We’re the saints of degeneration
We don’t owe anyone an explanation
Fuck the leaders; we don’t need this
We’re the elite of disarray

Aldus de Canadese punkrockers van Sum 41 anno 2007 in ‘Underclass Hero’ – de vrijgevochten, het vooruitzicht van Geen Toekomst feestelijk onthalende nazaat van de zevenendertig jaar eerder door John Lennon toch vooral als gemanipuleerde schlemiel weggezette ‘Working Class Hero’ (And you think you’re so clever and classless and free / But you’re still fucking peasants as far as I can see). Een uitgelezen manier om niet te zijn. Niemand, niets.

Nu de arbeidersklasse de nieuwe middenklasse is (en de oude niet weet waar ze het zoeken moet), is er aan de onderkant ruimte te over voor groepen die nauwelijks of geen aansluiting meer hebben bij ‘de samenleving’ – en dat vaak ook niet meer zoeken, maar, is de angst, die datgene waar ze hun zinnen op hebben gezet goedschiks of kwaadschiks wel even komen halen. Misschien daarom dat mijn eerste beeld bij dat beladen begrip ‘onderklasse’ zoiets is als Night of the Living Dead: hordes haveloze zombies die zich voor de deuren en ramen van onze huizen verdringen om zich, eenmaal met geweld binnengedrongen, tegoed te kunnen doen aan ons vlees en bloed.

Het is een geliefd thema in films en boeken die zich afspelen in een onzekere maar steeds vlak om de hoek liggende toekomst: een tijd waarin er enorme getto’s (soms hele planeten of extra dimensies) zijn ingericht voor wie om wat voor reden dan ook uit de boot is gevallen of overboord geduwd: streng bewaakte reservaten voor de ‘countless confused, accused, misused, strung-out ones and worse’ – om maar eens een paar categorieën verworpenen der aarde te noemen, die Bob Dylan opsomt in ‘Chimes of Freedom’. Niet verbazingwekkend in dit verband dat er zich nog maar onlangs een Britse band aandiende die zich Smiley & The Underclass noemt, en zichzelf omschrijft als ‘Think Bob Dylan meets The Clash and King Tubby down a dark alley with razor blades’. Kortom, de ergste nachtmerrie van iedere brave burger.

En daarmee zijn we direct op de plek beland waar zich de harde kern van de onderklasse ophoudt: in de donkere stegen, banlieues, townships, favela’s en andere no-go areas van ons eigen onderbewuste – waar we al onze onderdrukte verlangens, bizarre invallen, alternatieve ikken en spoken uit het verleden, samen met wat afgeschafte of vergeten goden, als evenzovele rotte appels onderin een bodemloze ‘basket of deplorables’ proberen weg te stoppen – om ze dan toch telkens in dromen, klachten, fantasieën en symptomen weer naar boven te zien komen.

Vandaar misschien ook onze wijdverbreide depressies: veelal verkeerd begrepen pogingen om juist uit te breken uit dat getto – om van binnenuit de drempels te verlagen en muren te slechten, die we voortdurend als barricades opwerpen om bepaalde klassen van gedachten eronder te houden, in plaats van ons net als Sum 41 solidair te verklaren met de fine fleur van het ongerede, the elite of disarray.

Roel Bentz van den Berg (1949) studeerde filosofie. Behalve schrijver was hij ook radiomaker bij het VPRO-programma De Avonden en medewerker van NRC Handelsblad. Van zijn hand verschenen meerdere essaybundels, waarvan Zapdansen (2005) de Jan Hanlo Essayprijs Groot kreeg. In 2016 verscheen zijn meest recente roman Het naderen van een brug. 

Meer van deze auteur