Als je lang genoeg naar een plas bloed kijkt, zal je zien dat er een gat ontstaat, een portaal naar een andere wereld. Haar handen trilden voor de verandering niet maar lagen open en verbaasd op tafel. Jesenin heeft zijn laatste gedicht in bloed op de muur geschreven, wist je dat? Dat lijkt jou ook wel wat, nietwaar? Bek houden. Daar weet jij niks van. Kom op kind, als er een moment in je leven is dat je het je kunt veroorloven om een beetje reflectief te zijn, dan is het wel tijdens je zelfmoord. Ik ben geen zelfmoord aan het plegen. Wat, in de naam van de heilige tering, ben je dan aan het doen?

En uit de put komt een grappig klein mannetje gekropen, een klein bloedduiveltje met zwarte schubben en prachtige gouden paddenogen. En terwijl hij zich ophijst uit het bloed en vrolijk rondrent, begint hij te groeien en groeien tot er een flinke, volwassen Lucifer op de rand van Harpies bureau zit. Dag Satan. Dag Harpie. Hoe gaat ’ie? Goed, Satan. Niet liegen, je hebt je polsen doorgesneden. Nietes, niet door. Het bloedt alleen een beetje. Er zijn makkelijkere manieren om vrienden te maken. Ik wist niet dat dit er een was, om eerlijk te zijn.


Uit alle schoonheid en genot spreekt een oneindig wrede belofte, en voor Harpie was die belofte altijd liefde. Liefde die beter is naarmate ze kwalijker is, naarmate ze meer blauwe plekken en striemen op haar huid achterlaat. Harpie was twaalf toen ze verslaafd raakte. Ze zag een man met lieve en verdrietige ogen, die op geen enkele manier verrieden dat hij iets anders was dan een fatsoenlijk mens. Hij slaagde erin dat te blijven; na twee jaar heerlijke, onbeantwoorde, martelende liefde heeft hij haar maar één keer gekust, kort, maar met tong. Het schuren van zijn stoppels tegen haar gezicht heeft haar voor altijd verpest. Ze was de minst overtuigende maagd die ooit geleefd heeft. In een laatste poging om een aardig meisje te zijn dat geen getrouwde mannen in de vernietiging stort, zwoer ze de liefde af en begon ze onbenullige jongens te neuken in een steegje achter de school, tot grote vaderlijke zorg van haar eerste liefde. Haar promiscuïteit duurde twee en een half jaar, daarna werd ze opnieuw verliefd, en haar doodsvonnis was getekend.

Harpie en Albert deden het aan een stuk door. Ze had het gevoel dat iedereen wist dat ze spijbelde om te neuken, dat iedereen het zaad kon ruiken als ze grijnzend het vijfde uur Duits binnenwankelde. Albert werkte op vijf minuten fietsen van haar huis, en kwam haar neuken
in zijn lunchpauze. Na vier jaar was de seks nog steeds bedwelmend, van een onaardse concentratie. Albert maakte alles goed. Albert maakte alles goed. Albert maakte alles goed.

‘Albert?’

Albert haalde zijn hoofd tussen haar benen vandaan. ‘Jaha?’

‘Denk jij dat ik een slet ben?’

‘Wie zegt dat? Je doet het toch alleen met mij?’

‘Nu wel ja. Niemand zegt het in mijn gezicht, maar ze denken het allemaal.’

‘Dat komt’, Albert kuste haar buik, ‘omdat ze allemaal’, kus, ‘een stukje’, kus, ‘van dit goddelijke Harpijenvlees willen’. Kus.

‘Gatverdamme. Ook Van Dam zeker.’

‘Eerst en vooral zij.’

Op dat punt had het woord slet eigenlijk al zijn betekenis voor haar verloren. Elke beweging die Harpie maakte weerspiegelde haar onophoudelijke seksuele activiteit. Mensen keken naar haar met een mengeling van verlangen en misprijzen. God zegen de ouders die hun enige dochter geregeld alleen thuis laten, en nooit naar ouderavonden gaan.

