarische avond zal worden waarop de poëzie zich aanwezig stelt, verschijnt, gedeeld wordt en geprezen, ook met kritiek.

Als eerbetoon aan dit model, aan deze nu al vijfentwintig jaar aangehouden concentratie op de levende Nederlandse taal, aan deze schuilplaats en dit erepodium voor wie werkelijk geraakt zijn door de poëzie, als dichter of toehoorder of beide, heeft de redactie van De Gids, in overleg en samenwerking met Perdu-medewerkers Hilde Meeus, Renée de Rijk en Machteld de Vos, de dichters van enkele van die speciale avonden gevraagd nogmaals bijeen te komen, onder dezelfde noemer of hetzelfde thema als toen, zij het niet zozeer in een poging het wonder van toen te herhalen, als wel in de hoop op een ander. Toch zijn de pretenties niet groot. Want dit is het domein van Perdu, het is er gedempt en rustig en men heeft er alle tijd. Perdu belichaamt en vertolkt de continuïteit in de Nederlandse poëzie van de afgelopen vijfentwintig jaar, en van de volgende vijfentwintig mag je aannemen. Dat het dat al zo lang doet bewijst dat ook het businessmodel van Perdu onze bewondering verdient. Met deze inleiding bent u de entree en het gangetje door, nu kunt u de grote zaal betreden, die zich op de pagina’s hierachter manifesteert in drukvorm. Proficiat!

Namens de Gids-redactie,
Arjen Mulder