Hoe dient een literair tijdschrift als De Gids zich tot de wereld te verhouden? Zijn naam suggereert dat de redactie haar lezers een weg wijst, een pretentie die in 1837, toen dit eerbiedwaardig instituut werd opgericht, waarschijnlijk minder misplaatst werd geacht dan tegenwoordig, nu elke vorm van bevoogding als elitair en ondemocratisch geldt. Toch hebben we wel degelijk een opdracht. We willen laten zien dat het onder alle omstandigheden van levensbelang is helder na te denken, zich onder te dompelen in indringende literatuur, waar en wanneer die ook tot stand gekomen is, en vooral: goede zinnen te schrijven.
In zijn Kellendonklezing betoogt Maarten Asscher dat het ware engagement van schrijvers niet zozeer schuilt in expliciete stellingname in het politiek debat, als wel in het scheppen van verbeelde werkelijkheden die de lezer aan het denken zetten over zijn positie in de wereld om hem heen. Als voorbeelden noemt hij Zola, Dickens en Kafka, wiens grimmige visie op het bestaan een veelgebruikt adjectief in het leven heeft geroepen.
De kafkaëske conditie van wat we nog steeds onze democratie noemen, wordt blootgelegd in de Kousbroeklezing van Tommy Wieringa. Dat is geen verhaal om vrolijk van te worden. Optimistischer zijn de stukken van zes Vlaamse en Nederlandse schrijvers die zich hebben gebogen over de vereisten voor de literatuur van de eenentwintigste eeuw, zoals geformuleerd door Italo Calvino in 1985: lichtheid, snelheid, exactheid, zichtbaarheid, veelvuldigheid en consistentie. dat zijn waarden die De Gids graag omarmt. We demonstreren ons engagement door ook vandaag weer prachtige essays, verhalen en beschouwingen aan u voor te leggen.

Namens de Gids-redactie,
Piet Gerbrandy