Eindelijk kan ik mijn dreadlocks weer laten invlechten! Door corona zie ik er een beetje uit als een echte bushman: een mystieke rastafari met tintjes grijs in zijn stoppelbaard. Ik loop met enige trots, want zo zagen de wijzen eruit tijdens mijn jeugd op de Nederlandse Antillen. Het waren mannen die weigerden zich aan te passen aan de bourgeois norm (denk hierbij aan de stijl van The Temptations of Marvin Gaye in zijn vroege Motownjaren). Geen mooi colbert, geen bloes, pantalon of perfect gekamde haren voor rastafari. De kam of de knipschaar was hun vijand. Ze waren in een staat van oorlog tegen Babylon, de naam die zij gaven aan bourgeois normen en vormen van leven. Al die mooie etiquette en respect voor mensenrechten vonden zij hypocriet, aangezien die uiteindelijk waren gebaseerd op een wereldwijde ongelijkheid.

Hun kledingkeuze en haardracht was een symbool van hun strijd. Hun haar was nooit gekamd, maar dread. Ze droegen meestal afgedankte legertenues met armbandjes of een muts met de kleuren groen, goud en rood. Zo leerde ik van een van die wijzen op Aruba, genaamd Bilal, dat groen stond voor het bewustzijn dat de aarde goed was zoals die was, voordat mensen gegrepen door waanzin de rijkdommen van de aarde gingen exploiteren (goud) en hun medemensen tot slaaf maakten of, nog erger, vermoordden (rood). Een echte zwarte man, zei hij, moest niets van Babylon hebben! We moesten Mama Afrika liefhebben. Door hem werd ik een grote fan van Peter Tosh, Bob Marley, Bunny Wailer, Burning Spear, en Jimmy Cliff. Bob Marley’s ‘War’, gebaseerd op de radicale antiracistische speech van de Ethiopische keizer Haile Selassie, was mijn favoriet:

Until the philosophy which hold one race superior
And another inferior
Is finally and permanently
Discredited and abandoned
Everywhere is war
Me say war
That until there no longer first class and second class citizens of any nation
Until the colour of a man’s skin is of no more significance than the colour of his eyes
Me say war

Ik was gefascineerd door de antimaatschappelijke houding van Bilal en het rastaverhaal tegen de racialisering van de mensheid. Ik droeg als tiener kettingen en T-shirts met de rastakleuren. Dit was het geheim van black fashion: anti-onderdrukking. Vandaag, een mooie dag in juli 2020, zijn mijn kaki jas en mijn losse dreadlocks een ode aan hem.

Maar black fashion is altijd divers geweest. Ik hield ook van de Amerikaanse r&b-artiesten, zoals New Edition, Keith Sweat, Troop, Jermaine Stewart, en de Jackson Five. En door de invloed van mijn Dominicaanse oma vond ik de salsero’s- en meringuezangers zoals Oscar de Leon, Joe Arroyo, Johnny Ventura en Colina ook wel wat hebben. Misschien waren deze artiesten in vergelijking met de rastafari te bourgeois qua kledingstijl, maar belangrijker dan wat ze droegen was hóé ze hun kleren droegen: met swag en estilo. Langere jassen met wijde broeken, felle kleuren, hoeden, gecombineerd op een manier die nooit zomaar zou passen in een boardroom of een bank. En in sommige van hun liedjes, denk bijvoorbeeld aan Joe Arroyo’s ‘La Rebelion’, zat diezelfde rebellie als die van Tosh of Burning Spear. Zij combineerden rebellie met een volledige aanvaarding van de verschrikkelijke koloniale geschiedenis die zwart zijn in de Nieuwe Wereld had gevormd. In hun kunst werd geen droom van een daadwerkelijke terugkeer naar een mythisch Afrika levend gehouden. Diezelfde houding vond ik terug in Richard Wrights White Man Listen! en C.L.R. James’ Black Studies and the Contemporary Student: klassieke teksten van gerenommeerde auteurs die zichzelf zwarte westerlingen noemden. Van laatstgenoemde leerde ik de rastafari te begrijpen als een beweging die niet zozeer streed voor een terugkeer naar Afrika, maar het zodanig veranderen van het Westen dat ras er niet meer toe zou doen.

Naast Caribische muziek en r&b hield ik ook ontzettend veel van hiphop: LL Cool J, Kool Moe Dee, en Poor Righteous Teachers. Daar was de stijl ‘straight out the streets’ met klasse: een beetje ruiger dan menig r&b-zanger. En ik leerde genieten van country-and-western, dat ook een geliefd genre is onder Afro-Caribische mensen. Dus als kind droeg ik ook vaak een cowboyhoed en leren gilet! Eclectisch. Meestal zag ik er keurig uit, en wie goed keek kon de mix van invloeden zien. Vandaag ook. Mijn stoppelbaard is keurig gestroomlijnd, zo ook mijn rastakleding. Dit was hoe ik het geheim van black fashion droeg: anti-onderdrukking in een creoolse stijl.

