Zoals de republiek der letteren van de achttiende eeuw een product was van de drukpers – of preciezer: van een aantal in elkaar grijpende technologische innovaties en sociaal-politieke ontwikkelingen – zo is onze re:publiek der letteren een product van computer en internet. De re:publiek der letteren is interactief. Re: reply, reactie; daarom laat ik me voor de lengte van deze tekst, net als de redactie van dit nummer van De Gids, verleiden om het typografisch weer te geven als re:publiek. Het zou beter zijn om te zeggen dat er een ensemble aan factoren is, waarvan een aantal zich centreert rondom de technologische vernieuwingen, die leiden tot de vorming van de re:publiek der letteren, maar het onderwerp van dit tekstje is niet hoe die re:publiek gevormd wordt, ook niet wat haar publieken zijn, en evenmin wil ik al haar kenmerken nauwgezet in kaart brengen. Ik wil alleen proberen te beschrijven waarom ik denk dat er in deze re:publiek der letteren – waarin teksten en ideeën via het internet circuleren, en kennisverwerking online plaatsvindt – toekomst is voor het literaire tijdschrift.

1.

Bij een literair tijdschrift denk ik niet aan stapels bedrukt papier met een kaft eromheen. Een tijdschrift is een bundeling van teksten die op een bepaald moment wordt gepubliceerd. De bundeling is een manier om de aandacht van de lezer samen te ballen. De teksten zijn een samenvatting van een langer gedachteproces, van onderzoek. De samenballing en samenvatting veronderstellen dat het voor de lezer de moeite waard is om er tijd voor vrij te maken en er aandacht aan te besteden. Het doel is niet om onmiddellijk discussie uit te lokken en reacties te scoren. Zo geformuleerd klinkt het droog, en vindt u het wellicht jeukopwekkend saai: tijdschrift teruggebracht tot functie, los van de materiële manifestatie. Maar hoewel geen tekst los van de materiële manifestatie bestaat waardoor we de tekst kunnen lezen of horen,[^1]is het als gedachte-experiment toch zinnig om het tijdschrift te reduceren tot de functie. Wat is de behoefte die het vervult? Blijft die behoefte in de re:publiek der letteren bestaan, transformeert ze onherkenbaar, of verdwijnt ze?

Uitgaand van de materiële vorm zou je het argument kunnen aanvoeren dat het literaire tijdschrift een publicatievorm is die ontstaan is dankzij de drukpers en onlosmakelijk is verbonden met de drukwerkcultuur. Bundeling van teksten en periodieke verschijning volgen uit de beperkingen van de drukwerkcultuur – vervallen die beperkingen, dan krijgen, in de wisselwerking tussen lezersbehoeftes en publicatietechnologie, andere ‘genres’ en leesgewoontes vorm. Exit literair tijdschrift. (Welkom blog!) Er is veel voor dit argument te zeggen, maar het is een te simpele en technologisch-deterministische voorstelling van zaken.

2.

De geletterde cultuur is online. De staatslieden, revolutionairen, filosofen en onderzoekers van de achttiende eeuw navigeerden door een transatlantisch informatienetwerk van gedrukte en geschreven teksten, zij ontwikkelden ideeën door middel van briefwisselingen – met dank aan de posterijen. Hun teksten vonden een plek in enkele van de duizenden tijdschriften, en werden onderdeel van een bredere publieke discussie. Zo ontstond er een ‘democratische’ publieke sfeer, de republiek der letteren, waarbij de republiek der letteren ook gelezen kan worden als een verwijzing naar de nieuwe republieken (De Republiek der Nederlanden; de Verenigde Staten; de eerste Franse republiek) die vorm kregen mede dankzij de uitwisseling van brieven (zoals tussen Spinoza en Lodewijk Meyer; tussen Jefferson, Franklin en Adams; tussen Voltaire en Rousseau).[^2]Nu circuleren de teksten dankzij het internet en worden ideeën online ontwikkeld en bediscussieerd, in e-mails, op discussielijsten, in blogs en comments, in artikelen die men elkaar als pdf toestuurt, of linkt. En dit gebeurt met hulp van protocollen en software voor online kennisdeling en -vorming. De dagelijkse omgang met teksten is digitaal. Daarom is Google er zo happig op om alle boeken te digitaliseren – het is ook de sleutel voor toekomstige business plans.

