Het was maar wat gezellig, op die avond van de 24e mei jongstleden in de P.C. Hooftstraat te Amsterdam. Gelukkig mocht niet iedereen naar binnen, maar de hoeveelheid alcoholische versnaperingen maakte duidelijk dat hier sprake was van een journalistiek topevenement. Sterker nog, dit genoeglijke samenzijn van gelijkgestemden was een ‘event’. Om nauwkeurig te zijn: het ging om het ‘NRC DeLUXE & BMW-event’, dat exclusief voor genodigden plaatsvond in de Amsterdamse BWM-Ministore.

Betalende abonnees van NRC Handelsblad moesten nog twee dagen wachten voordat de zaterdageditie van hun krant met de voornamelijk aan BMW-automobielen gewijde DeLUXE-bijlage in de bus zou vallen, maar hier in de BMW-Ministore konden de invités het glansblad reeds bewonderen. Aldus was men in staat een eerste blik te werpen op de column van adjunct-hoofdredacteur Hans Nijenhuis, die de BMW in zijn krant aanprees als ‘helemaal een auto waarin je gezien mag worden’.

Prettige bijkomstigheid was dat het die avond van het ‘NRC DeLUXE & BMW-event’ aangenaam zwoel was, zodat de koel geschonken Moët & Chandon op waarde kon worden geschat. Ondertussen kon men knabbelen aan de feestelijke versnaperingen die werden verstrekt door de firma Food Fantasies, totdat een blik op het Rolex-horloge ook aan de laatste gasten vertelde dat het tijd was om met de goedgevulde goodiebag, inclusief de glansbijlage van NRC Handelsblad, huiswaarts te reizen.

Hoewel de ombudsman van NRC Handelsblad in zijn zaterdagse column nog wel wat mopperde op de ‘advertorial voor BMW’ van zijn adjunct-hoofdredacteur, was er in de krant niets te lezen over het ‘event’ waar men het eigen ‘merk’ aan had geleend. Evenmin trouwens over het conflict van de eigen ondernemingsraad met de eigen aandeelhouders, die 12,5 miljoen dividend opeisten nu NRC Media een bescheiden winst van 4,8 miljoen euro had gemaakt. Liever opende men de zaterdagkrant met een paginagrote foto van een voetbalsupporter.

Een en ander leek wel een illustratie bij de reportage in Vrij Nederland waarin twee weken eerder een inventarisatie was gemaakt van de tomeloze veranderingen bij NRC Handelsblad en bijbehorende uitglijders, zoals de berichtgeving over prins Friso , die door voormalig NRC-redacteur Roel Janssen werd omschreven als ‘het grootste journalistieke schandaal bij de krant dat ik me kan herinneren’. In Vrij Nederland werd al het opwaaiende stof bij de nu alweer meer dan een jaar op tabloidformaat verschijnende avondkrant toegeschreven aan de nieuwe Vlaamse hoofdredacteur Peter Vandermeersch. Dit nu is een vergissing.

De veranderingen bij NRC Handelsblad zijn al zo’n vijftien jaar geleden begonnen. Dat was precies de tijd waarin er een einde kwam aan de gouden jaren van de krantenjournalistiek waarin groei en status natuurlijk leken. Sinds het jaar 2000 is de betaalde oplage van NRC Handelsblad met meer dan 80.000 exemplaren (ofwel bijna 30 procent) gedaald van ca. 260.000 naar ca. 180.000. Bij de andere landelijke kranten in Nederland was de teruggang niet minder dramatisch. Om maar te zwijgen van het feit dat de advertentie-inkomsten al jaren met dubbele cijfers krimpen. Geen wonder dat de werkgelegenheid in de dagbladjournalistiek het afgelopen decennium scherp is afgenomen: zo worden de regionale kranten van het Wegener-concern thans gemaakt met slechts de helft van het aantal journalisten dat er tien jaar geleden in dienst was.

De kranten moeten worstelen met aanzienlijke problemen in de vorm van de digitalisering van het wereldbeeld, het wegvallen van de trouwe abonnees, de ontlezing en in het algemeen het volkomen gebrek aan belangstelling onder de Nederlandse jeugd voor kranten. Vergeleken met 1975 besteedt de leeftijdsgroep tussen 20 en 25 jaar thans minder dan de helft van de tijd dat ze lezen aan kranten, becijferde het Sociaal en Cultureel Planbureau. Inmiddels is de leestijd bij de krantenlezers van 60 jaar en ouder tien keer zo groot als bij de groep tussen 15 en 25 jaar (in 1975 was dat nog zesmaal zo groot).