‘Harpie, ik werd vandaag gebeld door meneer hoe heet ’ie, Vroon, kan dat?’ Haar moeder deed haar best om bezorgd te klinken.

‘Zou kunnen, wat moest ’ie?’

‘Hij zegt dat je de afgelopen maand minstens zes lesuren gemist hebt zonder goede reden.’

Harpie grijnsde, maar paste ervoor op niet te brutaal over te komen. ‘Hoe weet hij dat nou weer?’

‘We maken ons zorgen over je, liefje, gaat het wel goed? Je deelt zo weinig met ons, en ik weet wel dat dat erbij hoort op deze leeftijd, maar met die narigheid van vorig jaar…’

De narigheid van vorig jaar bestond uit ternauwernood ontsnappen aan een schorsing nadat Harpie en Frederick Teeuwen, twee meter bruinverbrand blauwogig onbenul dat voor de meest gewilde jongen van de school doorging (natuurlijk een klootzak, maar Harpie had hem aan een erg kort lijntje, de kleine heks) betrapt waren op het dak van de school, waar ze zich gevaarlijk dicht bij de rand door hem liet beffen. Dit alles was haar keurige ouders in enigszins gekuiste termen ter ore gekomen, waarna ze een half jaar twee keer per week naar groepstherapie voor borderline tieners moest. Visuele denkers, haar ouders. Komt vast door het geld; economisch succes leert je dat er een voor de hand liggende oplossing is voor elk probleem dat zich aandient, en als dat betekent dat je je sloerie van een dochter overdraagt aan de zorg van ggz-professionals, dan zoveel te beter. Harpie had het best leuk met de borderliners, verzon een paar biechten over zelfbeschadiging en groeiend inzicht dat zelfbeschadiging Niet de Juiste Weg was, werd vergeven voor haar zonden, waarna de hele groep ging blowen in het lommerrijke gebied rondom het ggz-complex.

Het idee dat Harpies neukpartijen met vreemden een vorm van automutilatie waren, is dom en misogyn, maar een wond was er wel. We maken allemaal wonden bij onszelf om de grote wond te zien, omdat we willen weten dat we hem niet verzonnen hebben, dat het bloed en het gat echt zijn. Het plezier dat ze aan seks beleefde bracht de belofte in herinnering, die haar hart vulde als ze klaarkwam en haar met een stomp in haar maag deed beseffen dat ze de rest van de tijd krampachtig haar best aan het doen was om de wond niet te voelen, het monsterlijke verlangen. Seks gaf de mogelijkheid iets anders mee te maken dan de vanzelfsprekendheid van eigenlijk al dood zijn. Tijdens de laatste van de voorgeschreven sessies flapte ze er per ongeluk uit dat mensen niet zo moeilijk moesten doen over in jezelf snijden, want als ze echt zelfmoord zouden gaan plegen was dat toch onafwendbaar, dan konden ze zichzelf nog met de mouwen van hun dwangbuis wurgen. Ze werd naar een psychiater gestuurd die naar haar knipoogde en haar pilletjes gaf die de wond iets verdoofden en haar libido een beetje kalmeerden. Ze hield ermee op toen ze Albert ontmoette.

