In de zomer blijkt het platteland nog te bestaan. De stadsbewoner luistert er vol sympathie naar de overpeinzingen van de landman bij wie hij op de boerderij kampeert en stelt vragen over het vee, het gewas, de zorgen en vreugden van wie nog afhankelijk is van actoren waar werkelijk geen invloed over te verwerven valt, zoals uitblijvende regenval, vroege hagel, de bliksem in een rieten dak. Waar de rest van het jaar graanvelden alleen nieuws zijn als er graancirkels in verschijnen, blijken er nu herten in rond te hopsen, en muizen waar de buizerd op loert. Veel wilde planten groeien er tegenwoordig niet meer tussen tarwe en rogge, en onder maïs houdt al helemaal niets het uit, maar soms is er opeens een berm met esparcette of een wilde nachtorchis – soorten die je zelfs niet aantreft in de wildeplantenberm langs de snelweg, waarin toch zeldzaamheden als veldsalie en bevertjesgras als onkruid woekeren. En op het land lees je ook nog eens wat. Poëzie die in de rest van het jaar licht belachelijk overkomt, blijkt waarheden te verkondigen en bespeelt onderlagen die we absoluut niet mogen vergeten op gevaar van zelfverlies. Op zo’n zomeravond, na weken buitenlucht, duiken vragen op waarop geen afdoend antwoord wordt gevonden. Waarom gaan we eigenlijk terug naar de stad? Wat is er mis mee als jij gewoon de kinderen en het huishouden doet terwijl ik werk, waarom moeten we allebei een baan hebben? En wanneer stoken wij nu eens een lekkere fik in de stad?
Vakantie is bedoeld om ons die afstand te geven van waaraf we kunnen overzien dat we ook een ander leven hadden kunnen leiden en dus niet de gevangenen van onze huidige leefwijze zijn, maar integendeel de vrije bespelers ervan. De geglobaliseerde wereldburger hecht zich des zomers een tijd lang aan een plek of een landschap en blijkt nog in staat wortel te schieten, uitlopers te laten groeien naar vergeten domeinen, en een illusie van compleetheid te beleven. Een illusie, want de vakantie duurt maar twee of drie weken en dan begint de stedelijke levenscyclus gewoon weer aan een nieuwe ronde en sleurt al haar inwoners met zich mee.
Wij weten wat wij kwijt zijn omdat we het ieder jaar opnieuw verliezen. Maar dat geestelijke gemis levert net genoeg onbehagen op om onze aandacht scherp te houden, onze gevoelens te testen, kennis te wegen, inzichten op te doen en te ontlopen: hieruit komt alle literatuur, beeldende kunst, wetenschap, emotionele intelligentie en cultuur voort. We doen alsof we wortels hebben, terwijl het alleen maar sociale contacten zijn. ‘Einsamer nie als im August,’ schreef Gottfried Benn. Vakantie is een nulpunt. Geld is niet belangrijk. Tijd is er in overvloed. De ruimte komt tot stilstand. De zon is een levende god. En dan spreekt de wereld, alsof we haar niet proberen te vernietigen, alsof we nog steeds volledige mensen zijn. Wat ze zegt? Dit is een Gids vol augustusgedachten.

Namens de Gids-redactie,
Arjen Mulder

Arjen Mulder (1955) is bioloog van opleiding en essayist van roeping. Zijn meest recente boeken zijn: Wat is leven? (2014, bekroond met de Dr. Wijnaendts Franckenprijs 2018), De successtaker (2016) en het spraakmakende Vanuit de plant gezien (2019).

Meer van deze auteur