Lange tijd gold ten aanzien van de Grondwet het adagium: ‘When it is not necessary to change, it is necessary not to change.’ Maar langzamerhand zijn er toch wel redenen het document eens serieus in heroverweging te nemen1 – het gaat immers om de belangrijkste wet van onze rechtsorde, waarin de basiswaarden van Nederland zijn neergelegd.

Om een voorbeeld te noemen: nog altijd is zo’n fundamenteel recht als de vrijheid van meningsuiting in de Grondwet in negentiende-eeuwse termen geformuleerd. Artikel 7 lid 1 stelt: ‘Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om via de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.’ Alleen een (staatsrecht)jurist, op de hoogte van de jurisprudentie over dit artikel, heeft een idee van de reikwijdte van deze bepaling. En het ‘onschendbare’ briefgeheim uit de Grondwet, beschermt dat ook berichten via e-mail? Waarom zijn de belangrijkste noties van ons politieke systeem – democratie en rechtsstaat – in het document nergens letterlijk te vinden? Natuurlijk, je kunt altijd zeggen: de rechter komt er wel uit – die kan immers ook verwijzen naar de bepalingen uit het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). En we weten wel dat Nederland een democratische rechtsstaat is, dat hoeft niet met zoveel woorden vastgelegd. Maar ondertussen wordt de Grondwet wel steeds minder als gezaghebbend document aangehaald. Sterker, je hoort er zelden iets over.

Het is de vraag of de Grondwet niet een wat centraler plaats zou moeten krijgen. Het hedendaagse Nederland is immers, vergeleken met de betrekkelijk homogene samenleving van twee eeuwen geleden, in politiek, levensbeschouwelijk en cultureel opzicht volkomen veranderd; het is zonder meer pluralistisch te noemen. Dat maakt het van des te groter belang om datgene wat wél gemeenschappelijk is, meer te expliciteren en uit te dragen. Het gaat om de spelregels van ons politieke systeem en om de fundamentele rechten die we als burgers tegenover de overheid geldend kunnen maken. De Grondwet zou een ijkpunt kunnen vormen, een minimum aan normen waarover consensus bestaat, ter bevordering van de sociale cohesie in de samenleving. Om dat te kunnen realiseren is het wel nodig dat de tekst meer aanspreekt en – althans op onderdelen – wat toegankelijker en leesbaarder is. Maar de bezwaren daartegen vanuit juridisch oogpunt zijn al op voorhand duidelijk: herschrijven betekent dat het rechtskarakter verandert. Bovendien is de Grondwet vanwege haar fundamentele positie nu juist bedoeld om niet zo eenvoudig te worden gewijzigd. Én er is geen dringende noodzaak tot verandering.

Herschrijven is dan ook geen serieuze optie – dat zou alleen maar duidelijk maken dat onze Grondwet nogal nietszeggend is als het gaat over de fundamentele uitgangspunten van ons staatsbestel. Eigenlijk is het meer een staatsregeling, een statuut voor de organisatie en bevoegdheden van en de verhoudingen tussen de overheidsambten op het centrale, provinciale en gemeentelijke niveau – een institutengrondwet, kortom. Natuurlijk betekende de herziening van 1983 wel een zekere waardenoriëntatie, door het plaatsen van de grondrechten in het eerste hoofdstuk en de keuze om ook sociale grondrechten op te nemen. Toch bestaat de Grondwet nog altijd voor 90 procent uit organisatieregels. Leidende principes ten aanzien van de staatsorganisatie zijn er nauwelijks in terug te vinden.

Mijn pleidooi zou daarom zijn om een preambule aan de Grondwet toe te voegen, een opmaat tot het document waarin de uitgangspunten van ons politieke en rechtssysteem bondig en begrijpelijk worden geformuleerd.