In zeer beperkte mate is de productie van stapels bedrukt papier nog economisch rendabel (bestsellers), en het functioneert nog als strategie om de aandacht van een doelgroep te focussen. Voor de discussie, de idee- en meningsvorming en de literaire ervaring zijn ze niet centraal. Een tekst die niet online beschikbaar is, wordt tijdens onderzoek gemakkelijk over het hoofd gezien, en kan niet worden gelinkt in discussie. Het heeft geen zin om nog te redeneren vanuit een denkkader waarin het drukwerk centraal staat. Ook argumenteren dat het internet de plek is voor de realtime communicatie, terwijl de verdieping – ah, de verdieping – plaatsvindt in het veilige domein van het drukwerk, een technologie die een rem zet op te snelle verspreiding en onoverdachte reacties, is heilloos. Het heeft zelfs geen zin om die laatste halm aan te grijpen, te zeggen dat papier langer meegaat, minder belastend is voor de ogen, en de concentratie op de tekst zelf vergroot – en zeggen dat daarom het drukwerk zijn functie behoudt. De genoemde zaken zijn tot op zekere hoogte waar, maar verliezen hun relevantie als schrijven, lezen, verspreiden en verwerken van tekst digitaal plaatsvinden.

Een andere manier om dit uit te drukken is te zeggen dat het ‘discourse network’ – in het Duits ‘Aufschreibesystem’ – van de eenentwintigste eeuw definitief digitaal is geworden. Met deze term bedoelde de mediatheoreticus Friedrich Kittler het ensemble van factoren die bepalen wat en hoe er geschreven kan worden en hoe teksten circuleren en de cultuur vormen.[^3]

De uitdaging is om instrumenten en ‘materiële formats’ te ontwikkelen om verschillende leeswijzen en verschillende manieren van omgang met tekst in de re:publiek der letteren mogelijk te maken en te verbeteren. Dat vereist ook dat we kritischer kijken naar de software en formats die we gebruiken – bijvoorbeeld hoe deze specifieke interacties en communicatiewijzen mogelijk maken en/of andere bemoeilijken.

3.

In de fine mess van de re:publiek der letteren is sprake van tekstproductie die een breed terrein bestrijkt: van de tweets (Twitter-berichten van max. 140 tekens) en Facebook-posts, via comments, nieuwsitems, naar blogposts en dan langere artikelen, gescande gedrukte boeken, de online tekstarchieven. Allemaal googlebaar. Boeken en tijdschriften – als vorm, niet als codex – vertegenwoordigen hierin een ander tijdsregime dan een blogpost of een nieuwsitem. Bij verschillende tijdsregimes, lees-, concentratie- en interactiehoudingen horen verschillende publicatievormen. Een tweet is een instant reactie of mededeling, een blog vertegenwoordigt (meestal) een denkproces van een half uur tot een dag, een tijdschriftartikel van minstens een paar dagen.

Gesteld dat de behoefte aan een bundeling van artikelen ‘van langere adem’ blijft bestaan, dan is de kernvraag hoe een literair tijdschrift materieel vorm krijgt in de re:publiek der letteren. Wat is het format? Uitgedrukt in technische termen luiden de antwoorden die tot nu toe zijn gegeven: een verzameling html-pagina’s, een website, een database van teksten met metadata, een pdf, een groot tekstbestand. Of, iets geavanceerder: xml-bestanden die afhankelijk van het outputmedium hun definitieve vorm vinden, op de iPhone, de laptop of mogelijk zelfs als een stapel geprint papier met kaft, met dank aan de geïntegreerde print-on-demand-service. Van het laatste ken ik nog geen voorbeelden, al is het technologisch geredeneerd de keuze met toekomst.[^4]Het noemen van de technische formats lijkt betekenisloos – immers het literaire tijdschrift ontleent zijn waarde aan de kwaliteit van de teksten en de redactie – maar het technische format is wel een van de factoren die bepalen hoe de tekst verspreid, gelezen en verwerkt kan worden.

