Het moet goed met je gaan, want ik voel mij kalmeren.
Misschien is het je gelukt door een zwart gat te glippen.
Misschien wist je daarmee de tijdsrichting te keren.
Misschien kus je me dus nu, ja nu, weer op de lippen.

Het voelt steeds meer alsof je er gewoon nog bent,
het zoveelste bewijs, dat mijn lange lied wel klaar is.
Maar sinds je dood werd ik jouw loyale secretaris
en blijf optekenen wat niet langer hoeft gezegd.

Toch, nu jij zo ver bent, dat je bent teruggekeerd,
wordt het voor mij ook tijd mijn boeltje op te breken
en nieuwe paden in te slaan, voor ik dat ben verleerd.

Een roofdier moet zich concentreren, de prooi is snel
en goed gecamoufleerd, er is geen tijd te blijven steken
in het donker leeg en koud gemis van wie werden geveld –

Er moet gevreten worden, er dient een kop gesneld.

Uit: Doodsbloei (i.s.n.)

Pieter Boskma publiceerde veertien dichtbundels, waarvan Mensenhand (bekroond met de Ida Gerhardt Poëzieprijs), Zelf (nominatie VSB Poëzieprijs) en Tsunami in de Amstel de recentste zijn. Verder publiceerde hij de roman Een foto van God, het roman-gedicht De aardse komedie en de verhalenbundel Westerlingen.

Meer van deze auteur