Het goede nieuws is dat in de menselijke geschiedenis nog nooit zo veel woorden werden gedrukt en op papier zijn verspreid als in het digitale tijdperk. In het jaar 2009 rolden bijvoorbeeld wereldwijd voor het eerst meer dan een miljoen nieuwe boektitels van de persen. Na een heel lichte aarzeling in de groei van de papierproductie in 2008 werd vorig jaar weer meer dan 300 miljoen ton papier en karton geproduceerd voor drukwerk. Een derde daarvan wordt nog altijd geproduceerd in de Verenigde Staten, verreweg de grootste producent van papier voor drukwerk, en ondanks de snel groeiende vraag in China ook nog altijd de grootste afnemer. In de Nieuwe Wereld worden immers jaarlijks meer dan 2 miljard boeken, 350 miljoen tijdschriften en 24 miljard kranten gedrukt.

Het slechte nieuws is dat het lezen van en betalen voor al dat moois wereldwijd nogal hapert. Vooral kranten en tijdschriften voelen de hete adem van de moderne tijd in hun nek. Overal ter wereld worden ze van twee kanten bedreigd. Aan de ene kant knaagt de huidige werkelijkheid van dalende abonneeaantallen en dalende advertentie-inkomsten. Aan de andere kant knaagt de twijfel over hoe in de toekomst geld te verdienen aan digitale journalistiek.

Deze bedreigingen zijn reëel, op den duur dodelijk en niet veel kranten lijken te weten hoe ze zich ertegen teweer kunnen stellen. Dit blijft niet zonder gevolgen. Zo hebben we in Nederland het afgelopen jaar de roem loze ontmanteling van het vrijwel failliete uitgeefconcern pcm meegemaakt, waarbij een deel van de krantentitels in handen kwam van het Belgische concern De Persgroep en nrc Media werd doorverkocht aan een investeringsgezelschap waarin de grootste aandeelhouder van de Telegraaf Media Groep (de familie Van Puijenbroek) een aanzienlijke rol speelt. Tegelijk namen we afscheid van de gratis krant DAG, van de papieren versie van de Christian Science Monitor, van The Bulletin (met 128 jaar het oudste – en laatste – opinieblad van Australië), alsmede van de literaire tijdschriften Bunker Hill, Raster, het Vlaamse Revolver en ook De Revisor oude stijl.

Ook was er verleden jaar een recordaantal technische faillissementen van krantenconcerns te melden in de Verenigde Staten, waar onder meer de befaamde Tribune Co. (van o.m. de Chicago Tribune), de Philadelphia Newspaper Co. (van o.m. The Philadelphia Inquirer), Freedom Commu nication (van o.m. de Orange County Register) en de Sun-Times Media Group (van o.m. de Chicago Sun-Times) een beroep deden op de ‘Chapter 11 Bankruptcy Protection’. En dat terwijl de Washington Post en de New York Times grote verliezen leden op hun papieren edities, te onzent de toekomst van HP/De Tijd aan een zijden draad bungelt bij uitgeverij Audax (dat over 2009 een winstdaling van 60 procent rapporteerde), en de kranten in Nederland opnieuw verder dalende oplages en vooral sterk gedaalde advertentie-inkomsten (van tussen minus 15 en minus 30 procent) moesten melden aan de aandeelhouders.

Niet voor niets heeft de Telegraaf Media Groep het grootste deel van haar tijdschriften inmiddels verkocht, ondergingen de kranten van de Geassocieerde Pers Diensten (gpd) in korte tijd een tweede grote bezuinigingsronde, moest het reeds volledig uitgeklede AD in 2009 nog maar weer eens 3 miljoen bezuinigen, is de winst bij het Wegener-concern met een kwart gedaald (na een daling van 40 procent in 2008), en werden de kranten van het voormalige pcm-concern (NRC Handelsblad, de Volkskrant en Trouw) verkooprijp gemaakt met bezuinigingen van miljoenen euro’s per titel.

