De Londense metrolijnen hebben hun kleuren niet voor niets. Blauw is vanzelfsprekend de kleur van de ‘koninklijke’ Victoria Line. Het geel van de Circle Line is een verwijzing naar de zon, terwijl het grijs van de Jubilee Line te maken heeft met de kleur van de slagschepen op de Theems, de rivier waar de lijn vier keer onderdoor duikt. De District Line is groen omdat hij groene buitenwijken als Richmond en Wimbledon bedient. Het meest symbolisch is echter de rode kleur van de Central Line, de lijn die als de ‘Orient-Express’ door de metropool rijdt, eerder een verzameling buitenwijken dan een stad.

De bijna 120 jaar oude Central Line mag dan wel de rode en langste lijn van de stad zijn, de populairste lijn is het niet. Sterker, de lezers van de Evening Standard, Het Parool van Londen, verkozen de lijn een paar jaar geleden tot de vervelendste lijn, samen met de zwarte Northern Line, de Londense Noord-Zuidlijn. De reden is simpel: te druk, te vol, zeker in de spits. Hoewel de treinen bijkans in polonaise rijden, staan er vaak rijen bij de ingang van de stations, met name rond zessen in het zakencentrum, wanneer de accountants, fondsbeheerders en derivatenhandelaren teurgkeren naar de slaapsteden, tuindorpen en buitenwijken. Naar Ealing Broadway bijvoorbeeld, de welvarende buitenwijk in het westen van Londen waar mijn 32 haltes tellende reis door de slagader van Londen begint. Hoewel de nabije omgeving van het station een modernistische misère vormt, is het woord ‘komedie’ de eerste associatie die de Engelsen met Ealing hebben, dit vanwege alle komedies die in de plaatselijke filmstudio’s zijn opgenomen. Ealing was jarenlang het Engelse Hollywood, maar inmiddels is de ‘H’ vervangen door de ‘B’. De studio’s worden steeds vaker het domein van goddelijk dansende actrices in romantische films waar miljoenen mensen in Bombay, Madras en Calcutta naar kijken, alsmede in nabijgelegen Aziatische buurten als Southall en Hounslow.

De schoonmaker heeft alle gratis kranten en waterflesjes weggehaald, met hier een daar een in de haast vergeten boek, paraplu of kunstgebit. Passagiers stoppen hun metropas terug in het hoesje van ikea, hoofdsponsor van de ‘tube’, en de machinist laat de trein piepend koersen in de richting van Acton. Deze naam is een verbastering van ‘Oak Farm’, maar boerderijen zijn er amper meer in deze buitenwijk, die evenveel stations telt als Amsterdam. Lange tijd heeft Acton een ruige bijklank gehad. Misschien is het geen toeval dat The Who er vandaan komt, de rockgroep voor wie de houdbaarheidsdatum van instrumenten doorgaans één optreden bedroeg. Het is het demografische afvoerputje van aangrenzende wijken. De publicist Toby Young, auteur van het hilarische How to Lose Friends and Alienate People, noemde Acton ‘het Nieuwe Shepherd’s Bush’, de wijk waar de koophuizen te duur waren geworden voor deze vader van vier kinderen.

We passeren drie stations: West, North en East Acton. Het spoor lijkt te zijn aangelegd op een vuilnisbelt. Tussen de rails en de achtertuinen liggen autobanden, bankstellen en vuilniszakken, stille getuigen van de Britse onverschilligheid jegens de openbare ruimte en de beslissing van de gemeente om grof vuil niet gratis op te halen. Elke halte zijn er meer reizigers, zoals gebruikers van de ondergrondse werden genoemd voordat ze de kapitalistische eretitel ‘klant’ kregen. Vóór het tijdperk van de gratis kranten was het altijd een spelletje voor me om te kijken of passagier en krant bij elkaar pasten. De bouwvakker met zijn Daily Mirror, de student met zijn Independent, de onderwijzer met zijn Guardian, de advocaat met zijn Times (met The Sun heimelijk ingevouwen), de belegger met zijn zalmkleurige Financial Times, de vrouwen met de Femail-bijlage van de Daily Mail en de lezer van the Daily Telegraph (vanwege haar verlicht-reactionaire wereldbeschouwing ook wel Ye Olde Tudorgraph genoemd) die op weg was naar een van de herenclubs aan Pall Mall. Als een leerling van Sherlock Holmes kon je vervolgens raden wie waar uit zou stappen. In ons tijdperk van de oneindige keuzevrijheid beperken de meeste mensen zich tot de Metro in de ochtend en de Evening Standard in de avond. Of boeken. Ik ontwaar tijdens mijn odyssee de Bijbel (Nieuwe Testament), een boek over de hooligans van West Ham United, The Secret History, Freakonomics, de verzamelde seminars van Jacques Lacan, The Power of Less: The Fine Art of Limiting Yourself to the Essential, Last Train from Liguria, A Short History of Tractors in Ukrainian en The Sword of Shannara. Een willekeurige selectie uit Waterstones.

