De vingerafdrukken zijn diep zwart en bespikkeld met witte gaten. Ze zien eruit als stukken stof waar een mot zich doorheen gegeten heeft. In twee rijen van vijf beslaan ze het midden van een archiefkaart waarboven met sierlijke, geduldige letters ‘John Dillinger (Dead)’ geschreven staat, ‘Killed by special agents’.

Dit verhaal gaat niet echt over John Dillinger – notoire, most wanted bankovervaller in de Verenigde Staten van de jaren dertig – maar over zijn vingertoppen. Over ieders vingertoppen, leesbaarheid en landschappen.

De onderzoeker

Het begint ermee dat ze arriveert wanneer het te laat is. Dat is een gegeven. Soms ligt de gebeurtenis nog af te koelen – is de peuk net weggetrapt, werd het bankstel in de haast van het vertrek een kwartslag verschoven, is het bloed nog warm. Andere keren is de laatste beweging al dagen vertrokken. In haar kantoor luister ik naar de vrouw die me uitlegt hoe ze op een plaats delict te werk gaat en terwijl ze vertelt, loop ik in gedachten met haar mee. Ze heeft handschoenen aan, een mondkapje voor en haar hoofd wordt omsloten door de capuchon van haar witte pak, om te voorkomen dat haar DNA zich vermengt met wat er in de ruimte aanwezig is. Ze strijkt een lange wattenstaaf over een peuk om speeksel te verzamelen. Andere voorwerpen, die binnen de context van de plaats delict ‘sporendragers’ heten, gaan in een speciale plastic zak om in het laboratorium onderzocht te worden. Elke zak heeft z’n eigen nummer. Bij het vouwen van een T-shirt schuift ze een steriele doek tussen het voorpand en de mouwen, zodat het bewijs op de mouw en de nek elkaar niet kunnen raken. Dan verdwijnt ook het opgevouwen T-shirt met een sporennummer in een zak.

Net zoals de black box van een vliegtuig informatie over een vlucht registreert, zijn voorwerpen op een plaats delict de zwarte dozen van de gebeurtenis, waarmee terug de tijd in kan worden gekeken. Het zijn mogelijke vertellers, wat me doet denken aan een verhaal uit The Washing Away of Wrongs1. In dit boek uit 1247 deelt de Chinese dokter en rechter Sung Tz’u adviezen over hoe misdrijven kunnen worden opgelost. Het was bedoeld als handboek voor lijkschouwers en onderzoekers, en wordt nu beschouwd als het eerste naslagwerk van de forensische wetenschap. Tz’u illustreert zijn methodes met praktijkvoorbeelden. Een daarvan gaat over de moord op een vrouw wier lichaam in de velden rondom haar dorp wordt gevonden. Omdat ze met messteken om het leven lijkt te zijn gebracht, laat de onderzoeker eerst alle mesachtige landbouwgereedschappen op karkassen van vee testen. Als hij de soort wonden vergelijkt, blijkt dat de vrouw met een handzeis is gedood. Daarop roept de onderzoeker alle mannen uit het dorp bij elkaar en verzoekt ze hun handzeisen in het midden van het dorpsplein neer te leggen, een stap achteruit te doen en te wachten. Het is een warme dag en terwijl het broeit tussen de huizen en tussen de mannen, gebeurt er precies waarop de onderzoeker hoopte: op een van de mesbladen beginnen zich vliegen op de oude bloedresten te verzamelen, om zo de moordenaar te verraden.

Vandaag kunnen bloedsporen, zelfs als ze zijn weggeschrobt met zeep of duizenden keren verdund werden met water, door middel van een chemische reactie zichtbaar gemaakt worden. Het bloed licht dan op, wat het best te zien is als de ruimte wordt verduisterd. De onderzoeker laat me een paar voorbeelden op haar tablet zien, ik kijk naar mesmerisende afbeeldingen van lichtgevend bloed tegen donkere achtergronden. Ze brengen me terug naar de jaren die ik doorbracht in donkere kamers, starend naar opkomende beelden in het ontwikkelbad. Dat is wat de onderzoeker feitelijk doet, ze ontwikkelt het negatief van de gebeurtenis, dat wat bedoeld was onzichtbaar te blijven. Als alles goed gaat, beginnen de sporen een voor een hetzelfde verhaal te vertellen.

