Eenzaam avontuur van Anna Blaman verscheen in 1948 en werd het mikpunt van hoon. De steen des aanstoots was een lesbisch motief: ‘een uitvoerige beschrijving van een danspartij, waarbij twee vrouwen elkaar op allerlei wijzen betasten, die men nauwelijks meer eerbaar kan noemen, is toch zeker geen stof om in een roman te behandelen,’ aldus een van de critici. Blamans roman was ‘een geval van tegennatuurlijke liefde’ en vooral daarom ‘plat, zelfs godslasterlijk’.

Eenzaam avontuur past in een internationale traditie van verboden homo-erotische literatuur. De vraag is waarom de reacties zo heftig konden zijn. Veel auteurs maakten hun werk immers bij voorbaat al onschadelijk door de lesbienne voor te stellen als ‘gedoemd’, dan wel zielig of ziek. Blaman doet dat niet. In Eenzaam avontuur wordt de hiërarchie tussen heteroseksualiteit, de gewenste leefvorm, en homoseksualiteit als de schandelijke aberratie, zelfs omgekeerd. Dat was een trap tegen het zere been. Blaman vraagt niet beleefd om een plaatsje onder de zon voor haar lesbische personage Berthe, maar stelt de belevingswereld van Berthe voor als een nieuw model van liefde. Zij plaatst haar liefdesopvatting tegenover de diverse heterorelaties die haar roman bevolken. Die zijn weinig vervullend, burgerlijk en voorspelbaar. Of ze verzanden na de aanvankelijke passie in lelijk geruzie en verraad.

Eenzaam avontuur vertelt van de liefde tussen de schrijver Bart Kosta en de mooie, rijpe vrouw Alide. Ze houden vakantie in een zomerhuisje. Kosta krijgt bezoek van ene Willem Peps, kapper van beroep. Die deelt hem mee dat hij al een jaar een verhouding met Alide heeft. Kosta’s wereld stort in omdat het Alide ernst is. Ze houdt nog altijd van Kosta, zegt ze, maar de seksuele aantrekkingskracht van Peps wint. ‘Het kan niet anders.’ Kosta blijft vertwijfeld achter. Wat in godsnaam bezielt haar hem te verlaten voor die ordinaire kapper, die proleet – want zo ziet Kosta Peps – en wie is Alide dan eigenlijk? Kosta beseft dat hij haar totaal niet kent. ‘Ik ken alleen mijn eigen fantasie-fantoom Alide.’

Qua verteltechniek beweegt de vertelinstantie soepel tussen de verschillende focalisaties. Vaak verwijlen we in de gedachtewereld van Kosta die rondtolt in zijn intense jaloezie. De roman is een lawine van bezeten introspecties van alle personages, maar Kosta krijgt de meeste aandacht. Mede omdat hij tegelijkertijd een detective schrijft over ene King en diens val voor de femme fatale Juliette, de roman-in-de-­roman waarvan ook wij vele hoofdstukken te ­lezen krijgen: het is een spiegel van Kosta’s eigen verhouding tot de perfide Alide. Bezeten introspecties kennen we van Fjodor Dostojevksi, van ­Nikolaj Gogol, van Wessel te Gussinklo, maar deze polyfone orkestratie van introspecties lijkt me tamelijk uniek.

In de buurt van Kosta en Alide houden ook vier jonge vrouwen vakantie, wier innerlijk ­leven eveneens gefileerd wordt. Zij maken kennis met Kosta en Alide. Yolande is een oppervlakkige flirt. Hilda is ‘een onontwikkeld meisje met een slecht gebit’. Ze werkt in een huishouden, spaart al jaren voor een huwelijk met een stugge kapitein van het gemeenteveer en ­ervaart de seks nu al als een ‘noodzakelijk karwei’. Ziedaar de weinig vervullende heterorelatie. (Hilda’s mevrouw klaagt eindeloos over het vreemdgaan van haar echtgenoot, weer zo een.) Annie is ongelukkig en onwetend: zij volgt gefascineerd het liefdesdrama tussen ‘die Kosta en die Alide’, bang van de destructieve krachten die in mensen blijken te huizen.

