teken met je wijsvinger
midden op het schedeldak een lijn
zo begint begrenzing
of ben je een teek
die als doedelzak van het bloed af valt
die je eerst met de nagels
van je twee laatste vingerkootjes pakt
en met een halve draai – tak! – uit de huid verwijdert

of ben je alleen de kop van de teek die blijft zitten
als de pirouette mislukt, die zich
(zo gaat onder kinderen steeds weer het verhaal)
juist dan pas echt in het weke vlees boort en vreet
zich een weg vreet tot in het hart

of ben jij het maar die blijft zitten
die zich met de vinger op het schedeldak tikt
als een lifter als een clochard?

een naad houdt iedere schedel gemerkt om te breken
zoals jij daaraan dacht zoogdierkind
zo verwijdt hij zich gelijkmatig langs zijn naden:
je schedel stulpt zijn inhoud om als een tulband
die je uit zijn bakvorm moet slaan om ervan te genieten
of als een kettingbotsing op de snelweg
waarbij bijna de helft van de ondersteboven geraakten
toeschouwers waren er niet van op de hoogte
dat jij iemand bent die leunt op zijn schedel met het oog op

de met bloemen versierde kruisen van hout
in de berm van een snelweg
de zuinige omgang met leven van de matrozen
aan boord van de zinkende russische duikboot kursk
de zo-even verschenen gedichten van gedetineerden in guantánamo
daar hun namen klinken als die van kaliefen
in de sprookjes van duizend-en-een nacht
leefde jij mee toen met de matrozen
van de zinkende russische duikboot kursk?
toen, hoe was dat, denk daaraan

dat je moeder ze jou voorgelezen heeft
en jij wilde zo heten
en weg galopperen zoals zij het niet meer doen
allang niet meer en het mogelijk nooit hebben gedaan
terwijl mieren altijd wegen bouwen
maar mieren handelen dan ook in koloniale waren

of had jij liever een sjeherazade aan je zijde
die met haar vingertoppen de breuknaden van je schedel
masseert omdat je haar anders onthoofdt
of gaat het eerder om een paradox bij jou
en je vinger aan de naad
zoals de schildpad Achilles alleen maar ergerde
omdat die eerder op pad ging dan hij
dan hij het ooit zou kunnen
de halve homerische Ilias lang
duurt de wrok waarop Achilles alleen maar wachtte

verwondert je dat?
wonderen zijn iets voor naïevelingen zeggen de cynici
wonderen zijn iets voor cynici zeggen de naïevelingen
verwondering is iets naïefs zeggen de cynici
dat is cynisch zeggen de naïevelingen
verwondert het jou

dat de schildpad steeds één stap verder gaat dan Achilles
zelf in het mijnenveld stapte een Lady Di tweemaal de perstent binnen

maar het is niet om het even
waar het gebeurt alleen
tussen de regels vindt het in plaats
van deze regels vindt het niet in plaats
van de kunst in stenen bruggen te snijden
van de kunst een rug te strelen
dat zou wat zijn

voor een dichter
liegt te veel
herhaalt zich onverdroten
herhaalt onbewogen
maar de hemel is hemels
maar de aarde is aards
maar de hemel is bedekt
maar de aarde is ter aarde besteld
maar ooit nemen de sterren alles op
wat uit de naden van je gebroken schedel voortkomt
is afgehandeld denk je

dat alleen als je je met je middelvinger
op de fontanel van je schedel betrekt?

toen ik ooit een ruststop maakte
gleed mij de spaanse wegslak voorbij
en vroeg mij hoe rusteloos

een schrijver is zo één die
vallen zet voor dieren
die zich inbeeldden wolven te zijn
weet heeft van zorgen dermate begaafd te zijn
dat het aantal velden aan het aantal velden beantwoordt
een griffel altijd aan een pen?
de strikvragen zijn talismatisch
brei dan een kettingrijm
steek voor steek vast
of heb je linksom
of heb je rechtsom
of heb je soms rondom
of
of
oh –

de kruisbek is een zwaard:
kruisenbek! een tranentrekker!
een vertelletje! een strikrijm!
vertel nog eens die

dit slechts terzijde opgemerkt: flauwe
mop zoals in de straatliedjes
de kunst de straat op ging
de onderdrukte weigerde rijm
met nog een versvoet erachteraan
is het bigot, dit

wachten en wat zich intussen voordoet
eindigt met de wijsvinger op het schedeldak
zo ontstaat begrenzing

j’adoube:

uit: Rede

eins

zeichne mit dem zeigefinger
einen mittelstreifen auf die schädeldecke
so beginnt begrenzung
oder bist du eine zecke
die als dudelsack vom blut abfällt
die du vorher mit den nägeln
zweier letzter fingerglieder packst
und mit einer halben drehung zackig aus der haut entfernst

oder bist du nur der kopf der zecke der zurückbleibt
wenn die pirouette nicht gelingt, der sich
(so hat man es unter kindern wieder und wieder erzählt)
dann erst recht ins weichfleisch bohrt und frisst
frisst bis ins herz hinein

oder bist du es nur der zurückbleibt
der sich mit dem finger auf die schädeldecke tippt
wie ein anhalter wie ein tramp?