Ze zit aan haar bureau in haar sociale huurwoning. Haar bureau staat aan het raam en kijkt uit op een plantsoen, een woord dat haar doet denken aan de jaren ’50, Annie M.G. Schmidt, vriendelijkheid en normen en waarden. Ze denkt aan alle keren dat mensen met normen en waarden haar met de nek aangekeken hebben. Ze is groot geworden onder het neomoralisme van de kabinetten-Balkenende, dat strekte van ‘Kauwgom aan je schoen, je kunt er zelf wat aan doen’ (wat hebben rijm en moralisme toch met elkaar te maken?) tot het gezin als hoeksteen van de samenleving. Ze had de hoeksteen die haar had voortgebracht altijd beschouwd als een pakket van minimale interesse en maximaal vertrouwen dat voor alle betrokkenen goed uitpakte, maar nu begon ze zich af te vragen of diezelfde desinteresse geen voedingsbodem was geweest voor haar eigen immoraliteit. Het veertienjarig meisje dat de heilige van de huwelijkstrouw van geile mannen wilde worden is een stille dood gestorven; hoe meer mannen er in de shit komen te zitten door met haar naar bed te gaan, des te beter. Albert trouwt vast en zeker met dat meisje. Ze gaan ook weer scheiden, want Albert is een beetje dommer dan hij lijkt en heeft er niet bij stilgestaan dat zij waarschijnlijk kinderen wil en hij niet nog zo’n setje sukkelaars op de wereld wil zetten om ze te verneuken zoals hij zelf verneukt is. Arme, beschadigde klootzak.

Voor Harpie op tafel ligt een tamelijk scherp mes, en ze denkt terug aan wat ze als vijftienjarige in de borderlinesessie heeft gezegd. Ze heeft het gevoel alsof ze het al gedaan heeft, maar het vergeten is. Het vreselijke is dat ze niettemin moet bestaan, als straf of als hoop. Ze zou een pistool willen, dan kon ze zich door het hart of door het hoofd schieten. Misschien een muntje opgooien. Hoofd/hart. Door het hoofd is waarschijnlijk makkelijker voor de ongeoefende hand: je kan de loop tussen je lippen klemmen. Als een erectie. Nee. Als ze het niet al gedaan heeft, is nu het slechtst denkbare moment. Iedereen zou het met hem in verband brengen en dat zou een dode nog het schaamrood op de kaken brengen. Het moment dient zich aan, maar ze laat het gaan met het sterke gevoel dat het terug zal keren, of al heeft plaatsgevonden. Ze neemt het mes en maakt een snee in haar pols (take that, ggz) en schrijft met haar bloed op haar raam: NEE. Ze moet erom lachen. Het is zo fijn om het bloed te zien. Soms denkt ze dat de fantasie achter de fantasie van het doorsnijden van haar polsen is dat ze bloed wil zien, omdat het de woede bevat die ze anders niet naar buiten kan brengen, de schreeuw die in een traan verandert zodra hij haar lippen bereikt. Beter een druppel bloed dan een traan. Beter de woede. Het bloed is haar enige hoop. Ze begint te zingen: DO YOU BELIEVE IN LIFE AFTER LOVE?

Iemand die eigenlijk al dood is moet altijd een hand gebruiken om haar noodlot voor zich uit te duwen. De vraag is wat je met de andere hand doet.



Aan zijn vingers zitten lange klauwen, en als hij teleurgesteld in haar is kijkt hij haar aan van achter zijn vingertoppen, klauwen tegen elkaar tikkend. Zijn hoorns vindt ze het allermooiste: sierlijk gekruld als van een koedoe. Maar vertel eens liefje. Wat is er allemaal aan de hand.



Harpie heeft ooit een lasagne gemaakt die ontzettend lustopwekkend was. Zij en Albert deden het daarna op het tapijt. Ze haalden allebei hun knieën open, wat ze achteraf pas merkten. Ze had altijd een gezonde eetlust, hoe ze zich verder ook voelde. Ze eet nu bijna niks omdat eten met liefde te maken heeft, smaak krijgt door de liefde waarmee het bereid is. Liefde is een droom die je kapot maakt, omdat je denkt dat je geheeld zal worden. Liefde is de droom terug te keren naar het paradijs van je jeugd, dat toen ook al een droom was. De lucht is mooi, het oranje en paars van de zonsondergang kan je aangrijpen, maar dat betekent niet dat je ooit iets zal doen dat de moeite waard is, dat je ooit zonder dit ongeluk zal kunnen bestaan. Is pijn een manier om iets anders te voelen dan de echte pijn, of is het een manier om iets anders te kunnen zijn dan jezelf? Is er een verplichting om jezelf te zijn? Harpie heeft altijd moeite gehad om zichzelf te zien. Ooit hield ze een mes tegen haar keel in de spiegel. Ze maakte een kras in het glas, maar haar huid bleef heel. Ze glimlachte naar haar gezicht, maar kon er zichzelf niet in ontdekken. Haar gezicht is niet zichzelf. Haar spiegelbeeld is een leeg masker. Een Venetiaans masker, zei Albert altijd. Met een glimlach die dingen verzwijgt. Is de pijn in de wereld of is de pijn in jezelf? Is het een ongemak in een comfortabel leven, of haalt het de grond onder je leven vandaan?