En het wordt nog erger – veel erger. En dan bedoel ik niet eens dat momenteel bijna een kwart van alle in Europa gelezen kranten gratis dagbladen zijn, en dat dit percentage nog steeds stijgt. Neen, ik heb het over de verwachting dat ook de komende jaren de inkomsten en bedrijfsresultaten van kranten structureel zullen blijven dalen en dat daaruit voortvloeiende nieuwe bloedige saneringen onvermijde lijk zijn. Wie even naar de (al dan niet geopenbaarde) cijfers kijkt, moet vrezen dat de recente analyse van de krantensector door PricewaterhouseCoopers niet heel ver van de waarheid zit. De conclusie van pwc luidde kort en krachtig dat het huidige bedrijfsmodel van Nederlandse kranten niet meer houdbaar is, en dat in de periode tussen 2009 en 2012 verdere diepe ingrepen en fusies onafwendbaar zijn.

Dat is het optimistische scenario. Wie meekijkt met de koele harde cijfers van Het Oplage Instituut (hoi) ziet bijvoorbeeld dat de betaalde kernoplage van de Volkskrant sinds het jaar 2000 met bijna 30 procent is gezakt tot omstreeks 230.000 exemplaren, dat die van NRC Handelsblad met zo’n 60.000 exemplaren (of wel circa 25 procent) is gedaald tot onder de grens van 200.000 en dat zelfs de hoop-op-betere-tijden nrc.next nu een plafond lijkt te hebben bereikt met een betaalde kernoplage van omstreeks 67.000, waar ooit 80.000 als vereiste break-even oplage werd gesteld. En dat terwijl Trouw en Het Parool hun betaalde oplages van respectievelijk omstreeks 90.000 en 80.000 nog slechts kunnen laten verschijnen dankzij rigoureuze inkrimpingen van de redacties. Dan laten we de rampzalige cijfers van het AD maar buiten beschouwing, waar na de gedwongen – en geldverslin dende – fusie met een aantal regionale titels meer dan 200.000 van de 650.000 abonnees wegliepen. En dit weinig opbeurende nieuws dient men te lezen tegen de achtergrond van nog niet gepubliceerde cijfers uit de mediabranche waaruit blijkt dat de advertentie-inkomsten bij al deze kranten in het eerste kwartaal van 2010 alweer onder de reeds naar beneden geschroefde verwachtingen uitkwamen.

Maar het wordt erger nog – veel erger. Vorig jaar liet het vakblad Mediafacts enkele accountants eens aandachtig kijken naar de jaarrekeningen van krantenconcerns. Er rees ogenblikkelijk twijfel over de vraag of de markt de enorme bedragen die aan ‘goodwill’ als activa in de boeken staan nog onderschrijft. En daarnaast bleek de solvabiliteit (de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen op de balans) her en der onduidelijk dan wel twijfelachtig. Zonder pardon concludeerde Mediafacts dat verder slachtwerk in de krantensector onvermijdelijk is. Nu ja, dat klinkt in elk geval een stuk vrolijker dan een ‘financieel-strategisch rapport’ van het onderzoeksbureau ame, waarin werd gemeld dat voor diverse kranten ‘de faillissementindicator op rood staat’.

En er is geen troost, want het wordt nog erger – veel erger. Dat blijkt uit een recente zelfanalyse van de Japanse kwaliteitskrant Asahi Shimbun, die in Azië te vergelijken valt met The New York Times, waarmee men dan ook een alliantie vormt. De krant heeft 6,5 miljoen abonnees, en indien men dat naar Nederlandse schaal vertaalt (zoals Mediafacts recent deed in een analyse), zou dat zoiets zijn als de Volkskrant en De Telegraaf tezamen. Het gaat kort gezegd om een grote krant (die twee keer per dag verschijnt), een journalistiek instituut met liefst 2400 journalisten in dienst en een totaal personeelsbestand van 77.000 employés. Maar tien jaar geleden had Asahi Shimbun nog 10 miljoen abonnees, en gedurende dat decennium zijn de advertentie-inkomsten gehalveerd (van 1,5 miljard euro tot 750 miljoen euro). In 2009 leed de krant verlies – voor het eerst in de 133-jarige geschiedenis. Ondanks enorme investeringen in online, tv-kanalen en mobiel aanbod lukt het Asahi Shimbun niet om winst te maken met digitale ‘content’. Ondertussen durft men niet nog meer journalisten te ontslaan uit angst de kwaliteit van de krant te ondermijnen en nog meer lezers te verliezen. Tegen Mediafacts zei de directeur van Asahi Shimbun dat zijn bedrijf waarschijnlijk nog tien jaar kon overleven, maar dat het daarna afgelopen zou zijn.

