Vrienden, wat eten we vanavond?
We eten een gedicht met spek.
Het gedicht was al oud, is zonder schreeuw gestorven
Hij heeft jarenlang een oude kar getrokken, vel over been maar mans genoeg
Hij was blij om te gaan, hij zou het zo willen
dat ons bloed zijn laatste rustplaats is
en onze stront natuurlijk, maar stront voedt de aarde
uit gebarsten grond groeit geen gedicht.

Een ware zanger van de massa
zingt zijn liedjes aan de kassa

De eter blieft zijn rapen gaar
de stem van ‘t volk is koen en klaar

Volgt onbegrip toch onverhoopt
dan wordt de zanger opgeknoopt.

En het spek, waar komt het spek vandaan?
Dat wil ik best vertellen, vriend,
maar ik weet niet of je galgenspek lust
het kan voor rare dromen zorgen en het smaakt zo zoet,
dat kan niet kloppen maar iets anders was er niet te koop
en de slager zei dat alles op was
dat de staat alleen nog slachten mag.

Altijd uitverkoop, altijd vrede
zo’n hart is niet van deze tijd

staakt uw geklaag, begint uw bede!
Elk vermoeden wordt een feit.

Aan de kassa is het druk
het eten op, de borden stuk

Als iedereen is uitgegeten
Is de maaltijd snel vergeten.

Alleen de woorden roeren me tot tranen
het naakte vlees kan niets meer doen. Het bloedt niet eens
staat dichter bij mijn eigen bloed dan bij het zijne
en wie ben ik om goed vlees af te slaan?

Bidders van beden en zangers van oden
Horen bij niemand, zijn levende doden
Wie een eerlijk lied wil laten klinken
moet zich eerst maar in de gracht verdrinken

Het eten op, de borden stuk
de rechtstaat staat weer onder druk
en al het goede is per ongeluk.

Wandelend naar een waartoe in drommen
slang schiet door het landschap
als dromen
als geld

Een oog in de stroom zegt zie jou,
zie jou en jij bent
goed
maar het was niet goed.

Mouwen opstropen of broek ophijsen
als iedereen zijn deel komt eisen?

Als iedereen is uitgegeten
is de maaltijd snel vergeten.

Zijn geest in de hemel, zijn vlees in mijn maag
Als hij bezwaar heeft komt hij maar omlaag.

Voor woorden alleen betaal ik in tranen.
Voor het vlees betaal ik met het wisselgeld
dat ik aan het einde van mijn leven waard ben
in strijd
in een licht dat tussen mijn tanden doorschijnt
waarbij ik een nieuw gedicht kan lezen
als ik jouw gedicht op heb.

Hannah van Binsbergen schreef de dichtbundel Kwaad gesternte (2016) en de roman Harpie (2020). In 2022 verscheen haar nieuwe bundel Kokanje.

Meer van deze auteur