Harpie houdt van koken, ook voor zichzelf. Ze droomde er altijd van om ooit een moestuin te hebben, zodat ze niets hoefde te eten waar ze niet zelf voor gezorgd had. Het is een droom die te mooi is voor de richting die haar leven ingaat. Het is nu een half jaar uit. Ze leeft nog
steeds. De rouw is erger geworden. Ze vindt het onacceptabel te willen dat het iemand iets kan schelen dat ze niet gelukkig is. Albert at altijd veel, waarschijnlijk is hij afgevallen nu hij niet meer bij haar is. Misschien kan zij ook goed koken, misschien wel beter, of brengt het feit dat haar vingers de sla gewassen hebben en de spatel gehanteerd de ongeïnspireerde combinatie van tartaartjes met Hollandse salade en aardappelen naar sacrale hoogten, waarbij elke hap hem doet denken aan hoeveel hij van hoeheetze houdt, hoeveel meer dan van Harpie, die zulke rancuneuze en kinderachtige dingen denkt. Eten is zo mooi en liefdevol omdat je een deel van de wereld bewust in jezelf inbrengt, en toelaat dat de wereld en je lichaam samenwerken om je lichaam sterker te maken. Je kunt er ook voor kiezen jezelf te vergiftigen, beetje bij beetje, elke dag een beetje gif. Belladonna in je ogen druppelen. Roken. Je kunt ook vergiftigd worden zonder dat je het weet, zonder dat je controle hebt over de dingen die je vergiftigen, of verantwoordelijkheid draagt voor de zwakte van je lichaam.

Harpie steekt een sigaret op. Ja, ze is er nog. Ze zit hier, op de bank, werkloos en vol verzuurd potentieel. Vanavond heeft ze een afspraak met een man die haar daarvoor gaat betalen. Als ze dit drie keer per maand doet, hoeft ze niet naar werk te zoeken. Haar lichaam kan haar werk zijn, ze kan het verzorgen als een meisje van tien haar shetlandpony, ze kan er dingen voor kopen, het insmeren met lotion. De seks is geen enkel probleem. Is dat erg? Is er iets mis met haar dat ze naar bed kan gaan met iemand die ze niet uitgezocht heeft? De meeste mannen zijn aardig en raken haar lichaam aan met een grappig soort eerbied, zelden als het product waar ze zoveel voor hebben betaald dat het alleen maar tegen kan vallen. Haar lichaamswerk kan de nieuwe fase worden in het woedende kunstwerk dat ze besloten heeft dat haar leven nu maar moet zijn, als er toch leven overblijft. Ze smacht naar seks, maar wanneer ze met een man naar bed gaat die ze leuk vindt, en hij haar, en als hij haar vasthoudt nadat ze gevreeën hebben en ze zijn zweet lekker vindt ruiken en zijn slapende lichaam tegen haar aan de hele nacht zoete, zoete leugens vertelt, doet het te veel pijn. Soms kan ze het niet weerstaan, maar dan moet ze er in harde munt voor betalen. Dan maar liever betaald worden, slecht geneukt worden door een hijgende sukkel waar ze ondanks zichzelf een onbeholpen tederheid voor voelt. Ze hoeft zichzelf niet te zijn, ze hoeft niet eens haar eigen naam te gebruiken. Haar eigen naam is onaantrekkelijk, een vleesetende vogelheks. Ze noemt zichzelf Eva. Eva is echt jong, ze kreunt met een overgave die maar half geveinsd is. Maar ze verliest zichzelf nooit, meet elke beweging af, weet wat goed voelt en hoe ze moet verbergen dat ze geen zin meer heeft. Eva kijkt stiekem naar de klok, en telt de tijd niet, zoals Harpie. Soms is ze zelfs Eva als ze naar de supermarkt gaat, voor het geval iemand iets tegen haar zegt. Een ontmoeting met Harpie is in deze toestand onmogelijk.