De neergang van de Japanse kwaliteitskrant is uiterst leerzaam, niet alleen omdat men net als in Nederland (en in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Anglo-Amerikaanse kranten) voornamelijk drijft op een abonneeoplage, maar vooral ook omdat men hier alle digitale strategieën al heeft uitgeprobeerd waar Nederlandse kranten nog mee experimenteren in de hoop en verwachting dat hier de redding schuilt. Hoewel men 700.000 betalende abonnees voor het mobiele aanbod heeft en vt Asahi vele malen professioneler is dan het geschutter van bijvoorbeeld nrc.tv, is de bereidheid om voor digitaal nieuws te betalen ook in Japan erg laag. Hoewel men verwacht dat die bereidheid wel iets zal groeien, blijkt uit elk toegepast rekenmodel dat de toename aan online inkomsten het verlies van papieren inkomsten bij lange na niet goed kan maken.

Mediafacts meldt droog dat analisten de situatie bij de kwaliteitskrant ‘uitzichtloos’ achten. Als enige mogelijke remedie schrijven ze een halvering van het personeelsbestand voor, en de overscha keling naar een veel ‘leaner and meaner’ product, en geen alomvattende journalistieke mas todont.

Dezelfde waarschuwing voor kranten als richtingloze duizendpoten uitte Lionel Barber, hoofdredacteur van de Financial Times, vorig jaar al in The New York Review of Books. ‘De absolute voorwaarde,’ zei hij, ‘voor een rendabele krant en vooral voor betaalde online journalistiek, is het maken van must-read content – niet zomaar goede journalistiek, maar must-read journalistiek. Een krant die alles over iedereen voor iedereen wil publiceren, smeert z’n kostbaarste goed veel te dun over te veel pagina’s, en zo’n krant raakt vanzelf in de problemen.’

Maar het wordt nog erger – veel erger. Uit een zeer recente peiling onder 353 hoofdredacteuren van vooraanstaande Amerikaanse kranten en omroepen blijkt dat die een ander probleem nog veel bedreigender vinden. Ja, de dalende oplages zijn dodelijk, en ja de neergang van advertentie-inkomsten is fataal, maar nog veel funester voor hun beroep achten zij de inhoudelijke en ambachtelijke ‘neergang van de journalistiek’. Liefst twee derde van de hoofdredacteuren meent dat ‘de journalistiek de verkeerde kant op beweegt’, en 60 procent meent dat niet alleen de opleidingen onder de maat zijn, maar dat bovenal internet zorgt voor ‘een aantasting van de fundamentele waarden van de journalistiek’. De hoofdredacteuren menen dat ‘steeds losser wordt omgesprongen met klassieke journalistieke normen, zoals nauwkeurigheid, feiten checken, bronnen raadplegen en wederhoor plegen’.

Op nogal huiveringwekkende wijze komen deze inzichten van de Amerikaanse hoofdredac teuren overeen met de conclusies van visitaties van de opleidingen journalistiek in Nederland. Hoewel de kritische notities van de onderwijsinspectie over deze opleidingen zelden het nieuws halen, klinken ze al jaren met verontrustende regelmaat. Zo reppen visitatiecommissies van ‘oppervlakkigheid’, ‘gebrek aan diepgang’, te ‘geringe studiebelasting’ en te veel studenten journalistiek die wel afstuderen maar bij wie ‘belangstelling voor actualiteiten vaak ver is te zoeken, de taalbeheersing gebrekkig is en het ontbreekt aan nieuwsgierigheid’.