Demonstranten bij het standbeeld van de omstreden generaal Robert E. Lee in Richmond, VS, 2020.

Peter van Agtmael / Magnum Photo

Ik ben op weg naar Zaandam om mijn haar te laten doen. Ik heb veel uitgroei. Een afro begint zich te vormen onder mijn dreadlocks. Ik vertrek vanuit Den Haag, dus het wordt een lange reis. Op het perron complimenteer ik twee jongens die ook op de trein richting Amsterdam staan te wachten met hun kleding. Ze zien er hip uit, alsof ze net uit een videoclip zijn gestapt. R&b met een vleugje hiphop. Ik denk bij mezelf dat het geheim van black fashion dezer dagen een gecamoufleerde boodschap van anti-onderdrukking is.

‘Tuurlijk rasta, het zijn mijn roots, Ik draag het omdat ik woke ben… Black is beautiful, ik ben trots op ons ras,’ zegt een van hen als repliek op mijn compliment. Hij kijkt me aan en vervolgt dat hij ook een BLM-T-shirt gaat bestellen. Hij noemt me rasta en kijkt me eerbiedig aan alsof ik een van de oude wijzen ben. Mijn dreadlocks, stoppelbaard en kleding doen het ‘m. Hij vraagt of ik ook bezig ben met zwart bewustzijn. Ik lach. Hoe moet ik hem vertellen dat dat niet zo is? Ik ben bezig met anti-onderdrukking en dat is iets heel anders. Hij is woke, maar ik ben dat niet, want in mijn wereld slaapt niemand.

De ‘woke’ mensen onder ons, een nieuwe naam voor hen die ontwaakt zijn uit de valse ideologie van witte suprematie, laten zich niet kisten. De woke zijn bloedserieus. Wokeness heeft zelfs een plek verworven in het Oxford-woordenboek, als zijnde ‘alert[ness] to injustice in society, especially racism’. De woke eisen dat de westerse wereld, en dus ook Nederland, verandert. Een week geleden waren er Black Lives Matter-demonstraties in Amsterdam en Rotterdam. Deze zomer ging het om twee dingen: het coronavirus en de moord op George Floyd.

Discursief universum

‘Toffe dashiki’s’ had ik naar hen geroepen. Ik vond ze er werkelijk prachtig uitzien. Ik had geen wokeness verwacht. Met mijn compliment doelde ik niet op politiek of activisme, maar ja, hoe kon het ook anders. Naïef van mij. BLM’s idee van wereldwijde witte suprematie hing toen in de lucht, waardoor complimenten over dashiki’s makkelijk geplaatst konden worden in dat discursieve universum.

En daar komt mijn academische achtergrond naar voren, want met het discursieve universum knipoog ik naar de Franse filosoof Michel Foucault. Hij sprak over discursieve regimes: heersende instituties zoals universiteiten met hun disciplinaire richtingen, iconen en canonieke teksten. Die voeden onze ideeën over de realiteit. In de vier jaar dat studenten gemiddeld op de universiteit zitten, worden zij door deze canonieke ideeën en iconen gevormd en beïnvloed, waardoor zij hun omgeving op een bepaalde manier interpreteren. Met BLM gaat het om een vertoog dat niet dominant is binnen de heersende instituties in Nederland, maar dat toch een brede reikwijdte heeft. Het leeft in de sociale media en activistische bewegingen en de politiek kan er niet makkelijk eromheen.

Vandaar dat ik het begrip discursief universum heb gemunt om duiding te geven aan een normatieve vorm van redeneren die ontstaat in delen van de samenleving rondom een belangrijk sociaal-maatschappelijk thema. Deze discursieve universums kunnen wat in de heersende discursieve regimes wordt voorgesteld als realiteit problematiseren. Zo ook met het discursieve universum van BLM, dat ervoor heeft gezorgd dat studenten in de sociale wetenschappen eisen dat er meer aandacht wordt besteed aan zwarte denkers. Een voorbeeld hiervan is het opzetten van het vak Afro-Nederlandse studies, dat wordt gedoceerd en georganiseerd door Zawdie Sandvliet op de Hogeschool van Amsterdam, een opkomende publieke intellectueel gelieerd aan de Kickout Zwarte Piet-beweging (KOZP). Hij studeerde pedagogische wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en vond de absentie in het curriculum van zwarte denkers een zwaar gemis. Toen ik een gastcolle­ge verzorgde in zijn vak, vroeg hij mij een keer of universitaire docenten moeite hadden met het feit dat universiteiten hun studenten impliciet voorschotelen dat de wereld van serieuze denkers exclusief wit is. Sandvliets vak toont aan hoe een discursief universum langzamerhand onderdeel wordt van een discursief regime.

