Halverwege de Thaise film Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives wandelt de overleden zoon van de oom Boonmee in kwestie de scène in. Hij is zijn eigen vorm verloren, zoals het een overledene betaamt, maar zijn ziel is nu gehuisvest in het lichaam van een gorilla, tevens de geest van het woud. De zoon, de gorilla dus, schuift aan tafel met zijn familie, en niemand lijkt verbaasd.

In verscheidene culturen is de ziel banaal, vanzelfsprekend. Vaak is de ziel daarbij niet het unieke voorrecht van de mens, ons bezit, maar een eigenschap van de gehele natuurlijke ­wereld – animisme te noemen, naar het Latijnse anima: ziel. Later in dezelfde film wordt een personage verliefd op een waterval, of de geest ervan. In een animistische wereld bestaan er andere relaties, kruisverbanden en causaliteiten, die niet kunnen verschijnen zonder de overtuiging dat de leefomgeving bezield is.

In een jaar dat zo beheerst is door het lichaam, heeft de ziel weinig plek gekregen. Men spreekt liever van de ‘psyche’ of mentale gezondheid, en eigenlijk alleen als het er slecht mee gaat. Maar wat verlies je als je zielloos bent? Wat is er opgebrand bij een burn-out en waar verschuilt het zich? Wie blind raakt voor zichzelf wordt een object – het tegenovergestelde van animisme –, maar wordt ook blind voor de verbinding met de wereld om zich heen. Misschien toont de ziel zich in het negatieve. Juist als ze het verst te zoeken is, verschijnt ze.

In dit nummer van De Gids trokken negen auteurs naar die uithoeken om ten minste een splinter van de ziel bloot te leggen. Zo wordt er een glimp van de ziel gevonden in onduidbare voorwerpen, in de verbintenis tussen alle elementen van een ecologie, in de oersoep van de zee. En misschien schuift, al lezend, de ziel aan tafel, als een welkome maar weinig verrassende gast.

Namens de redactie,
Alma Apt, Maria Barnas, Wytske Versteeg, Dirk Vis en Dirk van Weelden