Ondertussen heeft bijna de helft van de Amerikaanse hoofdredacteuren die werden ondervraagd in het kader van het ‘Project for Excellence in Journalism’ de stellige overtuiging dat de eigen nieuwsorganisatie over een jaar of tien kopje-onder zal zijn gegaan als het niet lukt om ‘nieuwe verdienmodellen’ te ontwikkelen. Maar nog sterker betreuren ze het dat, zoals een van hen het uitdrukte, ‘journalistieke standaarden verloren gaan en dat bloggen, roddelen en twitteren verward zullen gaan worden met verslaggeving’.

Grappig genoeg sluit dit vrij naadloos aan bij de beleving onder jongeren van nieuws. Uit vergelijkend onderzoek onder jeugdigen tussen 15 en 29 jaar in Nederland, de vs en Finland bleek dat in deze leeftijdscategorie nauwelijks meer kranten worden lezen, maar dat betaalde kranten wel nog altijd als een veel betrouwbaarder nieuwsbron worden gezien dan gratis kranten, dan de televisie en vooral dan nieuws op internet. En meer in het algemeen geldt dat hoe hoger het opleidingsniveau van mensen, des te geringer hun online nieuws-
consumptie en des te meer tijd men spendeert aan betaalde kranten. Helaas bleek voor Nederland dat de laatste vijf jaar de ‘geletterdheid’ (ofwel de vaardigheid complexe teksten te lezen en te begrijpen) vooral onder ‘hoger opgeleiden’ opvallend was afgenomen.

Welnu, dit zijn de koele harde feiten en de vaststelling dat de kranten structureel in zwaar weer verkeren, is zonder twijfel een nogal zonnige kijk op de stand van zaken. Des te sneuer is het dat het er alle schijn van heeft dat de Nederlandse kranten niet alleen de afgelopen donkere jaren van chaos en verspilling precies de verkeerde strategische en redactionele beslissingen hebben genomen om het tij te keren, maar dat ook in de nieuwe situatie van thans (met de dominantie van de Belgische Persgroep en de nieuwe investeerder-eigenaar van nrc Media) het onduidelijk is of men heeft geleerd van de eigen fouten en van die van anderen. Hoewel ook de Volkskrant nu over is gegaan op tabloidformaat, heeft het er immers alle schijn van dat bij alle Nederlandse kranten het heil nog steeds wordt gezocht in het pad dat de analisten bij Asahi Shimbun (en andere grote kranten op de wereld) reeds als ‘uitzichtloos’ hebben betiteld.

Nu valt altijd te bezien of analisten en andere zelfbenoemde deskundigen gelijk hebben, maar het lijkt wel zeker dat in elk geval de eerstkomende jaren de abonnees en de advertentie-inkomsten niet terug gaan komen. Wat de situatie voor de Nederlandse kranten extra gecompliceerd maakt, is boven dien het feit dat men naast de economische en technologische problemen ook nog te kampen heeft met de restanten van het verzuilde verleden, waarvan niemand weet in hoeverre dat nu lezers bindt of afstoot.

Uiteindelijk staat of valt een krant met de tevredenheid van de lezer. En althans deze modale lezer moet helaas berichten dat de tevredenheid de afgelopen jaren niet is toegenomen. Om het simpel uit te drukken: ik nam een abonnement op een ochtendkrant met Kees Schuyt, Kees Fens en Michaël Zeeman als medewerkers en ik krijg nu een krant met Aaf Brandt Corstius als medewerker. En ik nam een abonnement op een avondkrant met Rudy Kousbroek, W.F. Hermans en Karel van het Reve als medewerkers en ik krijg nu een krant met Renske de Greef als medewerker.