Er zou geen enkel beletsel moeten zijn om in de re:publiek der letteren literaire tijdschriften tot bloei te laten komen. Het internet is een uitstekend distributiekanaal voor teksten die een verschillende aandacht en tijdsbesteding van de lezer eisen. Toch zijn die beletsels er wel. Ze hebben te maken met hoe de re:publiek der letteren vorm kreeg.

4.

De doorslaggevende factor voor transformatie van de republiek der letteren in de re:publiek der letteren was dat ‘iedereen’ kon gaan publiceren en zijn of haar teksten kon koppelen aan die van anderen. De programmeerbaarheid zorgde ervoor dat er allerlei ‘slimme’ toepassingen op zijn gebouwd die de directe interactie bevorderden. De lezer (consument en producent) zit achter de schrijf-, lees- en kijkmachine met de vingers op het toetsenbord, kijkt en leest en reageert met toetsenbordaanslagen. Lezen, browsen, zoeken en terugschrijven vormen een continu proces. Een eerste scan van een kennisgebied – wat zoeken, browsen en snel lezen – kan nog dezelfde dag leiden tot een blogpost waarbij je in discussie treedt met dat kennisgebied. Het proces van verwerking en circulatie van kennis is versneld. Je kunt dat proces van ‘in the loop’ zijn productief maken. Sommige schrijvers hebben op hun blog na verloop van jaren een vorm gevonden die ook voor lezers aantrekkelijk is, en die bijdraagt aan (serieuze) kennisvorming.

Het internet lijkt gemaakt voor interactie. Daaruit is het beeld ontstaan dat het online vooral, zo niet uitsluitend gaat om de continue realtime uitwisseling.[^5]Het doel van ‘online’ is een levendige uitwisseling in een gemeenschap,[^6]nog beter is dat de gemeenschap gefaciliteerd wordt om zelf de inhoud aan te leveren. Dat functioneert uitstekend, als het misloopt is het omdat het eigenlijk te goed functioneert. Ik wil niets afdoen aan de goede aspecten van alle online discussies en sociale uitwisselingen, en ik denk dat we in de re:publiek der letteren een stuk beter af zijn dan in de republiek der letteren, al was het enkel omdat er zo veel meer intellectuele rijkdom onmiddellijk beschikbaar is.[^7]

Wat wel te denken geeft is dat een groot deel van de toepassingen die de afgelopen tien jaar de aandacht naar zich toe hebben getrokken, vooral het realtime reageren en instant commentaar geven op de voorgrond hebben geplaatst.[^8]Er zijn uitmuntende instrumenten voor realtime interactie, die je soepel in staat stellen om nog voor je hebt nagedacht al gereageerd te hebben. Het gebruik ervan is alledaags. Blogsoftware – hoewel primair gericht op het publiceren van inhoud – komt default met commentaarmogelijkheid. Een blogpost wordt voorgesteld als een uitnodiging tot een conversatie. ‘Reageer!’ Het sociale aspect – dat lang via blogs werd uitgespeeld – is inmiddels verplaatst naar de sociale netwerksites. Daar heerst het idee dat je zou moeten laten weten wat je nu aan het doen bent. Facebook vraagt: ‘Wat ben je aan het doen?’ en Twitter: ‘What’s happening?’ Het nu regeert.[^9]

5.