eine naht hält jeden schädel zur sprengung markiert
wie du an sie dachtest säugerkind
so erweitert er sich gleichmäßig entlang seiner nähte:
dein schädel stülpt seinen inhalt um wie ein gugelhupf
den du aus der form stürzen musst um ihn zu genießen
oder wie eine massenkarambolage auf der autobahn
bei der nahezu die hälfte der auf ihre dächer geworfenen
zuschauer waren nicht im bilde darüber
dass du jemand bist der sich auf seinen schädel stützt angesichts

der blumengeschmückten holzkreuze
am randstreifen einer autobahn
der sparsamen lebendigkeit der matrosen
an bord des gesunkenen russischen u-bootes kursk
der soeben erschienenen gedichte der häftlinge aus guantánamo
weil deren namen so klingen wie die der kalifen
in den märchen aus tausendundeiner nacht
hattest du damals angst um die matrosen
des gesunkenen russischen u-bootes kursk?
damals, wie war das, denk daran

dass deine mutter sie dir vorgelesen hat
und du wolltest so heißen
so weithin reiten wie sie es nicht mehr tun
schon lange nicht mehr und vielleicht nie getan haben
während ameisen immer straßen bilden
ameisen sind doch dagegen kolonialwarenhändler

oder hättest du lieber eine sheherazade an deiner seite
die dir mit ihren fingerkuppen die sprengnähte deines schädels
massiert weil du sie sonst massakrierst
oder ist es eher ein paradoxon mit dir
und deinem finger an der naht
so wie die schildkröte Achill nur verprellte
weil sie sich früher auf den weg machte als er es tat
als er es jemals zu tun vermag
die halbe homerische Ilias lang
währt der zorn den Achill bloß abgewartet hat

wundert dich das?
wunder sind etwas für naive sagen die zyniker
wunder sind etwas für zyniker sagen die naiven
wundern ist etwas naives sagen die zyniker
das ist zynisch sagen die naiven
wundert’s dich

dass die schildkröte immer einen schritt weiter geht als Achill
selbst im minenfeld trat eine Lady Di zweimal unters pressezelt

aber ist nicht egal
wo das geschieht nur
zwischen den zeilen findet es statt
dieser zeilen findet es nicht statt
der kunst in steine brücken zu schneiden
die kunst einen rücken zu streicheln
das wäre was

für ein dichter
lügt zuviel
wiederholt sich unentwegt
wiederholt unbewegt
aber der himmel ist himmlisch
aber die erde ist irden
aber der himmel ist bedeckt
aber die erde ist beerdigt
aber die sterne nehmen einmal alles auf
was sich aus den nähten deines gesprengten schädels ergibt
ist erledigt denkst du

das nur wenn du dich mit deinem mittelfinger
auf die fontanelle deines schädels beziehst?

als ich einmal rastete
zog an mir die spanische wegschnecke vorbei
und fragte mich wie rastlos sei

ein schriftsteller einer der
fallen aufstellt für tiere
die sich einbildeten wölfe zu sein
weiß von der kümmernis derart begabt zu sein
dass die zahl der felder der zahl der felder entspricht
ein griffel immer einem stift?

die fangfragen sind talismatisch
dann strick einen kettenreim
nach seinen maschen an
oder hast du linksherum
oder hast du rechtsherum
oder hast du etwa rundherum
oder
oder
oh –

der kreuzschnabel ist ein schwert:
kreuznschnabel! ein rührstück!
ein erzählchen! ein fangreim!
erzähl mal den

dies nur am rande bemerkt: matten
witz wie in den gassenhauern
die kunst auf die straße ging
der unterdrückte verweigerte reim
mit einem versfuß hinterher
ist es bigott, dies

warten und was sich in der zwischenzeit tut
endet mit dem zeigefinger auf der schädeldecke
so entsteht begrenzung

Kerstin Preiwuß (1980) studeerde germanistiek, filosofie en psychologie en promoveerde op de plaatsnamen in het Duits-Poolse grensgebied. De afgelopen jaren bracht ze twee dichtbundels en een roman uit, waarvoor ze diverse prijzen kreeg. Het hier opgenomen ‘Eins’ is het openingsgedicht van haar in 2012 verschenen bundel Rede.

De redactie van het Duitse literaire tijdschrift Edit selecteerde deze jonge dichter voor dit nummer. De vertaling is van de hand van Gidsredacteuren Adriaan van Veldhuizen en Piet Gerbrandy.

Voor het themagedeelte ‘Grensland Duitsland’ kreeg De Gids een financiële bijdrage van het Goethe Instituut.

Kerstin Preiwuß (1980) studeerde germanistiek, filosofie en psychologie en promoveerde op de plaatsnamen in het Duits-Poolse grensgebied. De afgelopen jaren bracht ze twee dichtbundels en een roman uit, waarvoor ze diverse prijzen kreeg. Het hier opgenomen Eins is het openingsgedicht van haar in 2012 verschenen bundel Rede.

Meer van deze auteur