Wat ik bedoel te zeggen, is dat het weliswaar begrijpelijk is dat een zekere verjonging wordt doorgevoerd, maar dat ik niet zo goed begrijp waarom dit met een radicale, nietsontziende ontintellectualisering gepaard moet gaan. De Nederlandse kranten hebben hierin een tactiek van de verschroeide aarde toegepast die bij menig lezer hetzelfde gemor heeft doen ontstaan als bij de Amerikaanse hoofdredacteuren. Ik bedoel inderdaad het gemopper over de teloorgang van journalistieke en intellectuele standaarden.

Misschien is het grootste probleem van journalisten wel dat zij zelden luisteren naar het gemor van anderen, en des te meer naar de zelffelicitaties van hun lotgenoten. Desondanks, en omdat ik de kwaadste niet ben, volgt hier geheel gratis een samenvatting van enkele brandende vraagstukken die rechtstreeks de toekomst van de krant betreffen, en die vanuit uitgeefperspectief om een duidelijker antwoord smeken dan veel Nederlandse kranten nu lijken te geven.

Is ‘crossmediale’ verbreding de oplossing? Anders gezegd: is een totale digitale optuiging van de geschreven pers met online content, met mobiel aanbod en met breedband-internet-tv wel de oplossing voor de gestage oplagedaling en het verlies aan advertenties bij de kranten? De ervaringen van Asahi Shimbun en andere pijnlijke voorbeelden uit recente tijd leren dat dit in elk geval geen wondermiddel is. Integendeel. Neem The New York Times. Enige jaren geleden verklaarde Arthur Sulzberger, uitgever van de Times, vol aplomb dat zijn krant alleen kon overleven ‘met greep op drie pijlers van het vak: drukwerk, internet, video’. De Times heeft nu een eigen televisieproductiebedrijf en diverse tv-stations in bezit, en niet eens om zelf omroepje te gaan spelen, doch met de bedoeling om de mogelijkheden van breedbandinternet te benutten. Een en ander heeft bepaald geen gouden bergen opgeleverd. Vorig jaar was de Times gedwongen om haar kapitale optrekje aan 8th Avenue in Manhattan als onderpand te geven voor een lening van ruim 225 miljoen dollar om de geldproblemen het hoofd te beiden. Krakend en piepend is het bedrijf begonnen met het terugbetalen van 400 miljoen dollar schuld, en in 2011 begint de terugbetaling van nog eens 366 miljoen dollar van een andere lening, beide onder meer gebruikt om de ‘crossmediale verbreding’ tot stand te brengen.

Het enthousiasme is inmiddels flink bekoeld: de eerste ontslaggolven bij de digitale redactie zijn neergedaald en er wordt hardop gevraagd of de Times alle digitalisering wel in eigen beheer had moeten uitvinden. Studies naar en experimenten met betaalde digitale content hebben tot nu toe weinig reden tot vrolijkheid gegeven.

Zelfs de Britse krant The Guardian, met een van de simpelste maar ook een van de succesvolste krantenwebsites ter wereld, heeft over de afgelopen jaren verlies geleden. Wie dat verlies evenwel nader bekijkt, ziet dat vooral de lokale kranten van het Guardian-concern verlies leden, dat de radiostations quitte draaiden, maar dat de simpele, gratis website een behoorlijke groei liet zien in advertentie-inkomsten. Geen uitgebreide Guardian-tv hier op de openingspagina, geen Guardian-journalisten die elkaar langdurig interviewen voor de camera terwijl je op zoek bent naar nieuws, maar alle multimedia juist op duidelijke afstand gehouden van de geschreven informatie, en een vrij toegankelijk krantenarchief. Lean and mean; gratis en goed; dat lijkt er meer op, maar ook The Guardian geeft toe dat de inkomsten van de web-
sites niet opwegen tegen de verliezen die de papieren krant lijdt aan abonnees en advertentie-inkomsten.