Door de focus op de interactie en het sociale netwerken zou je soms vergeten dat er verschillende tijdsregimes, verschillende behoeftes, en verschillende wijzen van omgang met teksten bestaan. Soms is het fijn om je tijd te verdrijven op Facebook. Soms heeft het zin om te twitteren om mensen te mobiliseren. Soms wil je langere teksten lezen, concentratie, samenballing – zeker als het over literatuur gaat, of bijvoorbeeld om het beantwoorden van de vraag ‘op welke manier kunst de confrontatie met de wereld aangaat’ zoals literair tijdschrift nY vorig jaar in zijn eerste nummer formuleerde.10

We komen er bekaaid vanaf wat ‘concentratieverhogende’ leestoepassingen betreft – zo noem ik ze maar. Vergelijk het gebruik van een gewone tekstverwerker, zoals MSWord met een fullscreen tekstverwerker. In het eerste geval is achter het tekstvenster waarschijnlijk nog een open browservenster zichtbaar, in de balk onder het scherm de tabs met andere actieve schermen, er zijn lineaals en toolbars in beeld, en wellicht verschijnen er andere intrusive nuisances die niet zijn uitgezet. Zelfs in de fullscreen-optie van MSWordt blijft er nog allerlei achter op het virtuele papier naar je aandacht lonken. Het programma Writeroom[^11]is een voorbeeld van een fullscreen tekstverwerker: er valt, tegen de egale achtergrond, niets anders te zien dan de tekst die je tikt, geen toolbars, geen scrollbars, geen menu, niets dan tekst. Welk van de twee bevordert de concentratie?

6.

Het internet mag een vlottend medium zijn, het vlottende medium is – omdat het nu het dominante medium is – de omgeving voor de hele geletterde cultuur. Nogmaals: alle vormen van tekstgebruik zijn gemigreerd en gedigitaliseerd, de laptop (of een ander apparaat naar voorkeur) is onderzoek-, schrijf- en leesgerei. Het vlottende medium herbergt een enorm archief. In de re:publiek der letteren staat het leesvoer online: essays in literaire tijdschriften, teksten op blogs van journalisten, artikelen op de homepages van onderzoekers, samenvattingen van PhD-studenten, bits and pieces overal, negentiende-eeuwse romans compleet in tekstarchieven, de pdf van het filosofische boek legaal downloadbaar, of anders semi-legaal via downloadlinks die je, irritant, dwingen de uitnodigingen om live poker te spelen dicht te klikken. Zo veel blogs om te lezen, tips die voorbijkomen, aanzetten, aantekeningen. Je kunt eindeloos de diepte en de breedte in. Het is frustrerend om al je tijd te besteden aan het zoeken en vinden, te saven op de eigen harde schijf, of meteen te melden op de Facebook-pagina, ook om jezelf eraan te herinneren om het straks, nee morgen, nee, volgende week te lezen, en morgen zoek je naar het volgende, en ja, leer je weer iets.

Wat ik mis is de vormgeving van een langere tijdspanne voor het lezen en een manier om een overwogen keuze te maken uit de beschikbare rijkdom. Die keuze is af te leveren bij de lezer op een manier en in een vorm die geconcentreerd lezen bevordert en tijd afsnoept van het zoeken, vinden, browsen. De beste oplossing ligt in het praktiseren van zelfbeheersing, maar ik denk dat we, net zoals we prachtige instrumenten hebben ontwikkeld om de interactie te bevorderen, ook toepassingen kunnen maken om de bundeling, verspreiding en het lezen van ‘langere artikelen’ beter vorm te geven.[^12]

7.

Hoe zorg je ervoor dat langere teksten hun lezers vinden die ze op een geconcentreerde manier lezen? Hoe zorg je ervoor dat bundeling van teksten de aandacht van de lezer samenballen? Wat is het software-format voor zulke tijdschriften, wat de materiële verschijningsvorm?

