© Lucebert, Beest en kind, 1960, c/o Pictoright.

Stedelijk Museum Amsterdam

de duif kreukt glas kraait op, mijn stadse karkas stijf en wond 
uw zolderraam knikt ja 
in de verte hindes in stil zacht dooierlicht, nog verder echo’s 
jongensstemmen bekoorlijk uit hun koddig kinderlijf 
kom schapen volg mij tot de schuur schaduw, schaduw mij 
buiten moet ik rapen, parels rapen op zilverzand en plaat 

op de bodem happen visjes klein en krill in mijn ledig billenvlees 
ontzeg mij niets, geen weerhaken harpoenen slagpennen 
niet uw fijngevormde priemsnavel 
in mijn rif zwaait koraal de scepter, slurven wiegen 
wuiven vijgen in lispelende onderstroom (geen probleem) 
hijgt het borrelende zout mangaanknollen in uw keel 
adem in, diep onder water vriend, ik ben twee kanten van de zee 

kom onderstroom golf dit lichaam, ben ik uw enige compartimentenmens 
vermalen kruimels mij in talloos koren, raak ik ingeblikt tot het hiernamaals 
of strooi mij in wijze zaden over aardse akkers heen 
breng me niet aan diggelen, grond noch vijand of uw affirmatie 
ben ik nog uw mooie vogel wanneer de maan haar wiegmes trekt 
en vleugels vingers snijdt.

Yasmin Namavar (1983) schrijft vooral poëzie. Ze werkt als psychiater.

Meer van deze auteur