Klimaat. Biodiversiteit. Milieu. Duurzaamheid. Opwarming. Waterverontreiniging. CO2. Fijnstof. Stikstof.

Ik kan ze haast niet meer aanhoren, deze woorden. Ze maken me murw. Dat is wat taal soms doet: murw maken. Telkens als mijn ogen over de krantenpagina’s glijden probeer ik de betekenissen tot me door te laten dringen. Maar ze klinken hoe langer hoe holler. Als een GroenLinkser ‘klimaat’ in de mond neemt kan hij net zo goed door een holle toeter blazen. Het raakt me niet meer.

Op zichzelf een verontrustende kwestie, want het gaat over een zéér ernstige zaak. Het gaat over teloorgang. Over vergankelijkheid. Over de dood. De essentie van het leven. De grootste filosofische vraag.

Romanciers en kunstenaars, de beteren althans onder ons, worden gedreven door de dood en de onaanraakbaarheid ervan. Het manna van hun pen en penseel is overwoekerd door schimmel en bederf. Filosofen breken zich al sinds millennia het hoofd over de dood. Over sterven. Over uitsterven. Wat is uitsterven? Een offer? Waarom? Waartoe?

Misschien is alles een rite de passage. Misschien gaat alles voorbij of misschien komt alles weer terug, maar in toenemende mate koester ik ademnood bij grote, zwaarlijvige woorden. Ik snak naar beelden, naar concrete kleine beelden. Ik wil geuren ruiken, smaken proeven, kleuren zien. Ik wil poëzie. Miniatuurpoëzie. Is het niet de poëzie die kapotgaat door onze woorden die steeds groter, vuiger en leger zijn gaan klinken?

Wie praat over biodiversiteit en opwarming moet beginnen met concreet-zijn. Concreet begint bij klein. Groot is niets. Groot is een samenstel van kleine porties, duizenden, miljoenen minuscule porties. Zonder klein bestaat geen groot maar zonder groot bestaat wel klein. Het kleine schreeuwt noch brult. Het trekt zich terug in de stilte van een rotsspleet en geeft de geest zoals een uitdovende kaars nog eenmaal flakkert. Stil en sereen. Een offerande met een gouden rand. Een offerande par excellence.

Laten we voor eenmaal het kleine eren door het grote te weren. Laten we bij vol klinkende naam en toenaam benoemen wat van ons heengaat. Wat ons in stilte verlaat, of reeds heeft verlaten – op het altaar van het alles opslokkende beest, de mens.

Boomkikker geelbuikvuurpad hazelmuis roerdomp zeggekorfslak bruin dikkopje ijsvogelvlinder guldenroede ruwe dravik vuurvlinder iepenpage karwij pijlscheefkelk tweekleurig hooibeestje priemvetmuur eironde leeuwenbek rapunzelklokje veldparelmoervlinder soldaatje schubzegge glasgrondel franjegentiaan muurhagedis riempjes zandhagedis gladde slang rijstgras knoflookpad rood bosvogeltje rozenkransje vuursalamander ruige leeuwentand heikikker Franse silene wilde kat boommarter ingekorven vleermuis geel zonneroosje klein hoefijzerneus draaihals gekield sterrenroos geplooide vrouwenmantel duinpieper dwergmeeuw heelbeen grote leeuwenklauw grauwe kiekendief gevlekt biggenkruid kemphaan agrimonie graskers klapekster korhoen kuifleeuwerik ortolaan velduil woudaap groenknolorchis boshommel bremraap moerasbasterdwederik grote centaurie liggende raket stinkende ganzenvoet harlekijn harige ratelaar melkviooltje gouden kegelbij hennepvreter huttentut rimpelsnuit rode maskerbij kalkwalstro kalketrip nachtkoekoeksbloem tormentilzandbij kattendoorn witte rouwbij krabbenscheer heksenkruid Spaanse ruiter zandblauwtjesglansbij oosterse morgenster kattenstaart onderaardse klaver kleverige reigersbek knikbloem oorsilene getijdeslak kluwenklokje grootmondpluimdrager tripmadam clausilia grofgestreepte glimslak vals muizenoor knolvossenstaart gevlekte witsnuitlibel noordse winterjuffer knotszegge groene glazenmaker kruipend moerasscherm duifkruid boerenkers glassnijder draadgentiaan laksteeltje kuifvleugeltjesbloem vuursalamander knoflookpad vroedmeesterpad drijvende egelskop vleeskleurig mozaïektruffel waterlepeltje vroeg ereprijs driekantig bies werkhoutgeweizwam slank knotsje parnassia akkerboterbloem beklierde ogentroost berendruif berghertshooi betonie blauw guichelheil bonte paardenstaart bolderik brave hendrik breed wollegras christoffelkruid dennenwolfsklauw.

Herhaal bovenstaande namen. Herhaal ze keer op keer.

Mohammed Benzakour (1972) is schrijver en socioloog. Daarnaast verzorgt hij een vaste rubriek voor Het Financieele Dagblad en NRC Handelsblad en is hij essayist voor het Literatuurmuseum. Voor zijn werk ontving hij diverse prijzen, waaronder de E. du Perron­prijs voor Yemma en de ANV Debutenprijs voor zijn roman De koning komt. Verder is Benzakour fervent imker, visser, schaker en amateur­astronoom.

Meer van deze auteur