De inhoud staat online, de teksten zijn in een open formaat opgemaakt, ze zijn vindbaar, aggregeerbaar, herbruikbaar, citeerbaar, linkbaar, combineerbaar. Ze zijn te gebruiken in verschillende omgevingen, naar pdf te exporteren, of als reflowable epub (het open bestandsformaat voor e-books), zodat het ook mooi typografisch vormgegeven valt te lezen op de iPhone of de laptop.[^13]Hetzelfde geldt voor elke combinatie van artikelen. Tekst is wat ons hier interesseert – maar stilstaand en bewegend beeld kan vanzelfsprekend ook in de mix. De bestanden zijn gecategoriseerd, getagd, en van andere metadata voorzien, zodat ze op grond daarvan verbonden kunnen worden met andere bestanden. Het is een van de manieren om ze te bundelen. Verschillende redacties zetten artikelen uit, schrijven zelf, maken keuzes uit het aanbod en bundelen artikelen op grond van inhoudelijke overwegingen. De lezer kan een ‘abonnement’ nemen op precies die bundeling – waarvan hij dan weet dat ook anderen die zullen lezen. Maar evengoed kan de bundeling waar de lezer om vraagt het resultaat zijn van een complexe analyse van door de lezer aangegeven voorkeuren (‘voeg altijd alles toe waarin “Uwe Johnson”, “Chantal Mouffe” of “Carlo Emilio Gadda” wordt vermeld’), vergeleken met voorkeuren van anderen, en het leesgedrag. ‘Je eigen literaire tijdschrift’, naar keuze meertalig of niet. De bronbestanden zijn die van vele mogelijk over de hele wereld verspreide redacties en er zijn in theorie oneindig veel verschillende combinaties. De lezer kiest de frequentie en het precieze outputformaat van de bundeling – die uiteraard fraai ‘leesconcentratie-bevorderend’ vormgegeven wordt afgeleverd. Wie voldoende geld te besteden heeft kan altijd besluiten om het als kostbare print-on-demand-uitgave thuis te laten bezorgen. Reageren, commentaar leveren of terugschrijven kan altijd ook nog – want de inhoud is online.[^14]

In principe bestaan al deze technologieën – wat niet zegt dat ze al in praktijk functioneren. Is het nog een tijdschrift? Ik denk het wel, om de eenvoudige reden dat het een redactioneel beargumenteerde bundeling is die op een bepaald moment wordt afgeleverd bij de lezer, op een manier die de lezer vraagt om het geheel geconcentreerd te lezen. Kan de technologie ook voor andere onderwerpen, of voor andere tijdsfrequenties gebruikt worden? Natuurlijk. Is er behoefte aan? Ik zou willen dat het bestond.[^15]rss, bladwijzers, social bookmarksites, Google, good old-fashioned websites[^16]– het functioneert allemaal uitstekend om teksten te vinden, maar nog niet goed genoeg om ervoor te zorgen dat we lezen zoals we zouden willen lezen.

8.

We moeten op zoek blijven naar een gebruik van software dat bijdraagt aan een cultuur zoals we die graag willen verwezenlijken. Ook als realtime interactie regeert is er behoefte aan de horizon die langere teksten opwerpen, de horizon van een redactionele keuze (of die redactie nu menselijk is, softwarematig, of een combinatie van beide). Een samenballing van aandacht – ook al is die op een complexe manier gemedieerd – is een manier om een publieke zaak te maken. Het tijdschrift is in klassieke zin een publicatie: met teksten die met reden publiek zijn, die je lezen wil omdat het lezen je verhouding tot de wereld vormgeeft. Ik denk niet dat het ouderwets is om langere teksten te lezen zonder meteen te reageren en in discussie te gaan. Ik denk dat we houden van die samenballing van aandacht, zoals we er ook van houden om eindeloze dwaaltochten door het internet te maken. Alleen al daarom is er toekomst voor het literaire tijdschrift in de re:publiek der letteren.