Biedt commerciële verbreding de redding? Blijkbaar denken de meeste Nederlandse kranten van wel. Onlangs nog richtte NRC Handelsblad een eigen boekuitgeverij op om de publicaties van de eigen journalisten uit te baten. Afgezien van het feit dat dit kan leiden tot kwestieuze of in elk geval ongemakkelijke verhoudingen tussen redactionele en commerciële belangen (zo was de NRC zowat de enige krant van Nederland die de eigen profijtelijke ‘hertaling’ van de Max Havelaar niet bekri tiseerde), is het de vraag of dit op termijn substantieel bijdraagt tot de winstgevendheid. Hetzelfde geldt voor de webwinkel ‘Luxus’ en de recent door nrc Media geopende webshop speciaal voor vrouwen: OneDayForHer. Daar kunnen dames terecht voor A-merk lifestyle-aanbiedingen op het gebied van beauty, fashion, wonen, films en boeken. Via de kranten en websites van nrc Media en geselecteerde partners wordt de aanbieding dagelijks ‘gecommuniceerd’. Die activiteit lijkt heel erg op de gestage stroom ‘special products’ die ook andere kranten te koop aanbieden en ‘communiceren’, variërend van reizen tot cd’s en van boeken tot cursussen.

Tsja, moet men als ‘kwaliteitskrant’ zoiets willen? Sterker nog, komt men hier niet heel dicht bij de aloude strategie van Het Vrije Volk in zijn nadagen? Ook die krant ‘kocht’ bij wijze van poging de ondergang uit te stellen branchevreemde omzet. En omzet kopen (dus veel investeren om een beetje extra inkomsten te genereren) loopt steevast uit op verzwakking van de ‘core business’.

Ooit sprak de toenmalige hoofdredacteur van NRC Handelsblad de zorgelijke woorden: ‘Deze krant mag nooit een lifestyle attribuut worden.’ Nu zetten de hoofdredacties al hun geld op het uitbaten van hun ‘merk’. De grote vraag is natuurlijk of een krant als lifestyle-attribuut ademruimte genoeg behoudt voor ‘must-read journalistiek’.

Zijn journalisten vandaag de dag goed genoeg? Dit is een generaliserende en dus niet erg scherpe vraag. Bovendien loert hier levensgroot het ijdele gemopper dat ‘vroeger alles beter was’. Toch dient dit probleem onder ogen gezien te worden, indien de redding van de krant ligt in het produceren van ‘must-read journalistiek’. Het is in elk geval opmerkelijk dat er een temporele relatie is tussen de scherpe teruggang in het aantal abonnees de afgelopen vijftien jaar, de gelijktijdige scherpe toename van het aantal gedrukte pagina’s, bijlagen, servicekaternen, columns en andere woekeringen van ‘no need to read journalistiek’, en de aanhoudende kritiek van de onderwijsinspectie op de opleidingen journalistiek.

Tegelijkertijd lijkt er een omgekeerd evenredige relatie waar te nemen tussen het dalend aantal universitaire academici dat in de krant schrijft (die vroeger met ruime hand werden ingehuurd om bijvoorbeeld boekrecensies te schrijven) en de evidente ontwikkeling dat journalisten zichzelf als beroepsgroep hebben ontdekt als belangwekkend onderwerp (bijvoorbeeld om als deskundige of columnist op te treden). Deze neiging tot autisme wordt hoogstwaarschijnlijk alleen maar bevorderd door het feit dat de sociale wortels van journalisten steeds eenvormiger worden. Journalistiek is van een vluchtheuvel voor studie-drop-outs, sociale klimmers en andere relatieve buitenstaanders geworden tot een carrièreperspectief voor de blanke academisch gevormde elite. Dit is de verklaring voor het in journalistieke zin schokkende feit dat de kranten in Nederland volledig verrast werden door de opkomst van Pim Fortuyn en ook zo worstelen met de populariteit van Geert Wilders.

Tegelijkertijd dient beklemtoond dat ‘de journalistiek’ en ‘de journalist’ niet bestaan. Er is een duizelingwekkend spectrum van enerzijds de nieuwkomers die bij NRC Handelsblad klassikaal les krijgen van de hoofdredactie over het verschil tussen feit en fictie, of in het vak gerimpelde oude rotten die zich voornamelijk bezighouden met schaamteloze zelfpromotie (namen noemen is te veel eer; u kunt ze gemakkelijk zelf verzinnen), en anderzijds de hardwerkende uitstekende verslaggevers die er zeker zijn, hier en daar.