De kans is groot dat een verstokte Guardian-lezer uitstapt in White City, een naam die associaties oproept met een enclave in het Zuid-Afrika tijdens de Apartheid, maar die slechts verwijst naar de witte paviljoens van de tentoonstellingen uit het Edwardiaanse tijdperk. Sinds jaar en dag staat ‘White City’ symbool voor de bbc die daar haar kantoren en studio’s heeft. Hoewel ze vaak onder vuur ligt, is ‘Auntie’, zoals de staatsomroep liefkozend wordt genoemd, een van de instellingen die een eenheidsgevoel losmaken, waarmee ze dezelfde status heeft als de National Health Service. Er stappen niet alleen journalisten en ander omroeppersoneel uit – van boekhouders tot health & safety-managers – maar ook steeds meer koopjesjagers. Sinds een paar jaar staat op de grens tussen White City en Shepherd’s Bush het grootste winkelcentrum van Europa, Westfield geheten. Alle bekende winkels zitten daar, niet kriskras door elkaar zoals in gewone winkelstraten, maar geordend per categorie. Wie aan de White City-kant begint te winkelen kan aan het andere einde met volle tassen instappen in Shepherd’s Bush, het eerste ondergrondse station aan deze kant van de lijn. De Bush is een multiculturele buurt waar zich in de loop der jaren steeds meer artiesten gevestigd hebben, onder wie Anton Corbijn.

Het multiculturele gehalte van het naburige Holland Park blijft op het eerste gezicht beperkt tot de naam, de buitenlandse miljonairs en hun Filipijnse nanny’s. In de hoek van deze Victoriaanse buitenwijk met haar Royal Crescent, gemodelleerd naar een soortgelijk bouwwerk in het kuuroord Bath, staan echter drie betonnen woontorens. Anders dan in Parijs wonen rijk en arm in Londen vaak op een steenworp afstand – soms al te letterlijk – van elkaar. Elke buurt, hoe rijk ook, moet een bepaald percentage sociale huurwoningen bezitten, die vaak gebouwd zijn op plekken waar tijdens de Blitz de bommen en tegen het einde van de oorlog de V1- of V2-raketten zijn neergekomen. Ook Notting Hill, de volgende halte, is zo’n gemengde wijk. Dankzij de romantische komedie met Hugh Grant en Julia Roberts heeft het een exotische klank, wat wordt benadrukt door de hippe Portobello Market die aan de zuidzijde wordt geflankeerd door pastelkleurige huisjes. In deze wijk woont onder anderen premier David Cameron, het middelpunt van de zogeheten Notting Hill Set, die concurrentie krijgt van de Primrose Hill Set waar de Labour-talenten zich bevinden. Een van de leden van de Notting Hill Set is Rachel Johnson, de zus van de Londense burgemeester, hoofdredacteur van The Lady en auteur van Notting Hell. Dit boek gaat onder meer over de moeite die het kost om telkens weer het juiste merk kinderwagen of sofa te kopen. Deze existentiële keuzes zullen ook voorkomen in de reality-soap Notting Hill. De buurt is niet altijd rijk geweest. In de jaren vijftig vestigden zich hier de immigranten uit de West-Indies, wat zou leiden tot de eerste rassenrellen. Een aandenken uit die tijd is het jaarlijkse Notting Hill Carnival. Ter herinnering aan het feit dat er nog steeds armlastigen in Notting Hill wonen is de Poundland, de knakenwinkel, het Poolse Harrods, prominent aanwezig. Hier wonen niet alleen hedgefondsbeheerders en politici, maar ook de terroristen die op 21 juli 2005 metrowagons probeerden op te blazen, onder meer in Shepherd’s Bush.