Het is dus geen verrassing dat Trouw slechts 1,3 procent van de Nederlandse jongeren tussen 20 en 25 jaar weet te boeien (van de lezers is bijna een kwart 65 jaar of ouder!), NRC Handelsblad doet het nauwelijks beter met 2,4 procent (ongeveer 15 procent van de lezers is boven de 65, en twee derde is 35 jaar of ouder). En de gemiddelde leeftijd van het speciaal voor jongeren gelanceerde nrc.next loopt tegen de 40, heel wat ouder dan de beoogde 29 jaar. De Volkskrant heeft lezers die relatief jong zijn: 40 procent is jonger dan 35 jaar, hoewel de lezerskring vrij snel vergrijst (de leeftijdsgroep tussen 15 en 24 en zelfs studenten zijn slechter vertegenwoordigd dan bij De Telegraaf).

Geen wonder wellicht dat in brede kring het gevoel leefde dat er bij de kranten iets moest gebeuren. Er is het afgelopen decennium dan ook werkelijk van alles veranderd: eigendom, formaten, koers. Terugziende kan men echter vaststellen dat van alle beslissingen die in de krantenjournalistiek van Nederland werden genomen de meeste vrij rampzalig zijn geweest. Althans vanuit het perspectief van de lezer die hoopt op goed geschreven stukken die ergens over gaan, bijvoorbeeld over het nieuws (voorzien van namen, plaatsen en data, voorheen ook wel ‘de werkelijkheid’ geheten).

Natuurlijk, de wind staat tegen, maar dat is geen excuus voor wat de kranten met zichzelf hebben gedaan. Zelden in de geschiedenis heeft een beroepsgroep de grondslagen van de eigen professie zo ondergraven als de Nederlandse journalisten in het afgelopen decennium.

Van alle fatale keuzes die er werden gemaakt, zijn er drie die grenzen aan pathologische zelfverminking.

1) De dweepzucht met verjonging, zowel wat betreft onderwerpen en medewerkers als toon en timbre. Dit heeft de schoolkrant in de kolommen gebracht, waardoor de lezer dagelijks wordt geconfronteerd met het moderne onderwijs in Nederland. Wie denkt dat de recente deconfiture met de studie journalistiek aan de Hogeschool Windesheim een incident is, mag nog eens mijmeren over de goede oude tijd toen in een visitatierapport uit het jaar 2000 slechts werd gerept van de ‘oppervlakkigheid’ der journalistenopleidingen, van afgestudeerden die ‘hun diploma eigenlijk niet verdienen’, van ‘onvoldoende selectie’ van studenten, van onderwijs dat lijdt aan ‘gebrek aan diepgang’, terwijl ‘de taalbeheersing gebrekkig is en het ontbreekt aan nieuwsgierigheid’.

2) De capitulatie aan de infotainment-tv-rubrieken als De Wereld Draait Door en Pauw & Witteman. De zegetocht van de middlebrow-cultuur heeft in de journalistiek geleid tot een dikke korst amusement en een navenant krimpende intellectuele horizon. Vaag herinner ik me de tijd dat columnisten het weleens hadden over wat er in The Atlantic Monthly of Le Point stond; nu lijkt de geesteswereld van veel entrefilettisten weinig verder te reiken dan de eigen Facebook-pagina. Daartegenover staat dat moderne stukjesschrijvers als Aaf Brandt Corstius en Sylvia Witteman er in de Volkskrant wel in slagen om de ondraaglijke lichtheid van het eigen bestaan angstwekkend scherp in beeld te brengen.

3) De keuze voor een elk-wat-wils-krant met een overdaad aan bijlagen waarmee men iedereen wil behagen maar niemand een plezier doet. Afgezien van het feit dat de inkijkfrequentie onder lezers per katern wetmatig afneemt (het derde ter hand genomen katern van een krant wordt al 20 procent minder ingekeken dan het eerste, het vierde al meer dan 30procent minder, enzovoort), kan het niemand ontgaan dat er een voor de lezer noodlottige correlatie is tussen te veel pagina’s en te weinig inhoud.

Het huidige krantenlandschap mag weinig inspirerend zijn, leerzaam is het wel. Wij leren bijvoorbeeld dat de in Nederland opgetreden ontintellectualisering van de maatschappelijke bovenlaag fnuikend is geweest voor de journalistieke beroepsgroep. De moderne journalist is hoog opgeleid maar slecht onderlegd, in plaats van andersom, en derhalve heeft hij overal een mening over maar nergens verstand van.

Dit alles leidt vanzelf tot journalistieke zelfvernietiging, tot door BMW gesponsorde bijlages en tot weglopende lezers.