De sporennummers en sporendragers, het sporenbeeld en sporenbeheer – het is een biotoop van taal, waarin ik langzaam thuis raak. Er is één spoor in het bijzonder waar veel over wordt gepraat: het vingerspoor. Ik kijk over de schouder van de onderzoeker mee terwijl ze een stuk glas met zilverpoeder bestrijkt en er zwarte folie overheen legt. Als het een paar seconden heeft kunnen hechten, pulkt ze het aan een hoekje los. Met het folie licht ze een vingerafdruk van het oppervlak, haalt ze een kopie van de persoon van het glas af.

De gangster

Hoewel John Dillinger zijn handen een paar dagen niet had kunnen gebruiken, was de pijn van de ingreep het zeker waard geweest. De Duitse plastisch chirurg was secuur te werk gegaan: hij had de buitenste laag van de huid weggesneden, behandelde de toppen met zuur en schraapte de nog resterende richels weg. De huid groeide na een paar weken intact terug, met als enige verschil een verzameling kuiltjes, die bij het nemen van zijn vingerafdruk te weinig profiel boden voor de inkt om zich aan te hechten. Met deze gaten gingen zijn vingerafdrukken het archief in.

Dillingers geschiedenis is bekend. Een wilde jongen die makkelijk in de problemen kwam, zo wordt hij omschreven, wat zijn vader deed besluiten naar het platteland te verhuizen om zijn zoon tegen de verlokkingen van de stad te beschermen. We weten dat Dillinger zich daar stierlijk verveelde, met school stopte, een zestienjarig meisje trouwde, geen enkel baantje kon behouden en op z’n twintigste besloot het over een andere boeg te gooien. Tegen het decor van de Grote Depressie zou hij met zijn Dillinger-gang de ene na de andere bank overvallen. We weten dat de media zijn leven omzetten in dollars, dat hij door alle media-aandacht geliefd was onder het grote publiek en dat hij op z’n eenendertigste in een steegje werd neergeschoten.

We weten alles over zijn laatste minuten.

Toen hij The Biograph Theater verliet en in een reflex de straat overzag, wist hij direct dat er iets niet klopte en begon te rennen. Op zijn netvlies bewoog nog de gangsterfilm die hij net in de bioscoopzaal had gezien, met aan zijn zijde de vrouw van wie hij niet wist dat ze hem had verraden in ruil voor een verblijfsvergunning.

Er zijn vier dodenmaskers van zijn gezicht gemaakt en in het mortuarium kwamen in anderhalve dag tijd 15.000 mensen afscheid nemen. Met zijn gang had Dillinger tien moorden op zijn naam staan, vierentwintig bankovervallen gepleegd en vier wapenmagazijnen geplunderd. Hij was twee keer uit de gevangenis ontsnapt. Na het weghalen van zijn lichaam vulde het steegje zich met mensen die kranten en zakdoeken in zijn bloed doopten, om aandenkens te maken.

Als ik alle informatie over John Dillinger bij elkaar optel, lijkt het alsof de enige missende data die verzameling witte gaten in zijn vingerafdrukken is. Zoals hersenscans bij mensen met dementie witte plekken tonen waar de hersenen hun functionaliteit verloren hebben, maken de uitgebeten kraters in Dillingers vingerafdrukken hem net iets minder leesbaar. Het grootste deel van de afdruk die hij op de geschiedenis heeft gemaakt, is intact gebleven.

De vingerafdrukken van John Dillinger, afgenomen na zijn overlijden in 1934.

