Is daar iemand?

Stel zes mensen een vraag, en je krijgt zes verschillende antwoorden. Onze wijsvingers liggen zacht op het glaasje dat heen en weer schiet over de letters die op tafel staan geschreven. Een zevende notuleert. HPG AIAKOIAIO OPW BIPIBO JA zeggen de geesten. Ik ben bijna aan de beurt.

Als je het etentje van je dromen mocht geven en iedereen ter wereld kon uitnodigen, fictioneel of echt bestaand, dood of levend, wie zou je dan het liefst ontmoeten? Voor een seance wordt die borrelvraag ineens een serieuze kwestie. Hilma af Klint, Saartjie Baartman, Emily Dickinson, Joke Smit – ik zou ieder van hen iets kunnen vragen. Maar wat? Mijn probleem is dat ik niet kan praten met mensen die ik bewonder. Een voor een verdwijnen de gedachten uit mijn hoofd, tot ik achterblijf met een zeurende sirene: Zeg iets interessants. Hoe moeilijk kan het zijn. Zeg iets interessants.

Ik zoek liever iemand die ik ken.

Bent u het?

Ik draag de geest van mijn oma bijna elke dag met me mee. Haar broeken, blouses, jurken, jasjes en truien liggen in mijn kledingkast. De gladde, zachte stof valt alsof ik hem zelf heb uitgekozen. In sommige zit nog een ingenaaid etiket. Mw. A. Dekker. In haar nette jurk zit ik aan de gedekte tafel, tussen haar kinderen en kleinkinderen: de Geest van de Voorbije Kerstmis.

Charles Dickens schreef Een kerstvertelling in een tijd dat geesten, zoals wij die kennen, nog maar net waren bedacht. Daarvoor hadden we demonen, of heiligen die aan uitverkoren gelovigen verschenen. Pas halverwege de negentiende eeuw verscheen de geest als een schim van overleden mensen; precies op hetzelfde moment dat vrouwen massaal mediums werden, doodgewone mensen begonnen te pendelen en het ouijabord werd gepatenteerd.

JA.

Met z’n allen leggen we onze wijsvingers op het glas, dat traag over de eetkamertafel beweegt. Ik voel hoe het trekt en weet: dit is niet de vrouw die een knuffelbeertje maakte op haar naaimachine; die bananen en melk in de blender deed en teleurgesteld toekeek hoe ik het glas van me afschoof omdat het niet op de milkshake van de McDonalds leek; de vrouw die grinnikend aan het kerstdiner zat omdat ze niets fijner vond dan wanneer iedereen samen was.

Soms denk ik het bedrog te zien: een hand beweegt. Een arm is aangespannen. Ik voel hoe het glas van me wegglijdt en kijk verbaasd naar de arm van degene tegenover me. Hij is boller. Hij trekt. Ik zie het. Ik zeg niets. Ik weet het niet zeker.

In 1852 bedacht dokter William B. Carpenter de term ‘ideomotorisch effect’ om bovennatuurlijke zaken als het ouijabord en pendelen te verklaren: onze spieren bewegen onwillekeurig, zonder dat we het doorhebben. Een deel van mij houdt het glas vast, een ander deel schuift het over tafel. Er is inderdaad een onbekende in de kamer, iemand die het antwoord weet, en ik ben het zelf.

Ik zou u graag iets willen vragen.

De geest biedt een uitweg, een onzichtbare ruimte achter een dichte deur. Doe hem open, en ineens kun je iets zeggen wat je nooit eerder hebt gedurfd. Negentiende-eeuwse vrouwen vonden hun heil in spiritisme: een medium had de vrijheid om zaken uit te spreken, die een dame normaliter niet over haar lippen kon krijgen. Het is tijd dat slavernij wordt afgeschaft – nee, dat vind ik niet, dat vindt de geest die via mij spreekt. Zulke waarheden, ingefluisterd van hogerhand uit een alwetende wereld van voorbij het graf, kan geen autoriteit tegenspreken.

‘Je voelt nu echt dat er helemaal niets is, hè,’ zegt iemand.

Ja, denk ik. Je voelt dat er niets is.

Vindt u het goed om op deze manier met me te praten?

Het is stil aan de andere kant van het leven. De stenen liggen zwaar op de aarde die drukt op de kist en wat erin zit: piepkleine onzichtbare beestjes. Als ik over de dood wil praten, wil ik het hebben over mummies en dichtgelijmde oogleden. Over de zware bijbel die de uitvaartondernemer op mijn oma’s handen legt, om ze in bedwang te houden. Ook de doden moeten zich aanpassen: handen netjes gevouwen in de schoot.

Het idee van een hemel trekt me niet. Liever hoor ik waarom de lucht zo blauw is als de zee, waaruit de potvis aanspoelt op het strand en waarom zijn lijk na een paar dagen op het zand explodeert, zijn omgeving bedelft onder blubber en delen uit zijn walvissendarm; of het waar is dat sommige Canadese bomen het DNA van zalmen in hun stam herbergen.

NEE.

De ziel lijkt me zo plat, zo individualistisch: alsof er een klein poppetje in je hoofd zou zitten dat de hele machine aanstuurt. Doe mij maar het lichaam: de miljarden bacteriën in onze darmen, de neuronen, de zenuwen, de verbinding met het grotere.

’s Ochtends sta ik op met een modderige ijsbeer die zwaar en grommend over mijn schouders hangt, me influistert dat het leven wreed is, de wereld zinloos. Het schijnt dat die gedachten, heel misschien, niet voortkomen uit een gekwelde persoonlijkheid of een neiging tot kunstzinnige melancholie, maar veroorzaakt worden door onzichtbare diertjes in mijn darmen die magische stofjes in mijn hersenen planten. Over onzichtbare krachten gesproken.

Dank u wel.

Beren eten zalm, ze slepen de karkassen mee het bos in, waar de restjes rotte vis de aarde in sijpelen en door schimmels en boomwortels worden opgenomen, en daardoor leeft een minuscuul stukje van de vis die ooit in de Stille Oceaan zwom na zijn dood door in de stam van een Noord-Amerikaanse spar.

De magie zit ’m in het stoffelijke, in wat we aanraken en wat onder onze vingertoppen verbrijzelt: het ontbindende lijk, de levende deeltjes die in een ander opgaan. Iets spreekt met ons, in ons, en we zijn het zelf. Hier is de tafel: schrijf er letters op, laat hem wiebelen, of dek hem voor het familiediner. Kunnen we praten? Er zijn zo ontelbaar veel andere kanten aan het leven: een boom, een darm, een made, een nette blouse, een naametiket, een borrelglaasje, een idee. BIPIBO JA.

TOT ZIENS.

Nikki Dekker (1989) is schrijver en radiomaker. Ze schreef een voorwerp dat nog leeft (2018), een bundel essays en gedichten over de systemen waarin wij allen vastzitten. Op dit moment werkt ze aan haar debuutroman en een radiodocumentaire over Andreas Burnier.

Meer van deze auteur