Redactioneel
Preambule
Zing, Loper, van je achillespees,
hoe deze opspeelde en pas weer
in het gareel liep op de telgang
die je voeten aan hem gaven
waar de tocht hen ook zou leiden,
waar de wind in huis ook ging.
Zing alsof de Ziggo Dome
aan het naar jou genoemde pad
je als een zon ontvangt,
zing of je stemming ervan afhangt – 
sterker nog, Loper, zing 
want van je zingen hangt je leven af
(of althans je zin erin).
Wees lang van stof, weef,
wees pas af als je er bent, pas op al, 
rol je uit, verschuif je schuins,
Loper, boodschapper, raadsheer:
je missie een weg zonder wijzer,
de brief in je mijter je missive.
Slinger
Loper slaapt in hittebestendige, 
optimaal de uitstoot filerende 
naaktheid onder een bloot plafond 
waarin hij de sterren, 
die zo nabije lichtjaren verre 
met mensenverhalen 
opgezadelde littekens, 
zelf moet duiden. Daar
zijn ongrijpbare grip, dat
de spekgladde stapstenen 
in een levenslange stroom 
die nooit dezelfde is. Loper riep, 
in de installatie die zijn droom 
met aan nauwkeurigheid grenzende 
gooi ernaar was, zijn zeer selectief, 
evenwel verantwoord Pantheon 
aan goden van divers kaliber bijeen.
Alles genoten, niets beklijvend, 
wakker geschud door weldadig 
gewelddadige kou aan de rand 
van de dag op het punt van de start,
staat hij op en kijkt: daar
in de manshoge wandspiegel
dat wat voorheen 
voor jonge god doorging;
een manshoge man van jaren, 
van kop tot teen
ingesneden, uitgewoond; 
niemand die het ziet, 
dus geniet u even mee: 
de enkels niet langer gevleugeld, 
één buigt alsof het de bedoeling is
in zijn geheel naar buiten (vandaar 
die achillespees); het litteken 
op zijn linkerknie, een jaar lang
door zijn voedster met zalfgaas verbonden;
het middelpunt van alles nauwelijks
grijzend, ondulerend en als altijd in de aanslag;
de bekroond als genereus omschreven buik
een tandje genereuzer nog – tussen
buik en borstkas waar de lans stak
een nooit verdwenen blauwe plek
van toen hij tegen de punt aanliep
van een stoelleuning in zijn jacht
op een kat die buiten de bak had geplast;
de borsten daarboven; de ribben 
nimmer resoluut genoeg hersteld
van zijn val in de strijd tegen medeheld;
de naar binnen gekeerde schans
die zich verheft tussen borstbeen en kin
(of anders gezien: die zich overgaf
aan de zwaartekracht tussen kin 
en borstbeen); zie de atrofische 
linkerbiceps en -triceps wiebelend; 
zie de hypertrofische rechterarm,
machtig het kilo’s zwaar racket slingerend 
beender-, spier-, en pezenstelsel 
onder totale controle als het er werkelijk 
toe doet (op de baan); de levervlekken, 
bloemen op zijn vuisten, bloemen 
van bloed. Het hoofd, olijk, de ogen, 
ingekeerd, het uitbundige haar 
een met shaper te erecteren 
adelaarsnest op de schedel 
waarin dit verzinnebeeld werd: 
schoonheid onder tijdverdrijf, 
perfectie niet van deze wereld.
Tijd, Loper, om je te wassen, 
aan te kleden, je diametraal 
naar de ontbijtzaal te begeven – 
waar de ochtendmuzak 
die uit onzichtbare speakertjes zakt
‘Hotel California’ is, niet-
impopulaire noodlotskreet 
van The Eagles (had ik maar één 
nummer geschreven als dit, 
dan zat ik hier niet, denkt Loper 
– en gaat, als hij voor de zekerheid
heeft gecheckt of hij kan vertrekken,
zitten). Loper krijgt te horen, Loper
eet een ei dat nog van pas zal komen,
Loper verschalkt een derde kop koffie,
loopt dan weer naar boven en verwisselt 
van plunje: schoort zijn gestalte (zie
hierboven) in erotiserend exoskelet: 
enkelbrace, compressiekousen
(van het soort dat je nooit meer 
afgestroopt krijgt), kinetische tape om de 
daverende knieën, dáárover
dubbelgestikte banden 
tegen voornoemde zwaartekracht,
elastane luier, toque, armsleeves, 
polsgewrichtimplantaat, 
Schwarzeneggerkinnebak, 
reserveruggengraat.
Dan tilt zich Loper als een oude god
de klaarstaande Transporter in,
hoed op, wandelstok paraat:
klaar voor een epische verplaatsing
naar het eind van de Grensstraat,
het begin van de laatste etappe.
En met de gevleugeld 
wordende woorden
‘Dan kunt u weer verder’
zet de vervoerder 
die hem een slinger gaf
Loper bij de begraafplaats af. 
Spoor
Hoewel het erg snel lijkt te gaan, 
is er geen groot vermogen 
voor nodig. Het geboortekanaal 
wordt geschraagd in bekisting. 
Loper stapte uit, Loper wandelt. 
Versteld zal hij staan: het draait 
vooral om de lege vellen 
die hij moet gaan vullen, 
of schromeloos soms
bij gebrek aan beter 
met ctrl+C’s moet ctrl+V’en.
Het spoor dat hij volgt 
is niet altijd gemaakt
van paden, er zijn sporen 
te eindig voor woorden,
woorden zo spichtig en licht
als de zwijgende sterren 
tegen het alleroudst duister 
dat hier en nu wordt doorgaan; 
de sterren stoïcijns, niet onder de indruk 
van wat woedt, onaangedaan
als de maan: het slechts schijnbaar 
de stormlamp hijsende hemellichaam.
Maar daarvan iets opsteken? Nooit.
Voortploeterend laat Loper 
het hier en nu varen;
de hoop, de aloude overgave
aan de aantrekkingskracht 
van het aardse, 
het steeds ingebeelder
geurenpalet van het kruis. Loper
niet langer een kermisattractie, 
Loper niet langer een speelbal. Hij
volgt niet langer maar trekt het:
spoor door de vliedende ruimte, 
de middelpuntzoekende tijd.
Winding
Tot de draad versleten, vaal en afgemat,
doodop wankelt Loper naar zijn slot,
wetend dit nooit weer te doen. Hij past
maar niet voordat de weg tot stof.
En hij vouwt zich, gaandeweg, om
Essay
Samenleven met anders-dan-menselijk leven
 
          Essay
Zeewierregie
 
          Verhaal
Het lied van de walrus
 
          Poëzie
‘THE PART OF YOU THAT’S ME WILL NEVER DIE’
Beeld
Pantalonvis, as we speak
Poëzie
Efe
Essay
Wanneer bomen antwoord geven
Essay
Leven in kritieke zones
Poëzie
Herbarium met libel
Essay
Reus
Essay
Eindeloze schakeringen van groen en alles in beweging
Essay
Close reading II ‘de weg’ van Joost Decorte
Verhaal
De fles
Poëzie
Terug naar het begin
Essay
Jezelf bij elkaar rapen
Grote vragen
Grote Vragen
Verhaal
Schubben
1922
Een talent voor het Onzichtbare
1922
Bloemen voor Virginia
Het wilde lezen