Tegenover deze drie soms als ’onbeduidend’ gekarakteriseerde vrouwen staat de ernstige Berthe, die verliefd is op Alide. Alide is in Berthes ogen een Godin die zichzelf genoeg is, onaanraakbaar en eenzaam, “een Olympisch wezen dat in de schoot der goden gespeeld had met mensenharten”. Alide herkent Berthes lesbische gevoelens, zonder erop in te gaan. Haar levenservaring heeft haar cynisch en manipulatief gemaakt: ze pakt wat ze pakken kan, bewondert in Kosta de oprechtheid die ze zelf verloren heeft en haar passie voor Peps verzandt al spoedig in een sadistisch machtsspel. Langzaamaan neemt Alide Kosta’s visie op Peps over: een armzalige, onsmakelijke proleet. Of zoals Berthe het in haar gedachten verwoordt: de koningin en haar lakei.

Ik citeer een passage die karakteristiek is voor wat ik ‘bezeten introspectie’ noemde en voor de manier waarop de focalisaties in deze roman over elkaar heen tuimelen: Peps is hier boos omdat Alide hem verkeerd advies heeft gegeven over de omgang met de chef in zijn zaak. Die chef is daarom vertrokken.

‘“Jouw schuld is het,” zei hij, “je vóelt je wel met je ontwikkeling, je kijkt wel op me neer, maar over zaken praat je nog stommer dan een kip zonder kop.” Dat was het dus. Nu had hij toch gezegd wat ziedend in hem opkwam in de trein terug en wat hij niet had willen zeggen. Maar ‘t was gebeurd. Hij stond zo vierkant mogelijk met de handen in de zakken. “Verdomme,” zei hij nog. Hij merkte niet dat zij, Alide, naar hem keek, en hoe! Met koele minachting. Hoe is het mogelijk, dacht ze, dat ik me daarmee afgeef. Maar ze wist niet dat de vallei waarop haar minnaar staarde plotseling zo grijs werd als een zee.’

Peps’ emoties slaan vervolgens om en een pagina lang durft hij niets meer te zeggen, steeds banger wordend dat Alide boos is. Hij wil het goedmaken, durft ook dat niet.

‘Hij greep bevend haar hand en fluisterde: “Toe, zeg nou ook eens wat.” – Toen vestigde ze onvervaard haar blik op hem. Ze zei: “Dacht je nu heus dat ik dat ooit van belang gevonden heb, die zaak van jou, die rotzaak en die rotchef.” – Ze zei het met een overbeschaafde zachte, honende stem. Het ging er nu om hem te kwetsen, en zo onbarmhartig mogelijk, dat onbenul. Ze voelde hoe zijn hand die op de hare lag begon te zweten. Ze zag dat zijn gezicht wat dieper naar haar toe kwam hangen, moe, zwetend en bezeerd. Zijn neuspunt hing het laagste, zwaar en misvormd. Dat lange hangende gezicht met zijn misvormde neuspunt drukte groot lijden uit, maar een vulgair lijden, laag-bij-de-gronds, vulgair. Ze zou het kunnen wegslaan als een strontvlieg, die je huid bedreigt. ‘s Morgens trouwens stonk dat stinkgezicht, dat strontvliegengezicht, uit mond en neus, ook een bewijs van zijn vulgariteit. “Die stinkproblemen van je,” zei ze zacht en honend, “strontproblemen.”‘

Dit is de ontluisterende echtparenstrijd die we kennen van Edward Albees Who is afraid of Virginia Woolf. Het wordt zo mogelijk nog erger als Alide Peps uiteindelijk ook weer bedriegt met Kosta, maar die liefde blijkt onherstelbaar bedorven. Blamans schrijfwijze is hier overigens veel explicieter dan in veel ander werk. Vooral haar korte verhalen zijn kaler en soberder. De stijl is hier zwaar, volvet. Elke gevoelsnuance wordt uitgesmeerd. In de podcast die Fixdit onlangs maakte, noemde Maarten Doorman deze roman daarom ‘camp’, een groteske, een parodie op wat doorgaat voor liefde, humoristisch zelfs. Dat kan ik niet onderschrijven, maar wel ervaar ik dat de auteur van Eenzaam avontuur haast bezwijkt onder de wil alle gemoedsbewegingen van alle personages uit te meten. Ik nam het in porties tot me om het te kunnen blijven verdragen. Elke portie ervoer ik een verse lading operatesk proza.

Tegenover het ontluisterende heterogedoe staat de liefdesopvatting van de wijze, aristocratische Berthe. Berthe weet al wat Kosta nu pas ontdekt: dat de liefde een illusie is, een eenzaam avontuur.

