Toen Robert Menasse (Wenen, 1954) zijn vuistdikke verzamelbundel Das war Österreich publiceerde (Suhrkamp, 2005), waarin hij de belangrijkste essays en artikelen van de laatste vijftien jaar bundelde, betekende die titel mede dat hij het nu wel had gehad met Oostenrijk (‘das war einmal’) en zich nu aan wijdere horizonten wilde wagen. Daarom ook verbleef hij een groot deel van 2010 in Brussel, waar hij, gezien zijn hierna opgenomen essay, een studie maakte van het functioneren van de instellingen der Europese Unie, en waar hij ook zijn aanstaande roman wil situeren.

Het dubbeltalent van Menasse als literair schrijver en publicist manifesteert zich van het begin af aan op beide fronten. In 1988 verschijnt zijn eerste roman Sinnliche Gewissheit en in 1990 zijn eerste essaybundel. In 1991 breekt hij door met de roman Selige Zeiten, brüchige Welt, in 1992 prompt gevolgd door de briljante essaybundel Das Land ohne Eigenschaften over Oostenrijks ‘geestesmerk’. Dat Menasse van taalspelen houdt, blijkt alleen al uit de laatste drie titels, die verwijzen naar respectievelijk Hegel en zijn geschiedfilosofie, Lukács’ Theorie van de roman en Musils hoofdwerk. Dat zal zo blijven, tot en met zijn Frankfurter Vorlesungen van 2005, gebundeld onder de aan Schopenhauer refererende titel Die Zerstörung der Welt als Wille und Vorstellung. Daar ook buigt hij zich in zijn derde college over de eu met prikkelende zinnen als: ‘Spijt me, mensen, de eu heeft het zo besloten, niks aan te doen!’ Aldus de voormalig directeur van het Fonds voor de Letteren citerend, die ons indertijd aanraadde een werkbeurs aan te vragen bij het Vlaams Letterenfonds, omdat de stormloop van Vlaamse schrijvers en vertalers op het Nederlandse Fonds niet gestuit mocht worden vanwege Europese regels. ‘Niks aan te doen!’

‘Mijn stelling is,’ aldus Menasse, ‘dat dit “opzet” was. Ik bedoel daarmee niet de opzet van kwaadaardige politici of zelfs mondiale samenzweerders die nu tevreden in hun handen wrijven, maar systeem-opzet. Elk systeem ontwikkelt op grond van zijn innerlijke logica en dynamiek een eigen wil. / Ons systeem beloofde toenemende vrijheid, zekerheid en participatie – het heeft deze belofte vervuld. Helaas niet tegenover ons. Maar ten aanzien van het kapitaal – dat zich na 1945 opnieuw geheel onschuldig had aangediend als louter economische grondslag van onze vrijheid. Ooit zal men terugblikkend waarschijnlijk vaststellen dat de eu door de democratische kapitalistische staten werd opgericht om de democratie te overwinnen. Een zachte, onmerkbare revolutie. Nog. Nog zacht.’

Men hoeft het hier niet mee eens te zijn om naar zo’n stem te willen luisteren. Menasse is zelfverzekerd, radicaal soms, maar formuleert altijd zo oorspronkelijk dat het een genoegen is hem te lezen. Laat me de Neue Zürcher Zeitung citeren, die al in 1992 over Das Land ohne Eigenschaften schreef: ‘Zeker, hier en daar drijft Menasse zijn boosaardig-ironische beschrijving van de Oostenrijkse mentaliteit op de spits. Maar hij is een auteur die zo gedifferentieerd argumenteert dat men zijn stellingen niet zomaar kan negeren. Oostenrijk-haters zijn er genoeg, maar aan intellectuelen die als Menasse verborgen samenhangen blootleggen en ter discussie stellen, is – niet alleen in Oostenrijk – gebrek. […] Een vergeeld gordijn wordt opzij geschoven, een venster geopend: lucht en licht komen naar binnen.’

De vijf Frankfurter colleges beginnen allemaal als volgt: ‘Geachte dames en heren! Ik moet u iets bekennen’, waarna boven hoofdstuk

i – Ik ben een oplichter.>
ii – Ik ben Spinoza!>
iii – Ik ben een van de weinige levenden die Kassandra persoonlijk hebben leren kennen.>
iv – Ik heb een mens gedood.>
v – ik ben god.
Menasses mengsel van grote thema’s, hyperintelligentie en humor maakt dat je (ik) me bij geen van zijn artikelen, essays, verhalen en romans kan vervelen.