Minder gevarieerd is Bayswater, de buurt met de hoogste hoteldichtheid van Londen die onder meer bediend wordt door de stations Queensway en Lancaster Gate, uitstaphaltes voor toeristen, gewapend met een A-Z, de bijbel van Londen. De stations zijn pas gerenoveerd, met vertraging en ver over de begroting. Dit renovatieproject werd uitgevoerd door het inmiddels failliete Metronet, een van de twee bedrijven die de Londense ondergrondse mochten beheren. Het idee was dat in de publiek-private samenwerking niet alleen de winsten maar ook de eventuele risico’s bij het bedrijfsleven kwamen te liggen. Dat eerste bleek het geval te zijn, het tweede helaas niet. De laatste jaren heeft de belastingbetaler de scherven mogen oprapen. De bedrijfsmatige modus operandi is niet populair bij het personeel, dat geacht wordt als robots te werken. Een paar jaar geleden vaardigde het management een anti-humoroekaze uit nadat machinisten pogingen hadden gewaagd om de passagiers te vermaken. ‘Dames en heren, sorry voor de vertraging,’ sprak een machinist ooit, ‘ik weet dat u graag zo snel mogelijk thuis wilt zijn, tenzij u met mijn ex getrouwd bent. In dat geval kunt u het best naar het andere perron gaan en de eerstvolgende trein in de tegengestelde richting nemen.’

De meeste passagiers lezen, staren voor zich uit of slapen door het schelle piepen heen dat mensen waarschuwt voor opengaande of sluitende deuren. Gesprekken blijven doorgaans beperkt tot ‘pardon’ of ‘excuse me’ wanneer mensen tegen elkaar opbotsen, zonder dat er, pragmatisch als de Londenaren zijn, aandacht wordt besteed aan de schuldvraag. Wanneer er toch een gesprek ontstaat, dan kan dat leiden tot onvoorziene complicaties. In de Agony Aunt-rubriek van The Spectator dook dit voorjaar deze brief op: ‘I sat in the Underground next to a man who was just finishing the Daily Telegraph crossword. He wanted me to help with 17 down and we started chatting. My wife got out at Oxford Circus while I went on to Notting Hill Gate. Later she said the man had seemed exceptionally nice and we wondered was it rude not to exchange addresses and telephone numbers?’ Het antwoord was veelzeggend: ‘Had you been on Eurostar it would be different, but it is undignified to ask for the details of an agreeable stranger met on the tube. How poignant, though.’ Wie spreken wil kan beter naar Speakers’ Corner gaan, op de hoek van Hyde Park waar de halte Marble Arch is. De bescheiden Londense variant op de Boog van Constantijn of de Arc de Triomphe staat er een beetje plompverloren bij, zo midden op een verkeersknooppunt en er is sprake van om het gevaarte naar het park te verplaatsen.

Bond Street kent twee avondspitsen: eerst eentje voor vermoeid kantoorpersoneel, een uur later gevolgd door de infanterie van de consumentenbond die zich heeft vermaakt bij John Lewis, Top Shop en Selfridges. Honderd jaar geleden had Harry Selfridge voorgesteld om een directe verbinding van het station naar zijn warenhuis te maken, en het station gemakshalve Selfridges te noemen. Dat was tegen de ongeschreven regel dat stations geen persoonsnamen dragen. Grootheden uit de Engelse geschiedenis, van Boadicea tot Nelson, van Newton tot Churchill, schitteren op Harry Becks kleurrijke metroplattegrond door afwezigheid. Waar de Fransen helden van de Republiek vereren met een metrostation, daar is de Londense plattegrond geografisch van aard, de halte Victoria niet meegerekend. De enige Engelse metrokaart met persoonsnamen hangt in Tate Modern, een persiflage van Simon Patterson. Deze popkunstenaar heeft elk station vernoemd naar een bekend persoon. In zijn visie heet het volgende station op onze route Titian, maar in werkelijkheid is het Oxford Circus, waar een in Japan bedachte Shibuya-kruising is aangelegd, waar voetgangers kriskras kunnen oversteken, volgens burgemeester Boris Johnson ‘a triumph for British engineering, Japanese innovation and good old common sense’.

