Ik herinner me mijn eerste date. Ik volgde de vrouw drie maanden lang. Ik stond bij elke bushalte waar zij een bus kon nemen, wist welke trein ze nam naar Groningen en welke naar Leeuwarden en ook wanneer ze haar maandelijkse reis naar Amsterdam ondernam. Mijn hart werd een spion. Geen raam om naar haar agenda te kijken, maar naar haar voetstappen. Ik wist wanneer zij fietste, wanneer ze liep, wanneer ze opgehaald werd. Ach, ze was drie maanden lang mijn werk, tot het moment kwam dat ik haar groette en zij glimlachte. ‘Je komt me bekend voor. Ken ik jou ergens van?’ zei ze. ‘Niet echt,’ zei ik en zo nodigde ik haar uit. ‘Is goed,’ zei ze. ‘Ik kom bij jou eten.’ Meteen vergat ik de vrouw, ik vergat wat ik van haar wilde. Ik vergat de drie maanden dat ik haar volgde en dacht aan welke salade bij haar lippen en haar karakter paste.