Volgens het principe van ‘hier zet men koffie en over’
zwaait de man nu gedag in plaats van de scepter.
Trouwens, zijn bergschoenen had ie toch altijd al aan!
Alsmaar stond ie klaar om te gaan wandelen, bergen tekst op,
dal van taal in, poëtisch smeltwater tot aan de lippen,
op zoek naar de eeuwige bron van zijn Nijl en langs
the heart of the matter en the end of the affair
van levende en dode schrijvers.
Want het droevige aan dode schrijvers is, dat zij
nooit meer zullen schrijven en het prettige gevolg ervan,
dat ieder spoortje woord en dagboekblad, geheime brief of
erotische notitie, elk vreemdgaan in de taal
nauwkeurig op zijn plank belandt in
het museum van de boordevolle woorden,
waar het als levend oeuvre elk nieuwsgierig Aagje
met zijn geurvlag pesten mag.

Kijk: daar wandelt ie zomaar zijn museum uit.
Laat hem maar gaan! Wuif hem vrolijk na,
wens hem alle geluk en liefde op zijn reis.
Schenk hem die open-einde-waan!
Op een dag volgen de bergschoenen vanzelf
de sporen terug en nestelen zich op hun plek
op de planken, waar ze zich laten verstaan
als de tred van een man in de schat van zijn pen.