De ondergrondse is een plek van stilzwijgend contact. Flirten blijft beperkt tot die ene wenk, die ene vluchtige blik in het voorbijgaan, nog korter dan de beroemde afscheidsscène met Celia Johnson en Trevor Howard uit Brief Encounter. Voor wie meer wil is er een tweede kans in een krantenrubriek waar mededelingen staan als ‘Saw you last Thursday at Covent Garden Tube Station. I kept smiling at you and I was the one wearing the yellow blouse. Fancy a drink?’ Uit een onderzoek kwam naar voren dat Bermondsey het meest romantische station is, en onze volgende halte, Tottenham Court Road, het minst, en dat terwijl het aan de rand van Soho ligt, de uitgaanswijk van Londen, compleet met bordelen en telefooncellen die dienen als prikborden voor seksadvertenties. De naam Soho staat voor South of Holborn, de volgende halte op onze reis naar het Verre Oosten. Holborn bedient Bloomsbury, de wijk die bekend werd door de intellectuelen van de Bloomsbury Group. De meeste dichters en denkers zijn weggeprijsd, en de laatste restjes intellectueel erfgoed bestaan nu uit enkele grote uitgevershuizen, de London School of Economics en het British Museum, door W.F. Hermans in ‘Monoloog van een anglofoob’ omschreven als een roversmagazijn. Er wonen steeds minder mensen, laat staan mensen die er geboren en getogen zijn, wat betekent dat de oude Cockney-uitspraak – ‘Hoe-bun’ – nagenoeg is uitgestorven. Het heet nu in universeel Engels ‘Hol-born’. We stoppen op Chancery Lane, de plek waar Woolf met tranen in haar ogen de vernietiging van de Blitz beschreef. ‘A vast gap at the top of Chancery Lane. Smoking still. Some great shop destroyed: the hotel opposite like a shell…’ Van oudsher staat deze buurt bekend als het territorium van de pruiken en toga’s, van de Queen’s Counsels in hun eeuwenoude Chambers en Inns of Court, op loopafstand van zowel Bow Street voor de bagatelzaken, de Old Bailey voor de moordprocessen en de Royal Courts of Justice voor het hoger beroep.

Het symbolische middelpunt van Londen is natuurlijk St. Paul’s Cathedral, de volgende halte. Lange tijd mocht geen gebouw in Londen hoger zijn dan dit imposante bouwwerk van Christopher Wren, maar die regel is in de loop van de twintigste eeuw versoepeld. Na de Blitz was St. Paul’s zo ongeveer het enige gebouw in de omgeving dat nog overeind stond, alsof Hitler mededogen had getoond. Hiermee werd de kathedraal het stenen symbool van de Britse onverzettelijkheid in tijden van tegenspoed. In 1965 vond hier de uitvaartplechtigheid van Winston Churchill plaats, menselijk symbool van diezelfde onverzettelijkheid. Wrens wonder mag de aanval van de nazi’s hebben overleefd, dezer dagen dreigt St. Paul’s te verstikken door de kantoorgebouwen, niet gebouwd met glas in lood, maar met glas in staal. Iets verderop ligt een van de grootste metrostations van Londen: Bank, genoemd naar de Bank of England. Omdat het perron in een bocht ligt klinkt het hier om de paar seconden ‘mind the gap’, een mededeling die een eigen leven is gaan leiden in de populaire cultuur. Bank ligt midden in de City, hart van het oude zakencentrum van Londen – de Docklands is het nieuwe. In de Thatcher-jaren is de City sterk veramerikaniseerd. Voorheen waren banken en andere financiële instellingen veredelde herenclubs, met lange ‘luncheons’ in een laaghangende sigarenwolk. Met de komst van Amerikaanse bedrijven was er geen plaats meer voor heren als Montagu Norman, de president van de centrale bank uit de jaren dertig die niet met de Rolls-Royce maar met de Central Line naar kantoor ging. Zijn stiefzoon Peregrine Worsthorne beschreef dit ritueel als volgt in In Defence of Aristocracy: ‘He travelled by tube from Notting Hill Gate to Bank, causing quite a sensation by so doing. Indeed the spectacle of this tall figure with a Charles i beard, season ticket tucked in the ribbon of his silk hat worn at a jaunty angle, descending into the underground at 8.30 a.m. sharp and ascending thirty minutes later at the Bank – where the buses were held up to allow the Governor to cross Threadneedle Street – became almost as much of a tourist attraction as the Changing of the Guard outside Buckingham Palace.’

