We hadden toch een afspraak, in het café aan het plein, zes uur in de
middag, als de oorlog voorbij is.
Wat vind je van hoe het hier is, in plaats van: wat vind je van je leven,
want je gaat hier niet weg.
Heb je evenveel uitgegeven als ik?
Ik heb uitgegeven aan wat ik wilde, ik heb maar weinig over.
Ik heb niets meer over.
Ik heb maar weinig.
Laat mij in je kleren zoeken.
Nee, ik heb maar weinig.
Geef mij dat dan.
Dan heb ik niets meer.
Als ik verder mijn mond houd.
Is dat alles wat je hebt?
Dat zeg ik toch, maar het is niet alles.
Je hebt geluk, ik vind nog meer; ik neem iets daarvan en jij mag de rest
houden, maar er is nog meer.
Waar wil ik gaan zitten?
Ergens waar ik kan zitten en dan wil ik wat ik niet hardop wil zeggen.
Ik dacht dat er meer vrij geven in je was.
Op bezoek komen, alles afnemen.
Daarna wordt het teruggegeven.
Ga maar snel tellen.
Ik heb je toch alles teruggegeven?
Is het nu niet genoeg?
Ben ik plotseling inhalig geworden?
Waar kan ik vannacht slapen?
U kunt onder deze boom gaan slapen.
Wie is daar mijn gastheer?
U wordt ontvangen door over wie u droomt.
Het huis waarin ik woon is te klein voor u.
Waarom zeg ik plotseling u?
Er is geen betere plaats om een nacht door te brengen dan onder een
bloeiende boom, aan de rand van het water.
Het is lente?
Er is geen betere plaats om op een droom in twee delen te wachten.

envoi
De hoogste regel blijft:
meld je niet
als vrijwilliger
als je er om een
hoort vragen.

Nachoem M. Wijnberg (1961) is dichter – in maart 2022 verschijnt zijn twintigste bundel Namen noemen – en publiceerde vijf romans – laatstverschenen Alle collega’s dood (2015). In 2018 ontving hij de P.C. Hooftprijs. Hij is ook werkzaam als hoogleraar aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam.

Meer van deze auteur