In 1994, in een essay getiteld ‘Black to the Future’, muntte de criticus Mark Dery de term ‘Afrofuturisme’: ‘Speculative fiction that treats African-American themes and addresses African-American concerns in the context of twentieth-century technoculture — and, more generally, African-American signification that appropriates images of technology and a prosthetically enhanced future — might, for want of a better term, be called “Afrofuturism”.’ Met de introductie van het begrip werd werk van uiteenlopende Afro-Amerikaanse kunstenaars die al een decennia of wat bezig waren, zoals avant-garde jazzlegende Sun Ra met zijn extravagante kostuums, funkpionier George Clinton en schrijfster Octavia Butler, onder één noemer gebracht. De laatste jaren is de term steeds populairder geworden als beschrijving van een hele stroom aan romans, films, comics en beeldende kunst, mede door het megasucces van de Amerikaanse superheldenfilm Black Panther in 2018.

Niet iedereen is blij met de term. Allereerst veronderstelt die een vanzelfsprekend verschil tussen sciencefiction in het algemeen en toekomstbeelden gemaakt door kunstenaars van kleur. Een tweede punt van ergernis is dat de Afro-Amerikaanse ervaring en cultuur centraal wordt gesteld als vertegenwoordiger van zwarte cultuur, terwijl dat globaal gezien natuurlijk niet klopt. Het begrip wordt nu zo enthousiast gebruikt, dat het toegepast wordt op bijna elk werk van zwarte makers met een futuristische inslag.

De Nigeriaans-Amerikaanse schrijfster Nnedi Okorafor heeft die bezwaren het duidelijkst verwoord. De schrijfster werd beroemd met de veelgeprezen serie Binti, over een jong meisje in een toekomstig Afrika dat uitblinkt in voorouderlijke magie en wiskunde en daarom wordt toegelaten tot de meest prestigieuze school in het sterrenstelsel. Okorafor heeft bezwaar tegen het gebruik van het etiket Afrofuturisme voor haar werk. Ze stelt in plaats daarvan het begrip ‘Africanfuturism’ voor, dat valt te vergelijken met Afrofuturisme ‘in de ­manier waarop zwarte mensen op het continent en in de zwarte diaspora met elkaar zijn verbonden via bloed, geest, geschiedenis en toekomst’, maar er ook van verschilt doordat African­futurism ‘specifiek en directer is geworteld in de Afrikaanse cultuur, geschiedenis, mythologie en zienswijze, en zich van daaruit vertakt naar de zwarte diaspora, zonder het Westen te centraliseren of te bevoorrechten’.


De jonge kunstenares die opereert onder de naam AiRich zei een paar jaar terug in een interview met het online tijdschrift The TittyMag het volgende over haar pad tot het kunstenaarschap: ‘Zoals een bakkerskind een bakker zal worden, het kind van een advocaat rechten zal studeren, werd ik als kunstenaarskind ook kunstenaar.’

Helaas is er niet altijd een voorbeeld beschikbaar. Februari vorig jaar verscheen een artikel in Forbes over de daling van het aantal zwarte natuurkunde- en astronomiestudenten in de VS in de afgelopen twintig jaar. Het is nooit veel geweest, maar nu is het minder dan 3 procent van de bachelorstudenten in de natuurkunde en minder dan 2 procent binnen de sterrenkunde. Het artikel geeft een overzicht van hoe – klassiek – het aantal studenten van kleur met elke stap op de carrièreladder daalt, en sluit af met een lijst van aanbevelingen. Naast structurele financiële steun aan beginnende studenten worden er nog een paar verrassend eenvoudige aanbevelingen gedaan: ‘One of the simplest ways to become more inclusive is to assume, as your default, that black physicists and astronomers exist and deserve to be there.’ En verderop is het advies om ‘a self-perception of black students as future physicists and astronomers’ te ondersteunen. Een van de manieren om het aantal zwarte natuurkundigen en sterrenkundigen omhoog te krijgen is dus door aan te nemen dat ze inderdaad ook bestaan.

