Onbekende bestemming

We vliegen om de wereld
voor zolang het duurt
en het uitzicht mag er wezen

voor zolang het duurt.
Eerst, zul je altijd zien, de vleugel
met z’n kleppen, bouten, zegels

en het flitslicht op de punt
dat met de zon de strijd aanbindt.
Daarboven, als je schuin omhoog kijkt

de tijd- en eindeloosheid
van het wit voor het oneindigst zwart,
momentopname

waar je niks voor koopt.
Waarin je onder je de wereld
waar je hoorde hoort.


Mijn eerste gedicht

De dag dat ik besefte 
dat het tijd werd
voor een gedicht

was een Hemelvaartsdag.

Tegenover mij in de trein 
leest een vrouw
met een kralenkettinkje

om een gebruinde blonde enkel
die naar de hemel leidt
The Subtle Art of Not Giving a F*ck

en lacht, gulzig, ik
wil langs haar been omhoog
omdat het niks uitmaakt, ik in haar op mag.

Buiten in de middag
waar alle licht op het punt
van uitstorten staat

fietsen zwevend in fluorescerend groen
op e-bikes tegen de bosrand echtparen
van zekere leeftijd voorbij,

onwaarschijnlijk oplichtend
en ik vraag mij af
waarover ik schrijf

in dit mijn eerste gedicht 
onderweg naar de Mei. 


De veteranen

Als je niet meer alleen bent begint het.
Op onszelf
zijn we toch wel aangewezen.

Je laatste man wist waar jij was
en waar hij jou
de ruimte kon geven.

Zijn blik en die van jou en op dat moment
wat voor en na de wedstrijd onontwarbaar is
begrepen.

Het wereldraadsel een ademhaling.
Was alles maar zo eenvuldig
als het onmogelijke,

als in de bovenhoek de bal overreden
aan de palm van je handschoen te kleven
en als je in dezelfde tel weer opstaat

weten dat je spits vertrekt en hem die bal
op zijn spreekwoordelijke stropdas
mee te geven,

Jaap die dan
Arveladze doet vergeten,
scoort en heel kort zwaait naar jou.

We hebben het doel
inmiddels achter ons gelaten,
zijn opnieuw en nog steeds op onszelf aangewezen.

Alleen, maar op hetzelfde veld.
We deden,
we doen onze handen spreken.


Het laatste insect

Het laatste insect maakt gebruik
van een leesbril en is anderszins

een poot armer
ook niet meer zo kwiek.

Daar ben je de laatste voor,
dat heeft en dan heb je consequenties.

In de krant die hem miste
leest het laatste insect

dat het ironisch is dat voorruiten,
koplampen en motorkappen

de laatste jaren vlekkeloos
van A naar B bewegen

door de voet op het gas
achternagezeten

ook als dat gas
geen gas meer was.

Hardnekkiger dan insecten
zijn de metaforen die ons besmeuren,

leest het laatste insect,
dat er deemoedig een punt achter zet.


Het ontwerp

Als je tot slot
ontdekt dat begin
al is dat is

Je loopt op een bruiloft
een trap af en treft
wie je eerder nooit zag

Blijft staan
decennia daarna
nog dat begin


Je verdwijnt
net achter een kast
als ik voor het eerst

jou zie en dat is het eind,
die verdwijning
de verschijning

die alles in gang in je
schaduw stelde.
Ontwierp wat ik zien blijf


Je hongert je uit
tot je schaduw
je verschijnpunt

wordt, levert je over
aan wie op je wachtte
en die toen je kwam

je in je dikmaakpak
op kaplaarzen in de regen
ook dat nog liet staan


Het ontwerp luidt
dat niets is veranderd
al is alles anders

dat niets verandert
aan hoe je me wendt
of schrijft, dat je blijft

Al in gang was
voor ook dat
verdwijnt

in het begin dat
nog decennia daarna
staat te beginnen,

als wie je nooit eerder zag treft
onderaan een trap
op een bruiloft

als je ontdekt
dat al wat was
tot slot begin is

Onno Kosters (1962) is dichter, vertaler en docent Engelse letterkunde en Vertalen aan de Universiteit Utrecht. Zijn meest recente dichtbundel is Waarvan akte (2018). Hij vertaalde onder andere Seamus Heaneys District and Circle (met Han van der Vegt, 2013) en Time is a Mother van Ocean Vuong (2022). Hij werkt op dit moment aan een hervertaling van The Waste Land.

Meer van deze auteur