Ik dacht dat je het leuk vond om mensen te zien lijden.

Jou niet hoor.

Waarom?

Ik houd toch van je.

Nou ja als ik afga op wat ik weet van liefde…

Je weet niets van liefde, bloempje.

Bek dicht, Beëlzebub.

Kom maar op dan, kleine polsensnijder, droog je traantjes, hoe mooi ze ook staan, hup hup.

Deze is voor Albert, die je met een slet bedroog
deze is voor Simon, tegen wie je altijd loog
deze is voor Douglas, met zijn krullenbol zo zwart
deze is voor Alef, de professor zonder hart
deze twee zijn voor Johannes, want die was een beetje dik
en de laatste is voor Nasir met zijn grote harde…

En nou hou je je kankerbek, Satan, anders ga je terug die plas in, akkoord?

Pas bij de laatste traan, je verbaast me, meid.

Ik ben je meid niet, vriend.

Klopt. Je bent mijn vrouw.

Hier dan. Neem ze dan, hond die je bent. Je houdt er toch van? Daar is het je toch allemaal om te doen? Hier zijn mijn tranen, kolerelijer, je
mag ze hebben, geniet ervan.

Ik hoef ze niet, Harpie.

IK HOEF ZE NIET HARPIE ZEGT HIJ jij ongure… ik dacht dat je dat leuk vond, geween en geknars van tanden.

En ik dacht dat jij seks leuk vond.

(Satan maakt gebruik van de abrupt gevallen stilte om oogcontact te maken met Harpie. De vrouwengebruiker met weinig gevoel voor dit soort dingen zou zeggen dat ze er niet mooier op werd. In de witte toets van haar gezicht het kleine roodomrande neusje, lief wippend weliswaar zoals al honderd jaar de mode voor jonge meisjes maar des te schriller is het contrast met de blauwe gaten van haar ogen, de slappe krans van haar haren, het stukgebeten zorgelijke mondje. Maar o, wat houdt hij van haar. Elke keer dat haar hart wordt gebroken krijgt haar uiterlijk een nieuw vernis van troosteloosheid, elk onwaardig geslacht dat haar poezelige kutje openbreekt en aan het huilen maakt, aan het schreeuwen, zet zijn hart verder voor haar open. O Harpie. O verlepte bruid.)



Haar souteneur, bij gebrek aan een beter woord, dacht dat ze het deed omdat ze het leuk vond. Het is niet compleet onwaar, maar het was een ongelukkige woordkeuze. Als je masochisme aan schoolkinderen uit zou leggen zou je misschien zeggen dat die mevrouw het leuk vindt dat die meneer haar pijn doet, maar ieder kind zou zich afvragen of het dan niet nog steeds pijn deed. Het moet moeilijk te begrijpen zijn hoe pijn en genot op die manier vermengd worden, of is het verward? Harpie weet sinds haar eerste solo-orgasme dat het ene in de kern van het andere besloten ligt, maar haar masochisme is conceptueler, geeft haar een abstracter genot. Het personage van het hoertje is ironisch, ze speelt het superieur, maar het is te echt, en dat is de zweepslag die het bitter maakt. Wat bevredigd wordt is ook de cynische, libertarische nieuwsgierigheid die voortkomt uit het idee dat je uiteindelijk alles met jezelf kan doen wat in je opkomt.