Noten

  1. Zie bijvoorbeeld Roger Chartier, Inscription and Erasure, Literature and Written Culture from the Eleventh to the Eighteenth Century, translated by Arthur Goldhammer, Philadelphia, University of Pennsylvania Press, 2009. (Vertaling van Inscrire et effacer, 2005). De woorden ‘jeukopwekkend saai’ leen ik overigens van De Contrabas-voorman Chrétien Breukers, die het webplatform voor literaire kritiek De Reactor van een ‘jeukopwekkende saaiheid’ vindt. (zie http://www.decontrabas.com/de_contrabas/2010/03/omdat-het-avond-werd-en-de-barbaren-niet-gekomen-zijn.html).

  2. Zie bijvoorbeeld Michael Warner, The Letters of the Republic, Publication and the Public Sphere in Eighteenth-Century America, Cambridge Mass.: Harvard University Press, 1990.

  3. Een mooie term, zij het dat er bij Kittler wel iets van technodeterminisme doorheen spookt. Kittler definieert discourse network als ‘(T)he network of technologies and institutions that allow a given culture to select, store, and process relevant data. Technologies like that of book printing and the institutions coupled to it, such as literature and the university, thus constituted a historically very powerful formation.’ Meer dan twintig jaar geleden stelde hij over het discourse network van het heden: ‘Archeologies of the present must also take into account data storage, transmission, and calculation in technological media.’ Zie Friedrich A. Kittler, Discourse Networks, 1800/1900, trans. Michael Metteer and Chris Cullens, Stanford, Ca., 1990, p. 369). Voor zover Kittler geschreven heeft over het Aufschreibesystem van de 21ste eeuw – zijn boeken gaan over de voorgaande periodes – valt daaruit af te leiden dat hij eigenlijk vindt dat we zouden moeten kunnen programmeren om geen slaaf van het Aufschreibesystem te worden.

  4. Merk op dat ik de ‘blog’ niet noem. Met reden: de blog is een publicatievorm die op het world wide web vorm heeft gekregen, met een eigen format en herkenbare kenmerken.

  5. Twitter is een goed voorbeeld, Facebook ook, het meest extreem komt het tot uiting in het idee achter GoogleWave, zie http://wave.google.com.

  6. Het succes van een blog bijvoorbeeld, lijkt af te hangen van het vermogen om discussies aan te wakkeren. In het Nederlandse literaire circuit slaagt De Contrabas daar goed in. Er moet per slot van rekening wel wat leven in de brouwerij zijn!

  7. Het neemt niet weg dat we een kritische houding moeten blijven aannemen ten aanzien van de constructie van die re:publiek, denk aan de politiek van Google, de protocollen die in Wikipedia bepalen wat objectieve kennis is, of hoe leescultuur vorm krijgt door de toepassingen die we gebruiken.

  8. Zie ook de kritiek die Jaron Lanier formuleert in het eerste deel van You Are Not a Gadget, New York, Alfred A. Knopf, 2010.

  9. Een kritische beschouwing van de ‘politiek’ van populaire diensten en toepassingen die de re:publiek der letteren mede vormgeven, en een bespreking van alternatieven ligt buiten de scope van deze tekst. Cru gezegd is iedere klik op Facebook gratis werk in dienst van de machines: de dataminers en profielanalisten.

  10. nY, 2009, #1, p. 3.

  11. Zo’n beetje de enige software – buiten de programma’s die je met je computer krijgt meegeleverd – waarvoor ik netjes enkele tientallen dollars heb betaald. Zie http://www.hogbaysoftware.com/products/writeroom.

  12. Een kwestie waar ik hier niet op in kan gaan is de vraag of het lezen van langere teksten een speciale vorm van kennisverwerving is, die samenhangt met een specifieke manier van je verhouden tot de wereld, een die niet kan worden vervangen door het browse-, klik- en leesgedrag. Iets dergelijks werd onder andere geopperd door Nicholas Carr in zijn vaak aangehaalde artikel ‘Is Google Making Us Stupid’ uit 2008 (http://www.theatlantic.com/magazine/archive/2008/07/is-google-making-us-stupid/6868/). Hij verwijst daarin naar Maryan- ne Wolffs Proust and the Squid, The Story and Science of the Reading Brain (New York, Harper Collins, 2007), een samenvatting van tientallen jaren dyslexie-onderzoek dat suggereert dat het lezen van teksten inderdaad zo’n speciale vorm van kennisverwerving is. Heeft hij gelijk, dan is het reden te meer om het online lezen beter vorm te geven.

