Wat herinner je je nog van de vakanties uit je jeugd? De binnenkant van de auto, de binnenkant van de boot, de binnenkant van het vliegtuig – ja, het onderweg zijn staat me het meest bij. De rol Fruitella die doorgegeven werd naar achteren, de My Little Pony met klitten in het turquoise haar die graasde langs de autoruiten, de Barbie-nagelak die op de bekleding kwam – sorry, pap. De verveling, de Game Boy. En dan vooral hoe dat alles rook en voelde want, verdomme, ik ben vergeten wat ik erbij dacht.

Misschien werd er wel helemaal niet gedacht op vakantie, was dat het hele punt. Nee, wacht, ik vergeet de tarwevelden, de stranden, de kliffen, al die uitzichten, waarnaar gestaard werd vol verlangen. Ik dacht wel degelijk, dat kon juist zo goed in die eindeloze ruimte waar niets te doen was: ik dacht eraan wat ik zou doen als ik weer thuis was. Dingen bedacht ik, die ik thuis nooit bedacht – hoe ik de inrichting van mijn kamer zou veranderen, hoe ik een modelvliegtuigje in elkaar zou zetten, hoe ik een liefdesbrief zou schrijven aan Loek uit de klas. Grootse plannen, waarvoor een suf Frans dorp nodig was, verzengende hitte en de bijbehorende lamlendigheid.

En niet te vergeten het gevoel – dat had met denken weer minder te maken – dat het leven nog ging beginnen, vakantie was de paradijselijke wachtkamer.

What do you do around here?’ vraagt de grote blonde halfgod Oliver in Luca Guadagnigno’s nieuwe film Call Me by Your Name aan de zeventienjarige Elio. ‘Wait for the summer to end,’ antwoordt de puber. ‘And what do you do in the winter? Wait for the summer to come?’

Elio (Timothée Chalamet) is de getalenteerde zoon van een professor in de archeologie, die jaarlijks een goede student uitnodigt om hem te komen assisteren in zijn landhuis waar de familie de zomer doorbrengt. Dit jaar is de Amerikaanse Oliver (Armie Hammer) de gelukkige, en terwijl het contact tussen hem en de jongere Elio stroef op gang komt, ontvlamt er een voorzichtige maar intense liefde tussen de twee.

De vakantieverveling van Elio maakt plaats voor onrust, de van belofte vervulde, idyllische omgeving wordt het decor van een droomachtige affaire die tegelijk zo voorstelbaar, subtiel en realistisch in beeld is gebracht dat het haast niet mogelijk is om er niet door aangedaan te zijn en terug te worden geslingerd naar de sensueelste hoekjes van je jeugd.

Nergens wordt Elio’s gevoel voor Oliver afgedaan als kalverliefde. Guadagnigno neemt je met ouderwetse lome landschapsshots, ongelooflijk smeuïge en ontroerende details en prachtig geluid volledig mee in de zintuigelijke werkelijkheid van deze jongen, zoals de meeste filmmakers daar alleen van kunnen dromen. De magie zit in alles, van de manier waarop Oliver zijn eitje eet – zacht, slijmerig – tot zijn grote, versleten sneakers; zijn bezwete T-shirt, het geluid van zijn plassen in de wc.

Call Me by Your Name, dat gebaseerd is op een roman van de Italiaans-Amerikaanse André Aciman, speelt zich af in de jaren tachtig en ook dat daagt bij aan het onontkoombare vakantiegevoel dat de film opwekt. De auto’s, de fietsen, de kleding, de muziek, op een groot deel van het publiek zullen ze het madeleine-effect uitoefenen. Als je het als kunstenaar over bepaalde dingen wilt hebben, doe je er nu eenmaal goed aan je tot de zintuigen te wenden.

Die zintuigelijke rijkdom maakt het bij voorbaat tot een geslaagde feelgood-film, maar biedt ook de perfecte bodem voor wat Call Me by Your Name pas echt tot een verwoestende ervaring maakt: het jeugdige liefdesverdriet waar het een perfecte studie van is.

Uiterst subtiel wordt er door de ontluikende liefde van de twee jongens een pijn geweven die steeds prominenter het naderende afscheid aankondigt, het einde van de zomer. Een van de mooiste, meest herkenbare momenten is wanneer Elio, nadat hij zijn liefde heeft uitgezwaaid op een station, plotseling weer even een kind is. Hij stort in en belt zijn lieve moeder, die hem zonder iets te zeggen komt halen met de auto. Het is een enorme verdienste als je zo’n klein drama zo gigantisch kan laten voelen. 

Ik probeerde me – ook bij het grandioze einde van de film, waarover ik niets zal verklappen – voor te stellen hoe het zou zijn om Call Me by Your Name als zeventienjarige te zien. Als iemand voor wie het gevoel niet getransporteerd hoeft te worden via nostalgie opwekkende ingrepen.

En natuurlijk hoe je – At Seventeen – dat liefdesverdriet zou zien, het soort liefdesverdriet dat hoort bij een zeventienjarige, denk ik. Of is dat raar gedacht? Bestaat er überhaupt maar één soort liefdesverdriet, het vernietigende soort?

Ik kwam op het verschil toen ik de roman Ik nog wel van jou van Elke Geurts las. Een boek over liefdesverdriet van een totaal andere orde. De verteller, die haar initialen deelt met de auteur, doet verslag van het vagevuur waar ze in terecht komt nadat ‘man’, zoals ze hem noemt, na vijfentwintig jaar op een dag meedeelt dat hij niet meer van haar houdt. De titel legt de rest van het plot uit. Man blijft komen en gaan, maandenlang, drinkt wijntjes, ruimt de afwasmachine uit, gaat zelfs met zijn rafelende gezin op vakantie – en E.G. hoopt dat het vonnis nog niet voltrokken is en dat hij uiteindelijk echt zal terugkeren.

Die paar vakanties die het al te prozaïsche IJburgleven van het bungelende echtpaar en hun kinderen doorbreken, zijn steeds de momenten waarop de tijd even mag stilstaan. Een eindige idylle waarin hoop even geoorloofd is, die paradijselijke wachtkamer, alsof het alleen in het echte leven is dat man niet meer bij vrouw wil zijn en er nog een parallel universum bestaat waarin het allemaal wel kan – de werkelijkheid waaraan E.G zich vastklampt.

Er zit wijsheid in het rauwe, verse Ik nog wel van jou, lichtheid en humor. Maar meer nog zit er woede in, rommel en wanhoop. Juist dat maakt het aangrijpend. Geurts schrijft: ‘In Niets te verliezen en toch bang van Renate Rubinstein las ik: “Is er dan niets belangrijkers op de wereld? Nee. Ik besteedde mijn tijd aan het missen van mijn leven dat er net nog was geweest en nu zo onbegrijpelijk verdwenen was.”’

Niks belangrijkers op de wereld. Misschien zijn er momenten waarin het verschil tussen de verbroken kalverliefde en het gestrande huwelijk toch niet zo groot is. De zeventienjarige rouwt om alle vakanties die hadden kunnen zijn, de verlaten echtgenote om alle vakanties die waren – het beloofde is nooit ingelost of een lange tijd van ingeloste beloften is voorbij. Wat is erger? Wat is mooier?

Nina Polak (1986) is schrijver van fictie en non-fictie. Ze debuteerde in 2014 met de roman We zullen niet te pletter slaan en in 2018 verscheen Gebrek is een groot woord, waarvoor ze de BNG Bank Literatuurprijs ontving. Ze is redacteur bij de Correspondent, waar ze schrijft over cultuur en psychiatrie.

Meer van deze auteur