In de schaduw van het grote geld ligt sinds halverwege de zestiende eeuw de Nederlandse Austin Friars-kerk, de oudste Nederlandstalige protestantse kerk ter wereld. Gepreekt en gebeden wordt er nog steeds, maar eens per maand is de kerk het tafereel van de City Lunches waar Nederlandse zakenlieden kunnen netwerken. Het kerkje ligt nabij Liverpool Street Station waar Nederlandse Engelandvaarders in het tijdperk voor Eurostar, Eurolines en EasyJet arriveerden, na twee uur eerder te zijn aangemeerd in Harwich Parkeston Quay, in het globaliseringsesperanto ‘Harwich International Port’ geheten. Liverpool Street is in de jaren tachtig gemoderniseerd en op het dak van het station ligt een pleintje waar de marktanalisten na hun werk croquet kunnen spelen. Wie Liverpool Street via de achteruitgang verlaat belandt zonder waarschuwing in Spitalfields, domein van Bengaalse immigranten en de knutselaars van de Britart-beweging. Met man, macht en regelgeving probeert Spitalfields de opmars van de glazen kantoorgebouwen tegen te houden.

Bethnal Green had minder geluk dan St. Paul’s. Dit volgende station is de plek waar op 3 maart 1943 een door paniek bevangen massa de ondergrondse bestormde om dekking te zoeken voor de Duitse luchtaanvallen. Bij het massale gedrang vonden 173 mensen de dood. Na de oorlog oordeelde een onderzoekscommissie dat irrationeel massagedrag de voornaamste oorzaak van de tragedie was. Bethnal Green maakt deel uit van het beruchte Londense East End, het domein van de havenarbeiders, de Cockneys, de East End Boys die, zoals bezongen door de Pet Shop Boys, tijdens uitgaansavonden op zoek gingen naar de West End Girls. Voor sociologen was dit een paradijs. Vooral Michael Young, vader van de eerder genoemde Toby en auteur van het Labour-manifest dat de basis vormde van de verrassende verkiezingsoverwinning van 1945, schreef volop over dit gebied. Young trof er een uniek universum aan. Het vallen van de avond beschrijft hij als volgt: ‘When dusk is falling, the homing pigeons glide down over the Man-sion House, the Stock Exchange and the Bank of England before fluttering into the backyards of Bethnal Green. As the country-bound business men hurry away from their offices in Lloyd’s or Mincing Lane a few hundred yards away, Mr Smith gets back from the docks, waters the flowers in the window-box and settles down to his tea. Mrs Smith pulls the curtains aside to see if she can spot her children playing under the railway arches. All she can see is the rush-hour trains to Ilford and Colchester steaming out of Liverpool Street Station…’ Vanaf de jaren zestig vestigden Aziatische immigranten zich hier, de plaats innemend van de plaatselijke bewoners die hun arbeidershuisjes verruilden voor betonnen flats in de buitenwijken.

Het East End was ook het domein van gangs, de High Mobs, de onderwereld waarbinnen de gebroeders Ronnie en Reggie Kray de plaatselijke godfathers waren. Na te hebben gediend in het leger en een iets te fanatieke invulling van de bokssport, begon de tweeling zijn criminele carrière in Mile End, onze volgende halte, waar ze een snookerhal opkochten. De vorige eigenaar had de twee proberen af te persen waarna zijn hand met een mes werd vastnageld aan een van de biljarttafels. Ze bouwden een zakenimperium op dat reikte tot in Soho. Ronnie werd een beschermeling, en schandknaap, van Lord Boothby, een conservatieve politicus. De begrafenis van Ronnie in 1995 had bijkans de status van een staatsbegrafenis en een paar jaar geleden zei Tony Blair dat hij liever de rechttoe rechtaan criminaliteit van de Krays had dan het willekeurige geweld van vandaag de dag. Iets verder naar het oosten tekenen hijskranen de horizon. Tienduizend bouwvakkers werken hier aan de aanleg van Olympische stadions en huizen voor sporters. Maar sport is wel het laatste waar de Olympische Spelen van 2012 over gaan. Londen heeft dit vierjaarlijkse spektakel binnengehaald als middel om het East End met enige vertraging klaar te maken voor de eenentwintigste eeuw. Dat protest tegen deze gang van zaken niet wordt getolereerd, merkte de psychogeograaf Ian Sinclair. In zijn boek Hackney: the Red-Rose Empire had hij zijn bedenkingen geuit tegen grootscheepse regeneratieplannen, wat ertoe leidde dat hij zijn werk niet mocht voorlezen in de plaatselijke bibliotheken. Epicentrum is Stratford. Het nieuwe station, opgetrokken uit staal, glas en plastic, valt niet te onderscheiden van soortgelijke bouwwerken elders. Naast het station verrijst, net als in Shepherd’s Bush, een Westfield-complex, een teken dat het gebied definitief is toegelaten tot de moderniteit. De synergie tussen sport en winkelen verloopt niet vlekkeloos. De plaatselijke voetbalclub West Ham United, bekend om haar gewelddadige aanhang, wil graag het nieuwe stadion betrekken, maar Westfield vreest een tweewekelijkse invasie van proletarisch winkelende voetbalsupporters.