Het advies om aan te nemen dat natuurkundigen en sterrenkundigen van kleur kunnen bestaan, toont de noodzaak mensen te laten zien op plekken waar ze voorheen *zelfs in de verbeelding *geen plaats hadden. Dat wil zeggen: zwarte mensen in sciencefiction, in de ruimte, op faculteiten natuurkunde en sterrenkunde. Dat laatste is zo’n wrang voorbeeld omdat we de neiging hebben te denken dat de exacte wetenschappen bij uitstek apolitiek zijn. Niets blijkt dus ­minder waar. En net als in de letteren en de kunsten roept deze uitsluiting van grote groepen mensen altijd de tragische vraag op hoeveel fantastisch *potentieel *werk daardoor aan ons is voorbijgegaan. Het is een moeilijk argument, want het bestaande laat zich altijd makkelijker verdedigen dan het potentiële. Als je een vakgebied met uitsluitend één soort mensen ziet, kun je denken dat die blijkbaar extra aanleg hebben voor dat vakgebied. Beter kun je je echter afvragen welke mechanismes ervoor hebben gezorgd dat andere bevolkingsgroepen niet evenzeer zijn gestimuleerd en in de gelegenheid zijn gesteld om eraan bij te dragen. Het resultaat is in elk geval een verarming voor iedereen.

AiRich is, volgens haar website, de eerste bewoner van de planeet AiRich. En wat ze zegt over de mensen in haar werk in The TittyMag geldt waarschijnlijk ook voor de mensen op die denkbeeldige planeet:

‘De zwarte persoon wordt bij mij op een bepaalde manier belicht en ik wil dat iedereen daar energie uit kan halen. Mijn werk wordt vaak beschreven als surrealistisch, omdat de zwarte mensen in een surrealistische setting worden gezet. Alleen dit is voor mij dit [sic] de realiteit. Ik zie zo de zwarte mens. Ik creëer een ideale Utopia wereld en reflecteer daarin op de samenleving, zonder de samenleving mee te nemen in mijn werk.’

Het werk bestaat uit portretten waarin kleur, abstractie en zwarte mensen samengaan in een nieuwe esthetiek. De modellen dragen geometrische witte gezichtsversiering, leren jasjes en smalle zonnebrillen die zowel doen denken aan mode uit de jaren negentig als de Black Panthers. Bij de tentoonstellingsinstallatie gebruikt de kunstenares vaak en veel aluminiumfolie. Als er één materiaal is dat bijna als afkorting kan dienen voor een theatrale versie van de toekomst, dan is het wel aluminiumfolie. Vaak ligt het utopische juist verborgen in het alledaagse.

De Britse criticus Kodwo Eshun, onderdeel van het kunstenaarsduo The Otolith Group beschouwt sciencefiction als een informele bron van informatie en net als aandelenkoersen, weersvoorspellingen en de nieuwste vormen van technologie een commodity. Volgen Eshun bestaat er een feedbackloop tussen wat wordt voorgesteld en toegestaan als toekomst in sciencefiction, en in welke technologische ontwikkelingen daadwerkelijk wordt geïnvesteerd. Voor Eshun is het maken van sciencefiction dan ook een uiterst serieuze daad, waarmee zowel verantwoording zou moeten worden afgelegd een het verleden als aan de toekomst. Hij noemt zo’n interventie een ‘chronopolitical act’. Het werk van AiRich is zo’n chronopolitieke daad. Ze schrijft: ‘We nemen de toekomst in eigen hand, met onze eigen oplossingen en zienswijzen, geleid door de geesten van onze voorouders. We bouwen nieuwe werelden en werkelijkheden die samenvallen met het heden, het verleden heroveren en anticiperen op mogelijke toekomsten.’

Fiep van Bodegom is redacteur bij Extra Extra Magazine en docent aan de afdeling Creative Writing van ArtEZ. Ze schrijft regelmatig over literatuur en publiceerde essays, fictie en vertalingen.

Meer van deze auteur