  13. In dit perspectief is ook de kleine hype rondom e-readers en e-books relevant. Net zoals het downloaden van mp3’s voor sommige mensen pas ‘toegankelijk’ werd dankzij de iTunes-store, zo zijn er ook mensen voor wie het downloaden van een tekst pas ‘toegankelijk’ wordt dankzij het gebruik van een dedicated reader met aansluiting op de Amazon-store. Maar met hun clunky interfaces – vergeleken met de iPhone – en het probleem van de gesloten formats, lijken ze tot mislukken gedoemd. De e-readers zijn wel een voorbeeld van de migratie van de leescultuur naar het digitale, en de discussie toont dat er nog terrein openligt voor het vormgeven van de digitale leeservaring. Waarom de iPad wel wat of helemaal niks zal worden kunt u in duizendvoud online lezen.

  14. De vraag is altijd: waar komt het geld vandaan? Een ‘lees- en concentratieverhogende tijdschrift-toepassing’ (voor de iPhone-bezitters: een app) die ‘kwaliteit’ levert – ook al zijn de gekozen teksten elders gratis te raadplegen – biedt een gelegenheid om een bijdrage te vragen. Een abonnement nemen is een manier om de schrijvers en redacteurs te ondersteunen bij hun werk, niet om het privilege te verkrijgen van toegang tot de tekst. (Je betaalt zodat anderen het ook kunnen lezen.) Het zou ook mooi zijn als je in zo’n toepassing de mogelijkheid integreert om de opdracht te geven tot het vertalen van een stuk dat is geschreven in een taal die je niet beheerst, of opdracht te geven tot het schrijven van een specifiek essay. Bij voldoende inschrijving kan een vertaler aan het werk gezet worden. Het zal alleen op grotere schaal werken. Tien Nederlanders die een Tsjechisch essay willen laten vertalen zet geen zoden aan de dijk; driehonderd mensen die een vertaling in het Engels of Chinees vragen heeft al wat meer kans van slagen.

  15. Begin april 2010 was ik te gast bij ma Media Design van het Piet Zwart Institute, Rotterdam, waar ik de eindpresentaties van het ontwerpproject ‘Do Kindles Dream of Spirit Duplicators’ bijwoonde. Studenten hadden er voorstellen voor elektronische publicaties gemaakt; twee van de voorgestelde concepten waren andere manieren om inhoud te aggregeren én vorm te geven op een manier die de betekenis beter uit laat komen, en het lezen ten goede komt.

  16. rss is de technologie waardoor u een abonnement kunt nemen op een ‘feed’; social bookmarksites zijn sites waar je een verzameling links kunt aanleggen, van trefwoorden voorzien en kunt delen.

Arie Altena (1966) schrijft over kunst, technologie en nieuwe media. Hij werkt momenteel voor V2_ Instituut voor de instabiele media in Rotterdam, en is lid van het redactieteam van Sonic Acts. Hij geeft regelmatig les op kunstacademies en verzorgde onlangs het keuzevak Literary Machines aan de Universiteit van Amsterdam. Hij co-redigeerde de Sonic Acts uitgaves Unsorted, Thoughts on the Information Arts (2004), The Anthology of Computer Art (2006) en The Cinematic Experience (2008), en de print-on-demand-uitgave Pervasive Personal Participatory, Ubiscribe 0.9.0 (2006). Hij blogt op ariealt.net. Inzicht in nieuwe media en technologie verwierf hij bij Mediamatic, waaraan hij lange tijd verbonden was.

Meer van deze auteur