Na Leyton en Leytonstone komt het spoor weer aan de oppervlakte, een blik biedend op de eindeloze buitenwijken. Veel laagbouw met hier en daar een torenflat, aangelegd zonder interventie van een schoonheidscommissie. Voor de structuur biedt de Engelse taal een mooie term: higgledy-piggledy, de stedenbouwkundige uitwerking van het Engelse pragmatisme en de allergie voor grote projecten naar continentaal model. Dit zijn arbeiderswijken waar stemmen voor de Labour-partij tijdens de verkiezingen niet worden geteld maar gewogen. Haltes krijgen landelijke namen. Snaresbrook. South Woodford. Woodford. Buckhust Hill. En dan Debden, de wijk waar in de jaren vijftig en zestig veel Eastenders uit Bethnal Green en Mile End heen zijn verhuisd, net zoals de Jordanezen en masse naar Almere en Purmerend migreerden. Gezelligheid maakte daarbij plaats voor comfort. Het leven buiten de deur – vrouwen met de witte was in de voortuin en de mannen in the public house – maakte plaats voor een binnenshuis bestaan. Tijdens zijn veldwerk zocht Michael Young families op met de vraag of dit het ‘New Jerusalem’ was dat in het kader van het naoorlogse vooruitgangsoptimisme was beloofd. Het antwoord is ambigu, en licht melancholisch: ‘Debden is separated from Bethnal Green by half an hour in the train and an age in behaviour. Instead of the bustle and shouting of the street markets, there are the hygienic halls of a few multiple stores. Instead of the fierce loyalties of the turnings, there are the strung-out streets on which everyone is a stranger. In Debden the bevy of groups which surround the household has disappeared. Instead of the compact group of kin there is the geographically isolated household. Not that geography makes a gulf. Many families at Debden do preserve some contact with their relatives. But compared to the people of Bethnal Green, the families of Debden are on their own.’ In plaats van een bezoek aan de bioscoop staat nu de televisie aan.

Ongemerkt zijn we het graafschap Essex binnengereden. Voor de vele wijken buiten de Circle Line is de metro de levensader, zoals onlangs te zien was op de tentoonstelling ‘Going Underground’. Dit deel van de stad is het domein van de Essex Man, ook wel de Mondeo Man genoemd, naar het type Ford waarin hij zich voortbeweegt, al dan niet als verkoper van verzekeringen. Binnen de sociologie staat dit stereotype voor de gemiddelde vertegenwoordiger van de working of lower-middle class die in de jaren tachtig de hoeksteen was van Margaret Thatchers electorale succes. Van huis uit is de Essex Man een Labour-stemmer, maar hij viel voor de ‘van krantenjongen tot miljonair-droom’ die het thatcherisme hem bood. Dit Engelse neefje van de Reagan-Democraten wordt vaak vergezeld door de Essex Girl, door Time Magazine omschreven als ‘a lady from London’s eastern suburbs who dresses in white strappy sandals and suntan oil, streaks her hair blond, has a command of Spanish that runs only to the word Ibiza, and perfects an air of tarty prettiness. Victoria Beckham – Posh Spice, as she was – is the acknowledged queen of that realm’.

Binnen de brede coalitie die de Conservatieve Partij is, staat deze Essex Man tegenover de Cameroons, die we een uur geleden tegenkwamen in Notting Hill. Waar de Essex Man gelooft in de meritocratie, een woord dat uitgevonden is door Michael Young, daar hebben de Cameroons een zwak voor het paternalisme. De rit eindigt in Epping, een duizend jaar oud provinciestadje dat in het parlement werd vertegenwoordigd door Winston Churchill. Hier, op 27,5 kilometer van het Londense centrum, begint het platteland van Essex waar de geitenkaas gemaakt wordt die op de boerenmarkten van Notting Hill te koop wordt aangeboden. De machinist stapt uit, de schoonmakers stappen in, klaar om de wagons gereed te maken voor de terugtocht naar Ealing Broadway, door de slagader van Londen die de Essex Man, de East End Boys, de effectenhandelaren, de advocaten, de uitgevers, de koopjesjagers, de nanny’s, de toeristen, de gentlemen, de yuppen, de televisiepersoonlijkheden en de forensen noodgedwongen tot elkaar brengt.