Black Power in een nieuw jasje

Het discursieve universum van BLM oefent zijn werking uit door de woorden en concepten die worden gebezigd op (sociale) media, in politieke beschouwingen, activistische slogans en alledaagse gesprekken. Daarnaast gebeurt dit met behulp van tastbare objecten waarmee lichamen worden gepolitiseerd: mode, kleding, haardacht, sierraden en tattoos. De heersende opvatting in dat universum is dat zwarte mensen systematisch worden onderdrukt door witte mensen in de VS en de rest van de wereld. Alles wordt gebruikt om dat sociale feit te staven. Tegenwoordig wordt bepaalde kleding, een pak of een rok en bloes, getypeerd als wit. Let wel dat dit voorheen door de rastafari als bourgeois werd gerepresenteerd. Let ook op het feit dat voor C.L.R. James en Richard Wright alle populaire cultuur in het Westen, waaronder mode, niet los kan worden gekoppeld van de arbeid en stijl van de zwarte westerlingen. Nu wordt alle westerse kleding volledig geracialiseerd in het discursieve universum van BLM. Dit valt vaak niet direct op omdat het huidige discursieve universum gebruikmaakt van oudere symbolen en ideeën van het reeds bestaande antiracisme. De dashiki, die in de jaren zeventig van de vorige eeuw door Angela Davis en Kwame Ture een mondiaal symbool werd van Black Power, is vandaag onderdeel van de outfit van de woke geworden. Het is een verbastering van de jaren zeventig. De strijd van Davis, Ture, James, Wright en Bilal was erop gericht om de wereld vrij te maken van ras. En de strijd van BLM is…?

De jongeman met wie ik in gesprek ben op het station, is volledig in zijn sas met zijn zwart-zijn. Hij lijkt antiracistisch, met een liefde voor wat hij noemt: het trots zijn op ons ras. Dat had C.L.R James nooit zo geuit. Zijn huidskleur was een gegeven dat niets te maken had met zijn politieke overtuigingen: tegen racisme en alle vormen van onderdrukking. In zijn tijd waren er natuurlijk ook veel zwarte nationalisten. Hij begreep hun woede en verlangen naar erkenning, maar voor hem was erkenning onderdeel van het herverdelen van de wereldwijde welvaart en het ongedaan maken van ras als feit binnen discursieve regimes. Zouden alle nieuwe initiatieven zoals de Black Archives, Melanin entrepreneurs, KOZP en Miss Black Hair, die onderdeel zijn van het discursieve universum van BLM, ook zo denken?

Ik vraag aan de jongens of hun mode te maken heeft met hun zwarte identiteit. De tweede jongen lacht en zegt: ‘Ja, ik vind het mooi en de chimeids [de meisjes] ook, dus je weet toch.’ Dat laatste betekent dat ik het verder zelf moet invullen, kleding als onderdeel van het spel van versieren. Dit antwoord had niets of hooguit zijdelings te maken met het discursieve regime van BLM. Maar misschien gaf dat juist hoop. De jongens hielden van hiphop en jonge dames van alle kleuren. Hun vriendinnen, die aan kwamen lopen, waren wit. Zou het kunnen dat velen die spreken in het discursieve universum van BLM enkel zeggen wat zij denken dat anderen van hen verwachten te horen? Kan het zijn dat het discursieve universum veel meer contradicties en apolitieke posities in zich bergt dan men in eerste instantie zou vermoeden?

Ik krijg niet de mogelijkheid om deze vragen te stellen: de jongens zijn alleen nog geïnteresseerd in hun vriendinnen. Ze zeggen gedag, wat zoveel betekent als dat wanneer de trein eraan komt, onze wegen zich zullen scheiden. Ik blijf perplex achter. Wat is tegenwoordig het geheim van black fashion?

Francio Guadeloupe (1971) is senior onderzoeker aan het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde en is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij antropologisch onderzoek doet naar urban popular culture en de politics of belonging in het Caraïbisch gebied en Nederland. Eind 2020 verscheen het boek Rotterdam, een postkoloniale stad in beweging, dat hij samen met Paul van de Laar en Liane van der Linden samenstelde.

Meer van deze auteur