Heuvelruggen

Elke dag laten we overal honderden kopieën van onszelf achter. Elke aanraking, elk contact met een oppervlak, wordt bezegeld met een stempel van onze vingertoppen, gemaakt van een laagje vetten en zweet. Dat is onze eigen inkt. Er kan ook nicotine in je inkt zitten, amfetamine of cafeïne als je veel koffie drinkt. De stempel zelf bestaat uit een tekening van lijnen die in een patroon van bogen, lussen en kringen om elkaar heen liggen. Maar zoals we een bergketen vanuit een vliegtuigraam als een afgeplatte weergave van slingerende lijnen zien, zijn de lijnen van een vingerafdruk eigenlijk opstaande randen. Als we vanaf onze kijkhoogte ver konden inzoomen, zouden we een patroon van richels zien, landschappen op microschaal. Die vergelijking ligt in de woorden verankerd: in het Engels bestaat een fingerprint uit ridges en valleys, bergkammen en valleien. Heuvelruggen en dalen. In het Nederlands uit richels en groeven, waardoor ik aan de kustlijn sta en de reliëfs in het zand bekijk waar het water net is weggetrokken.

De vingerscanners in onze telefoons, elektronische sloten en op vliegvelden doen niets anders dan door deze landschappen dwalen. Ze meten het temperatuurverschil tussen een richel en een vallei, of sturen voor ons onhoorbaar hoge geluiden op de vingertop af. Komen ze een richel tegen, dan kaatst de geluidsgolf net iets sneller terug dan vanuit een groef. Net als vleermuizen in het donker hun omgeving zichtbaar maken via echolocatie, maken de scanners zich het landschap van onze vingertoppen eigen.



De vingers van de meeste mensen hebben een patroon van lussen. Ik ook, blijkt als ik mijn toppen in inkt heb gedoopt en afdruk op de randen van mijn notitieboek. Niets bijzonders aan. Kringpatronen komen minder voor, en als je vingerlijnen bogen maken, dan hoor je bij het selecte groepje dat minder dan vijf procent van de bevolking beslaat. De patronen ontwikkelen zich tussen de tiende en twintigste week in de baarmoeder, maar over hoe dat precies gaat, bestaan alleen aannames. Computersimulaties laten zien dat het iets te maken zou moeten hebben met de snelheid waarmee onze huidlagen groeien. De middelste laag zou sneller groeien dan de bovenste, waardoor er opeenhopingen onder het oppervlak ontstaan, die voor een geribbeld patroon zorgen. Hoe het patroon er uiteindelijk uit komt te zien is deels genetisch bepaald, maar wordt in de loop van de zwangerschap beïnvloed door hoeveel een baby beweegt en hoe vaak vingers daarbij de baarmoederwand aanraken.

Niemand, zelfs als je deel uitmaakt van een eeneiige tweeling, heeft dezelfde afdruk. Sinds eind negentiende eeuw worden onze vingerafdrukken daarom als identificatiecodes gebruikt. Elke lijn wordt op zichzelf bekeken en gecategoriseerd. De kleinste details worden opnieuw beschreven aan de hand van landschappelijke termen:

vertakking: een richel die onderweg in tweeën vertakt
eiland-richel: een korte richel die tussen twee langere richels ligt, maar daar niet mee verbonden is
meer of omheining: een richel die vertakt en weer samenkomt, waardoor er een leeg midden ontstaat
uitloper: een korte vertakking van een langere richel
brug of verbinding: een korte richel die overdwars oversteekt en twee langere richels verbindt

Door een zeldzame genetische aandoening worden sommige mensen zonder vingerafdrukken geboren. Omdat dit voor moeilijkheden zorgt bij grenscontroles wordt deze aandoening ook wel immigration delay disease genoemd. Als je hun vingertoppen bekijkt, zie je gladde oppervlakken. De kaart ontbreekt.

De infiltrant

In 2011 stuurde de politie van Boston een infiltrant naar een hotelkamer voor een intakegesprek met een arts om zijn vingerafdrukken te laten veranderen. Daar ontmoette hij de vrouw die migranten hielp onderduiken als dat nodig was en informatie had over ‘andere opties’. Ook haar ex-man was in de kamer, die als levend bewijs zijn vingertoppen aanbood en over de controles vertelde die hij daarmee had ontlopen, omdat je met het verwijderen van het midden uit elke vingertop het systeem genoeg moeilijkheden kon bezorgen.

