Fashion! Turn to the left / Fashion! / Turn to the right / Oooh, fashion! / Beep-beep – David Bowie, ‘Fashion’

Van alle kostuums die mijn vader op het podium heeft gedragen was ik misschien wel het meest gefascineerd door wat hij in 1969 aanhad in Biografie: een spel van Max Frisch. Niet alleen omdat het – grijs, licht glanzend, ruimvallend – veel weg had van het pak dat Paul McCartney in datzelfde jaar droeg op het zebrapad van Abbey Road, maar vooral vanwege het lot van het bijpassende personage in het stuk. Iemand die van hogerhand de kans wordt geboden de loop die zijn leven heeft genomen te veranderen door bepaalde daarvoor cruciaal gebleken keuzes te herzien: door de scènes waarin die keuzes (politiek, carrièregerelateerd, relationeel van aard) ooit tot stand waren gekomen als het ware – nee, niet ‘als het ware’: écht, het is allemaal toneel – over te spelen, maar elke keer weer niet bij machte blijkt het nu ook daadwerkelijk anders te doen.

Wat dat aangaat vertegenwoordigt het lot van Kürmann, Frisch’ personage, een middelbare gedragswetenschapper, het lot vanálle personages, of het nu in een toneelstuk, boek of film of wat dan ook is: verzegeld te zijn in een script – om dan, als je in die hoedanigheid aan het verhaal dat je lot is probeert te ontkomen, voortdurend je nagels te breken op het stucwerk van de droomkamer waarin je zit opgesloten. In het leven van een mens is een en ander puur een kwestie van tijd, en niet eens zo veel tijd. Onze keuzes zijn – met enige goede wil – vrij te noemen tot op het moment dat ze eenmaal zijn gemaakt, en dan is het direct what’s done is done en gaan ze, nu met terugwerkende kracht voorbestemd geworden, deel uitmaken van het dwingende zo-en-niet-anders van het lot.

In die zin vormt het zacht glanzende, grijze pak van mijn vader (lichtblauw overhemd, geen das) in Biografie en van McCartney op het zebrapad niet alleen de basisoutfit van iederpersonage, maar los van de kapstok van het lichaam en meer nog dan monnikspij, vleugeljack of regenjas, ook die van ieder mens, acteur of niet: het onderhuidse thuistenue van Everyman, Elckerlijc. Wat je aantrekt naar het Laatste Oordeel. You are what you wear, maar nu als dresscode van de ziel.

Zie bijvoorbeeld de portretfoto die Richard Avedon maakte van Clarence Lippard, een zwerver langs Route 80 in Nevada, die, door Avedon in grijs pak en schoon wit overhemd gestoken, en gefotografeerd tegen een lege, witte achtergrond, met zijn woeste kuif, met sproeten bespatte gezicht en indringende blik, opeens iedereen en niemand zou kunnen zijn, jou, mij, zelfs Hem of Haar zelf.

Als ultieme verbeelding van onze innerlijke naaktheid is het ook Lippards beeltenis die me als eerste voor de geest komt waar het gaat om de vierde van de in de Bijbel genoemde zeven werken van barmhartigheid: ‘de naakten kleden’ – naar het gelijknamige toneelstuk van Luigi Pirandello, waarover iemand ooit zei: ‘Op het toneel zien we hoe men speelt dat men niet speelt wat men speelt.’ Beep beep.

Roel Bentz van den Berg (1949) studeerde filosofie. Behalve schrijver was hij ook radiomaker bij het VPRO-programma De Avonden en medewerker van NRC Handelsblad. Van zijn hand verschenen meerdere essaybundels, waarvan Zapdansen (2005) de Jan Hanlo Essayprijs Groot kreeg. In 2016 verscheen zijn meest recente roman Het naderen van een brug. 

Meer van deze auteur