Ik leef maar leef niet in mijzelf,
zo hoog is ’t leven in ’t verschiet
dat ik sterf want sterven doe ik niet.

Ik leef al niet meer in mijzelf,
de liefde is nu al mijn streven;
de Heer is waar ik nu wil leven,
Hij Die mij wilde voor Zichzelf;
sinds ik mijn hart Hem heb gegeven
staat hier de tekst die Hij mij liet:
‘Ik sterf want sterven doe ik niet.’

De liefde die ik nu ontvang,
dit groots en goddelijk genot,
maakt mij de waker van mijn God,
bevrijdt mijn hart van elke dwang;
zo vol van passie is de drang
die mijn gevangen God geniet
dat ik sterf want sterven doe ik niet.

Wat duurt ze lang, de hechtenis!
Hoe zwaar dit alles te ontgroeien:
de ballingschap, de cel, de boeien
waarin mijn ziel gevangen is!
Het wachten in de duisternis
bezorgt mij zo’n intens verdriet
dat ik sterf want sterven doe ik niet.

Het is niet langer deel van mij;
oh leven, wees mij niet tot last;
want leven is, zo staat toch vast,
genieten met de dood nabij?
Oh dood, sta met je troost mij bij
bij alles wat met mij geschiedt:
Ik sterf want sterven doe ik niet.

Dit gedicht van Santa Teresa de Jesús (1515–1582) is geselecteerd en vertaald door Barber van de Pol en Maarten Steenmeijer, die een bloemlezing voorbereiden van Spaanstalige poëzie.

Moeder Teresa (1910 - 1997), geboren als Agnes Gonxha Bojaxhiu, was een wereldbekende katholieke zuster, stichteres van de Missionarissen van Naastenliefde en nobelprijswinnares voor de vrede. In 2003 werd ze zalig verklaard door paus Johannes Paulus II.

Meer van deze auteur