Het detecteren van iemands identiteit aan de hand van vingerafdrukken heet ‘individualisatie’. Waar ik het woord vooral ken als iets wat je verwerft in je leven – dat je je eigenheid ontwikkelt en daarmee de wereld in durft te gaan – is deze individualisatie bedoeld om mensen eruit te pikken via een in het lichaam geïmpregneerde code. Sinds onze vingertoppen als de belangrijkste zwarte dozen van een delict worden beschouwd, proberen mensen op allerlei manieren hun vingerafdruk uit te wissen. Ze schuren de bovenste laag van hun vingertoppen af, drukken sigaretten erop uit, branden ze, kauwen meer dan nagels weg, experimenteren met zuren. Als er geld is, loopt het anders. Dan richten ze zich tot (zelfverklaarde) doktoren, zoals dokter Zaiter-Pou, de man waar de ontmoeting in de hotelkamer om draaide. Zittend aan een tafel naast het bed legde hij uit hoe de ingreep in z’n werk zou gaan. Hoe hij het midden onleesbaar kon maken, welke instrumenten hij daarvoor zou gebruiken, en waarom de prijs 4500 dollar was.

De video en fotobeelden zijn vanaf de borsthoogte van de infiltrant genomen. Er ligt een opengeritste leren etui met injectienaalden, verschillende maten scharen en een extra bril op tafel. Een andere foto toont een uitstalling pleisters, tubes met onleesbare benaming en een arsenaal aan pijnstillers. Ik herken ibuprofen, een flesje Aleve. Ik vraag me af in welke gemoedstoestand de infiltrant uit deze kamer is weggelopen. Had hij bij het zien van de gereedschappen zijn vingertoppen al voelen tintelen? Of was het voor hem een klinische beleving, gekoeld door zijn missie? Op basis waarvan was hij überhaupt gecast? Hoe had de politie hem gevonden?

De naamloze (Lin Rong)

Lin Rong was 27 toen ze in 2009 de huid van de toppen van haar duim en wijsvinger aan haar linkerhand naar die van de rechterhand liet transplanteren, en andersom. Het was de tweede keer dat de Chinese vrouw na het verlopen van haar tijdelijke visum in Japan probeerde te blijven. Ik kom haar tegen in een rapport dat gaat over wereldwijde fraude met vingerafdrukken, waarin ze wordt beschreven als a woman attempting to evade the Japanese border control system’. Ze staat in het rijtje ‘non-criminal cases’ tussen ‘a woman attempting to deceive…’ en ‘a man at a border crossing…’

Europa heeft een eigen databank met daarin de vingerafdrukken van asielzoekers, de Eurodac. De afdrukken worden in het land van aankomst genomen, waar de vluchtelingen ook verplicht zijn asiel aan te vragen. Als ze dat toch ergens anders proberen, wordt er gekeken of hun vingerafdruk al in het systeem staat. Is er een match, dan worden de mensen zonder gesprek teruggestuurd naar het aankomstland.

Terwijl de bewerkte vingerafdrukken criminelen voor het systeem minder leesbaar maken, maar er naar hun levensverhaal graag wordt geluisterd, werkt het voor de meeste immigranten en vluchtelingen andersom: hun vingerafdruk is perfect leesbaar en daarom hoeven hun verhalen niet te worden beluisterd.

Ook over Ling Rong kan ik bijna niets vinden. Het enige dat me duidelijk wordt is dat ze wilde blijven. Ik besluit haar iets te geven. Een diploma waarmee ze in Japan het dubbele kan verdienen, zo simpel kan het zijn. Een Japanse overgrootmoeder of een onverklaarbare voorliefde voor de taal. Ze had er haar hele studietijd van gedroomd een tijdje in een ander land te wonen, maar niet langer dan een halve dag reizen bij haar familie vandaan. Haar zusje had een chronische ziekte waar ze in Japan medicijnen voor aan het ontwikkelen waren, ze wilde in de leer bij een Japanse poppenspeler, ze was zwanger van een Japanner die er nog niet klaar voor was haar te trouwen.