De beroemdste preambule is ongetwijfeld die van de Amerikaanse Constitutie. Met de plechtige afkondiging van die Constitutie in 1789 werd het nieuwe regime als het ware moreel en juridisch gezag verleend. De preambule somde daarbij de belangrijkste doelen van het nieuwe stelsel op: het vormen van ‘a more perfect Union’ (beter dan die welke bestond onder de ‘Articles of Confederation’, de eerste poging tot samenwerking na de Onafhankelijkheidsverklaring). Verder verklaarden ‘We, the People’ met deze grondwet gerechtigheid te willen vestigen, te voorzien in de gemeenschappelijke verdediging van de nieuwe staten, het algemeen welzijn te willen bevorderen en de vrijheid te verzekeren voor ‘onszelf en ons nageslacht’.

De Portugese Constitutie van 1974 en de Spaanse van 1978 zijn beide gevolgd op een periode van dictatuur, als uitkomst van een revolutie. De preambule van Portugal herinnert expliciet aan die periode en proclameert de Constitutie als het begin van een nieuw regime, na de omverwerping van het fascisme:

De Constituerende Vergadering bevestigt het besluit van het Portugese volk om zijn nationale onafhankelijkheid te verdedigen, de fundamentele burgerrechten te garanderen, de grondbeginselen van de democratie te vestigen, het primaat van de democratische rechtsstaat te verzekeren en het pad naar een socialistische samenleving te openen, met respect voor de wil van het Portugese volk en gericht op de opbouw van een vrijer en rechtvaardiger land in een geest van broederschap.

Constituties, en daarmee preambules, worden vaak opgesteld om een nieuwe start te kunnen maken. Na de Tweede Wereldoorlog gebeurde dat in Duitsland, Italië en Japan. De preambule bij de Duitse Grondwet uit 1949 stelt:

Im Bewußtsein seiner Verantwortung vor Gott und den Menschen, von dem Willen beseelt, als gleichberechtigtes Glied in einem vereinten Europa dem Frieden der Welt zu dienen, hat sich das Deutsche Volk kraft seiner verfassungsgebenden Gewalt dieses Grundgesetz gegeben.

Ook de voormalige Oostbloklanden hebben na de val van de Berlijnse Muur hun constituties veranderd en hieraan preambules toegevoegd, om de overgang van communistische regimes naar democratische rechtsstaten te accentueren.

Deze voorbeelden doen natuurlijk de vraag rijzen of dit voor de Nederlandse Grondwet wel het momentum is om een preambule te introduceren. Er is immers geen sprake van een revolutie, een breuk met een vorig regime, laat staan een oorlog. En dat is nog maar één argument tegen; er zullen onmiddellijk meer bezwaren tegen zo’n voorstel worden opgeworpen. De argumentatie pleegt vrijwel altijd volgens eenzelfde patroon te verlopen: zo’n preambule zou overbodig zijn, niet in de Nederlandse traditie passen en onvermijdelijk uit holle frasen bestaan.

Sceptici zullen er altijd blijven, maar mij lijkt een poging zinvol. Daarom tot slot dit voorstel voor een preambule:

Wij, burgers van Nederland,
Overtuigd dat wij allen verenigd zijn in diversiteit,
Met erkenning van de waarden van vrijheid, gerechtigheid en het welzijn van allen,
In het bewustzijn dat Nederland deel uitmaakt van de Europese en internationale gemeenschap,
Stellen deze Grondwet vast als de fundamentele wet van ons land,
Om daarmee de grondslagen van onze democratische rechtsstaat, de rechten van de mens en de uitgangspunten van onze samenleving voor nu en de komende generaties te bevestigen.

  1. Ter voorkoming van aantijgingen van ‘zelfplagiaat’ – over de Grondwet heb ik eerder geschreven in Trouw, 4 april 2007: ‘Neem de Grondwet eens op de schop’. Verder heb ik – tezamen met Ger van der Tang – een bijdrage geschreven getiteld: ‘Maak van de Grondwet een Constitutie’, Nederlands Juristenblad, jrg. 81, nr. 18, pp. 1003-1004.