‘Kosta zoekt Alide, Alide zoekt de onbekende ander en Yolande zoekt op haar beurt Kosta, en ik zoek Alide. Maar in waarheid blijf je allemaal alleen. […] Al wat gebeurt, is dat je soms iemand ontmoet die je vervult met fantasieën, geboren uit een eenzaam hongerend verlangen, meer niet.’

We zien Berthe dansen en kussen op een feest met ene Anne. Berthe is verrukt, maar Anne beantwoordt haar gevoelens niet echt. Er is, zo beseft Berthe, met haar gespeeld. Dit alles gebeurt onder de ogen van mevrouw K., die dat feest geeft en die Berthe aanmoedigt datgene te doen wat ze zelf nooit heeft gedurfd. Al wetende dat Berthe vroeg of laat zal worden afgewezen. Opnieuw is dit de tegenstelling waarop heel Eenzaam avontuur is gebouwd: de aangepaste mevrouw K. tegenover Berthe, de stoutmoedige, de authentieke, degene die echt wil leven en die zich niet laat insnoeren door burgerlijk fatsoen. Die haar eenzaamheid draagt als een ‘edelknaap’: misschien niet toevallig een verwijzing naar de hoofse liefde tussen adellijke dame en de hoveling die haar van verre aanbidt en daardoor de hoogtes en dieptes van zijn/haar eigen ziel cultiveert.

Verderop in de roman ontmoet Alide nog zo’n vrije figuur, een intrigerende vrouw op een terras, voor wie de liefde heeft afgedaan. Alide ziet haar als een oudere versie van Berthe.

‘“Ik,” zei ze, “ik doe niet meer mee. Mij drijft, ontroert of remt het feit dat ik een vrouw zou zijn niet meer. Boven en buiten de wet sta ik […]” Alide knikte. “De wet van lieven en lijden.”‘

Deze vrouw leidt Alide door een verwilderd bos naar een betoverende vallei. Een paradijs.

‘[Alide] keek nog steeds heel ernstig en voelde een soort innerlijke pijn. Kosta, de jonge Berthe en zo’n vrouw als deze naast haar waren van eenzelfde uitverkoren aard. Peps niet. Het leven kon hen aanranden en schenden, maar het paradijs bleef binnen hun bereik. En zij? Zij voelde zich te gast bij uitverkorenen en bij verdoemden, maar nergens thuis.’

Deze tocht van Alide en de onbekende naar deze verborgen vallei is een mise en abîme, een spiegeltekst van de roman als geheel. De onbereikbare liefde is het paradijs van hen die zichzelf weten te behouden.

Het lesbische motief lijkt dus alleen maar een zijspoor. Het nevenverhaal van het lesbische meisje Berthe deconstrueert immers het verhaal op het eerste plan volledig. De treurigheid van de heteroliefde in zijn verschillende gedaanten wordt breed uitgemeten. Die liefde is corrupt, zo blijkt uit het web van tegenstellingen dat Blaman spint (Berthe tegenover mevrouw K., Alide tegenover de oudere vrouw op het terras, Berthe tegenover de drie vriendinnen, Kosta tegenover Berthe). Dat Kosta zich helemaal aan het eind van zijn obsessie met Alide weet te bevrijden, zijn nog onvoltooide detective verscheurt en zijn eenzaamheid omarmt als een openbaring is een intrigerend slotakkoord. Het loslaten van zijn fantasie-Alide en van zijn jaloezie (ook nog eens verdubbeld ­omdat Kosta zich er ook in zijn detective op uitleeft) lost de woede op. Ook Kosta wordt uiteindelijk een Berthe.

In een eerder artikel in Schokkende boeken! (2018) betoogde ik dat het Blamans onschatbare verdienste is geweest dat zij homoseksualiteit ontdeed van zijn probleemstatus: in al haar werk komen homoseksuelen voor, maar hun zijnswijze wordt nergens aangeduid als ziek, gedoemd of uitzonderlijk. Het gaat ook nooit om de homoseksualiteit op zichzelf. Eerder geeft Blaman die een functie voor een ander thema dat haar bezighoudt: de principiële onbereikbaarheid van mensen voor elkaar. Homoseksualiteit is in Blamans verbeeldingswereld een van de vele incarnaties van de condition humaine: het alleen-zijn.

Blaman emancipeerde het homothema dus door het te normaliseren, zo betoogde ik. Die schijnbaar apolitieke visie had in de conservatieve jaren veertig en vijftig een politieke betekenis en een positief effect op de integratie. Blamans literaire grootheid werd bovendien erkend. In 1956 kreeg ze de P.C. Hooftprijs voor haar hele oeuvre.