Desondanks denk ik dat veel krantenlezers wel de algemene trend zullen herkennen dat er sprake is van een steeds verder vervagende grens tussen verslaggeving en opiniërende commentaren op de nieuwspagina’s van kranten. De journalist als hoeder van de natie en als herder van de kudde lezers is al te bekend uit het tijdperk van de verzuiling. Het is blijkbaar een diepgewortelde journalistieke traditie die moeilijk af te schudden valt. De belangrijke vraag voor een moderne krant op zoek naar ‘must-read journalistiek’ is echter in hoeverre deze opvatting van verslaggeving nu lezers bindt of wegjaagt.

Daarenboven staat wel vast dat de pathologische angst ‘jongeren’ als lezer te moeten binnenhalen heeft geleid tot een scherpe toename van leukigheid als stijlfiguur en ‘op je hurken’-journalistiek. Bovendien hebben het succes van de gratis dagbladen en van eenlettergrepige programma’s zoals Hart van Nederland bijgedragen tot het misverstand dat debiliteit verkoopt. Het andere misverstand is dat men de jeugd kan binnenhalen als krantenlezer. Dit is een ijdele droom. Het zegt voldoende dat de gemiddelde leeftijd van de lezers van nrc.next, ondanks de opgewekte schoolkranttoon van die periodiek, rond de 39 jaar ligt en bij lange na niet tussen de beoogde 24 en 36 jaar.

Is de gestage oplagedaling van de Nederlandse kranten eigenlijk catastrofaal? De oplagedaling van de landelijke kranten is al tien, vijftien jaar bezig, en substantieel. Toch vallen bij vergelijkingen met kranten als Le Monde en de Frankfurter Allgemeine Zeitung met oplages van ‘slechts’ ca. 325.000 in veel grotere landen de oplages van Nederlandse kranten nog altijd gunstig uit. NRC Handelsblad en de Volkskrant zijn thans weer aanbeland bij hun oplages van omstreeks 1990. In die tijd werden deze oplages als enorme successen gevierd. De vraag doemt op of de ‘natuurlijke’ omvang van de kranten niet dichter bij dit niveau ligt dan bij dat van het overdadige decennium erna.

Onlangs werd er in The American Journalism Review op gewezen dat het ten minste al sinds 1998 duidelijk is dat gedrukte media zouden moeten wennen aan minder grote oplagen en lagere winsten. Desondanks meent de Review dat er een solide toekomst is voor kranten die zich richten op een beperkt, hooggeschoold lezerspubliek. Dit soort kranten zou een ‘high focus’ en onbetwiste kwaliteit dienen te hebben, en dus verschillen van de brede katernenstapels die in de jaren negentig mode werden. Deze ‘elite newspapers of the future’, zoals de Review ze noemt, zouden moeten kunnen aantonen dat het internet ‘ongecontroleerde low value informatie’ brengt en een goede krant ‘beargumenteerde en gecontroleerde high value informatie’.

Dit sluit uiteraard vrij naadloos aan bij de observatie van Financial Times-hoofdredacteur Lionel Barber: alleen een krant met ‘must-read journalistiek’ kan overleven.

Indien dit laatste juist is, dan zou de toekomst van de krant in Nederland helder zijn. Kweek betere journalisten door de opleidingen Journalistiek in Nederland snel veel beter te maken. Herstel eindredactie en fact-checkers in ere. Laat de media veel kritischer naar zichzelf kijken en bovenal doordrongen raken van het besef dat de tijd van oeverloze ditjes-en-datjes-columnistiek definitief voorbij is.

Dunner en beter – veel dunner en veel beter –, dat is de toekomst voor de kranten. Anders gaan ze alleen maar door met zichzelf om zeep te helpen.