‘Mutilatie is een taal. En vice versa.’2

Wegwassen

Omdat ik al mijn vingers een voor een in een potje inkt gedoopt heb, loop ik nog twee dagen met zwartige vingertoppen. Ik kon de inkt grotendeels wegwassen, maar er zitten nog duidelijk zichtbare resten onder mijn nagels en op de bovenkant van mijn vingers. Ik schaam me bij het afrekenen, stop mijn handen zoveel mogelijk in mijn zakken. Door de inkt ben ik me de hele tijd bewust van deze uiteinden van mijn lichaam. Het is alsof ze gloeien, en hoewel ze geen inkt meer afgeven, maken ze me duidelijk hoeveel dingen ik de hele tijd aanraak. Hoeveel voor mijn oog onzichtbare afdrukken ik op de wereld achterlaat. Ik bedruk, betast, beduimel en besmoezel haar, wat ik ineens een onpasselijke gedachte vind, die hoeveelheid. Vulgair ook, dat de inkt bij elk contact uit me wegloopt, zonder dat ik daar controle over heb. Dat mijn lichaam zo nodig overal opnames achter moet laten. Ze maken het terrein zichtbaar dat ik elke dag achteloos mag beslaan.

Van de meeste mensen worden hun ‘opnames’ nooit ontwikkeld. Het blijven onbedoelde sporen op stukken papier, tafeloppervlakken, sleutels, een deurklink, een stuk muur. Voor anderen is het van het grootste belang niets achter te laten. Een dader probeert lichaamloos te verdwijnen, onaanwezig geweest te zijn op de plaats delict. De infiltrant moet in een hotelkamer de fictieve identiteit van een immigrant belichamen die dag en nacht aan het werk is om het gegeven van zijn illegaliteit onzichtbaar te houden. Hoe langer ik erover nadenk, hoe minder ik geloof dat het fictief voor hem was. Waarschijnlijk had de infiltrant zich helemaal niet in zijn rol hoeven verdiepen. Hij moet hebben geweten hoe het is om gekluisterd te zijn aan de realiteit van een lichaam waarvan je de sporen continu moet wegwassen. Het kan niet anders dan dat de infiltrant de zwaarte van zijn vingertoppen kende. Dat de deal een uitweg was.

Het is zo’n sterk verlangen, onzichtbaar worden, ook wanneer je sporen minder beladen zijn. In teken- en speelfilms blijft het een dankbare plot, personages wier lichamen door een magische bezwering doorschijnend worden of plotseling in het niets oplossen. Alleen de voorwerpen die ze aanraken bewegen nog, zoals in een aflevering waarin Tom onzichtbaar is en Jerry woedend maakt door alle spullen door het luchtledige te verplaatsen. Soms verdwijnen alleen de lichamen en blijven hun kleren bestaan. Je ziet de kleding dan gewoon bewegen, alleen laten de personages niets van zichzelf achter, zijn nergens ooit geweest. Ze zijn onafdrukbaar, zoals de onderzoeker in haar witte pak. Ik ben nog even bij haar en kijk met haar mee hoe ze op de plaats delict de laatste sporen inpakt. Haar latex handschoenen zorgen ervoor dat het niet persoonlijk kan worden.

  1. De originele titel van het boek is Collected Cases of Injustice Rectified, maar het werd in 1981 in de Engelse vertaling als The Washing Away of Wrongs: Forensic Medicine in Thirteenth-Century China gepubliceerd. 

  2. Ik las dit citaat in het boek De vreemdelinge (2019) van Claudia Durastani. De schrijver haalt het aan na een hoofdstuk over immigrant zijn in Londen na de Brexit, en de ontwrichtende, vereenzamende uitwerking daarvan. Het citaat zelf is van Lorrie Moore. 

Bernke Klein Zandvoort (1987) beweegt zich tussen beeldende kunst en literatuur. Ze schrijft poëzie en essays, en werkt met fotografie en film. Haar tweede bundel, Veldwerk, werd genomineerd voor De Grote Poëzieprijs en de Paul Snoek Prijs. Anno 2022 werkt ze aan een filmproject over het oog als orakel en een essaybundel die bij Uitgeverij Querido zal verschijnen.

Meer van deze auteur