Met de blik van een onverschillige minnaar zien alle blote meisjes er hetzelfde uit, uitgevoerd in verschillende maten en kleuren. Het is onvoorstelbaar hoe weinig je eigenlijk naar de details kijkt. Vanuit de lucht gezien is Nederland een doodeng groen en beige raster, maar hoewel het raaigras terrein wint zitten de bermen vol met weerbarstige biodiversiteit. Je hoeft je slaap maar tegen de grond te leggen om de krankzinnige vormen te zien die het leven aan kan nemen. Als je rooster je verleidt te denken dat je dagen beheerst worden door een onwrikbare regelmaat, dat vrijdag vier uur deze week hetzelfde zal zijn als vrijdag vorige week, dan is de kans groot dat je je gewoon vergist. Maar wie zich bewust wordt van die vergissing hoort al gauw zijn ketenen ratelen. Je kunt je niet voorstellen hoe slecht we naar gezichten kijken. Je verwacht het niet. Zo’n meisje dat je op een bruiloft ontmoet, losse blonde haren en een poppengezichtje dat speciaal voor jou lijkt te zijn gemaakt. Een verschijning die al het licht naar zich toetrekt. Je kijkt in haar grote ogen en je weet dat jullie elkaar op dat moment volledig begrijpen, dat al je slapeloze nachten, al je dronken melancholie, al je gebrokenheid wordt gezien en met liefdevolle armen omvat, met zoete lippen weggekust. Ze glimlacht naar je omdat jullie elkaar lijken te kennen, zo voelt zij het ook. Waarom ligt ze zo stil in je armen? Omdat zij het graag zo heeft. Ze laat jou het ritme bepalen, voelen hoe sterk je bent en hoe ze daarvan geniet. Het buurmeisje. Het meisje aan de andere kant van het zwembad. Het meisje dat de tijd lijkt te stoppen door met haar lange benen sierlijk een trap af te lopen. Het bruidsmeisje. Het serveerstertje. Het meisje in de bus dat even naar je lacht als je naast haar gaat zitten. Je kijkt in een knap gezicht en denkt dat je alles weet. Je geeft haar een klap in haar gezicht en ze denkt dat ze alles weet.

Weet je wat ik vannacht droomde Satan? Albert doorstak mijn hand met een fonduevork, wel zeventien keer, het deed verschrikkelijk veel pijn. Ik voelde het echt, daar ben ik zeker van. Hij brak mijn linkervoet met een hamer, en toen ik naar huis strompelde vond ik mijn stiefvader bewusteloos tussen het puin van de achterserre, Albert had hem neergestoken en ons beroofd van ons enige waardevolle bezit, een schilderij van Baciccio. Desalniettemin gaf ik hem een kus en ging het weer aan. Daar kun je toch niet mee thuiskomen? Wat zijn dat voor grappen? Als je het niet meer leuk vindt is er best wat aan te doen, lieveling. Maar je weet wat het probleem is. Ja Satan dat weet ik. Maar je kunt niet eerst jezelf hersenspoelen en daarna iemand anders de schuld geven. Uiteindelijk moet iedereen zijn eigen tijd verdoen, en hoe je dat doet moet je helemaal zelf weten. Ik ben smoorverliefd geworden op mijn weerspiegeling in troebel water, ik heb mezelf wijsgemaakt dat er een verband is tussen weemoed en de maan, ik ben verslaafd aan de triomf van elke nieuwe catastrofe die zich voordoet. En nu is het duveltje uit het doosje hoor, nu zit ik hier met jou. Dat geeft niet, lieverd. Wat zei je grote vriend ook alweer tegen die zieke non? De zonde hoort erbij.

Hannah van Binsbergen schreef de dichtbundel Kwaad gesternte (2016) en de roman Harpie (2020). In 2022 verscheen haar nieuwe bundel Kokanje.

Meer van deze auteur