Maar toch… in Eenzaam avontuur wijkt Blaman af van haar verder zo consequente normaliseringsstrategie. In die roman is homoseksualiteit wel degelijk uitzonderlijk, in positieve zin. Voor Berthe is deze namelijk aanleiding om een aristocratische individualiteit te ontwikkelen. Het is dezelfde beweging als die werd gemaakt door de radicale homoactivistes van de jaren ­zeventig en tachtig, die geen genoegen meer ­namen met ‘acceptatie’ maar kozen voor autonomie en trots. Er ontstond een ‘aristocratie van marginaliteit’. De negatieve visie op homoseksualiteit werd weggelachen. Worden we niet geaccepteerd? We hebben geen interesse. We doen het zelf beter.

Heteroseksualiteit werd ineens gezien als een probleem waarvoor het lesbisch bestaan een oplossing bood. ‘Lesbisch zijn is politieke keuze’ luidde de leuze van de actiegroep Paarse September (1971-1973). Ook de hedonistische Lesbian Nation-beweging (1975-1980) omarmde het idee dat je de hiërarchische relatie van hetero versus homo met meer recht zou kunnen omkeren. Dit provocerend afwijzen van integratie onttakelde de heteronorm pas echt en vestigde het beeld van een pluriformiteit aan leef- en liefdesvormen.

Deze deconstructieve beweging zit al voluit in Blamans Eenzaam avontuur – avant la lettre. En opmerkelijk genoeg werd die destijds ook al door één critica herkend. Annie Romein-Verschoor schreef dat Berthe in Eenzaam avontuur de norm aangeeft waarnaar de personages op het eerste plan gemeten moeten worden. Eenzaam avontuur zou dan eigenlijk gaan over de confrontatie tussen de ‘andere’ liefde en de ‘normale’ liefde.

Blaman wees deze interpretatie van de hand, maar onderschatte denk ik de uitzonderingspositie van Eenzaam avontuur. Dat werk lijkt mij dus groter dan de auteur zelf besefte. Blaman geeft haar vertelinstantie in Eenzaam avontuur bovendien een autoriteit die mij bij herlezing aanvankelijk wat gedateerd toescheen. Personages worden vaak resoluut geclassificeerd als ‘onbeduidend’, ‘oppervlakkig’, ‘vulgair’ dan wel als ‘edel’ en ‘ernstig’. Het is duidelijk waar de sympathie ligt: bij de aristocratie van de geest die zich niet verlaagt tot louter lijfelijke seks, die geen concessies doet aan burgerlijke conventies, die ‘boven en buiten de wet’ staat.

Die gezaghebbende toon is bij nader inzien niet gedateerd maar functioneel. Blaman plaatst zichzelf ermee in de (toen nog alom geaccepteerde) alwetende mannelijke positie. En ook dat was een trap tegen het zere been.

De Fixdit-Podcast: moderne klassiekers, geschreven door vrouwelijke auteurs In de vierde aflevering van de Fixdit-podcast gaat Jannah Loontjens in gesprek met Maaike Meijer, Manon Uphoff en Maarten Doorman over de roman Eenzaam avontuur (1948) van Anna Blaman. Een duizelingwekkend gelaagde roman, waarin melodrama en sardonische humor elkaar afwisselen en samengaan. De roman was bij verschijning een sensatie, ontving laaiend enthousiaste reacties, maar ook ronduit vernietigende kritieken. Er werd door collega-auteurs zelfs een boekentribunaal georganiseerd om Blaman terecht te wijzen. In de podcast wordt dit tribunaal besproken, Blamans bekendheid tijdens haar leven, maar bovenal wat de roman Eenzaam avontuur nog altijd zo rijk en lezenswaardig maakt. Ook is het een aflevering over de geschiedenis van melodrama, over humor en ernst, over camp en kitsch. Deze en de vorige afleveringen zijn te beluisteren op de-gids.nl/podcasts/fixdit.

Maaike Meijer (1949) is biograaf, literatuurwetenschapper en emeritus hoogleraar genderstudies aan de Universiteit Maastricht. Zij schrijft over poëzie, populaire cultuur, biografie, feminisme en hedendaagse verbeeldingen van mannelijkheid. Haar Hemelse mevrouw Frederike, een biografie over F. Harmsen van Beek verscheen eind 2018 en werd genomineerd voor de Book Spot Prijs.

Meer van deze auteur