Na zichzelf met een witte lijn
te hebben omkrijt herrijst hij
van de plaats delict, hijst zich
stap voor stap in nieuwe voeten,
past zijn kuiten, dijen (als gegoten),
omgordt zich met een schaambeen
en een buik van genereuze omvang.

Stof daalt neer: zijn navel schudt hij uit

zijn middenrif, zijn twaalfde rib
schragen hart en longen die hij inslikt
uit het niets, zo zonder mond nog
zonder tong, alsof hij licht schiep
dat kortelings voorafging aan de zon.

Ontboezemt dan zijn borstkas, slaat
losjes zijn armen om zich heen, lijnt
zijn nek uit, stelt atlas en draaier aard-
en nagelvast. Staat als een huis.

Als kroon op het werk welt meesterlijk
het ravissante hoofd. Hoofd vol hersens

hoofd aan barrels, waaruit hij ontstond.

Onno Kosters (1962) is dichter, vertaler en docent Engelse literatuur en vertalen aan de Universiteit Utrecht. In 2018 verscheen zijn vijfde bundel, Waarvan akte.

Meer van deze auteur